Geschiedenis Samenvatting: Tijd van Steden en Staten
§1: Steden, handel en nijverheid
Ontginningen
Vroeg Middeleeuwse domeinen waren autarkisch en de horigen deden het werk, heren
kregen pacht, de kerk kreeg tienden en surplus was voor consumptie. Alle gereedschap en
kleren werden zelfgemaakt. Dit veranderde in de late Middeleeuwen door ontginning en
inpoldering in West-Vlaanderen en daarna tot in Noord-Duitsland.
De voedselproductie en bevolking nam toe door toename van landbouwgrond (ontginning,
inpoldering, drieslagstelsel in plaats van tweeslagstelsel) en nieuwe landbouwmethoden
(paarden in plaats van ossen voor de ploeg, nieuwe soort ploeg die de grond omkeerde in
plaats van losser maakte)
Nijverheid en handel in steden
Door de overschotten ontstonden er steden. De boeren gingen vaker dieren houden, want
de stedelingen wilde luxeproducten als boter, kaas en vlees. Net als in de Oudheid gingen
mensen weer specialiseren en ontstond er weer handel. Mensen gingen dingen die boeren
zelf maakten, maken als beroep om zich in het levensonderhoud te voorzien. Mensen
trokken naar de steden omdat daar meer geld te verdienen was voor ambachtslieden.
Handelaren in een stad werkte samen om handelsvoordelen te krijgen, reizen te kunnen
organiseren, etc.
Hanzes zijn een soort internationale gildes waar bijvoorbeeld wolhandelaren zich in
verenigden (Londen, Brugge, Gent) om ervoor te zorgen dat er altijd genoeg wol
beschikbaar zou zijn. Dit moest omdat de laken productie zoveel wol vroeg, dat de schapen
rondom de Vlaamse steden niet meer genoeg wol leverden.
Brugge, haven voor Vlaanderen
Hoge bestuurders stimuleerde de handel en de nijverheid, en daarmee de steden, om zo
de macht van de adel door middel van belastingen te vergroten. Deze konden dan namelijk
het land om de stad besturen, controleren en verdedigen.
Door een storm die een bres, het Zwin, in het moeras rondom Brugge sloeg, konden
zeeschepen heel diep landinwaarts varen. Brugge werd toen de belangrijkste handelsstad
van Vlaanderen voor Engelse wol. Het achterland was ook goed verbonden door kanalen
en rivieren. Ook moest Brugge Vlaanderen beschermen tegen de Noormannen en
Hollandse graven.
Steden in Noord-Italië
Hetzelfde gebeurde in Italië in de Povlakte, meer dan in Vlaanderen. De vele steden lagen
verder uit elkaar, maar waren wel veel groter dan die in Vlaanderen, de Italiaanse steden
waren zelfs de grootste van Europa. In Bologna en Florence was de textielindustrie de
oorzaak voor de rijkdom, in Genua en Venetië vooral overzeese handel.
, Jaarmarkten en ‘handel van verre’
In het Oostzeegebied ontstond onder leiding van Hamburg en Lübeck de belangrijkste
Hanze, waar ook steden uit het Noordzeegebied zich bij aansloten (Zwolle, Bergen,
London). Uit de Oostzee kwamen graan, vis, hout, pek, barnsteen en bont. Uit de Noordzee
wijn, gebruiksvoorwerpen uit de stedelijke nijverheid en luxestoffen.
Vlaamse handelaren handelde in lakens en kleding met het achterland via de Rijn naar
Keulen. Ook in Frankrijk en Noord-Italië wilde ze deze spullen. In Champagne was elk jaar
voor een paar weken een jaarmarkt in de 12e en 13e eeuw. Hier werden uit alle streken
handelswaren uitgewisseld, zoals tussen de Hanze, Italië en de Arabische wereld.
De ruilhandel werd weer vervangen door een geldeconomie wat de handel stimuleerde,
maar wel beperkingen had. Elk gebied had een eigen munt en het vervoeren van geld was
gevaarlijk. Geld lenen was illegaal binnen het christendom, dus wisselden Noord-Italianen
en joden valuta’s waarvoor je extra betaalde en dus de illegale rente omzeilde.
De papieren waar dit op vastgelegd stonden heetten wissels en werden gebruikt om mee
te handelen in plaats van echt geld. Om bij te houden wie nou geld aan wie schuldig was,
was een goede boekhouding en juridische basis nodig. Daarom werd in Bologna de eerste
universiteit opgericht waar beroemde professoren Romeins recht lesgaven aan juristen.
De jaarmarkten stopten door oorlogen en hoge belasting. Ook gingen de Italianen per boot
naar Brugge. Brugge werd de poort tussen de Hanze en Zuid-Europa zoals Italië dat voor
Zuid-Europa en Azië en Afrika was.
§2: Stadslucht maakt vrij
Stadlucht maakt vrij
In de vroege Middeleeuwen werden slaven horigen en ontstond er meer vrijheid. Vanaf de
11e eeuw gingen horigen ontginnen in ruil voor minder belasting en vrijstelling. In latere
eeuwen groeide de vrijheid verder. “Vrije” horigen trokken naar de stad, want daar hoefde
ze minder te betalen. De adel had nog horigen nodig, dus verminderden ze de belasting en
herendiensten. Steden zorgden dus voor vrijheid.
Strijd om de macht in het stadsbestuur
Stedelingen hadden door privileges meer invloed dan de boeren, onder macht van de adel,
in het bestuur.
In Vlaamse steden werden patriciërs door de graaf tot schepenen aangewezen voor het
leven. De aristocratie kreeg zo steeds meer de touwtjes in handen en misbruikte vaak de
armere door hoge belastingen of oneerlijke straffen.
Het gemeen kwam hier in 1241 tegen in opstand en eiste dat de macht van de patriciërs
ingeperkt zou worden. Vanaf toen kwamen elk jaar nieuwe schepenen en kwam er een
stadsraad waarin gildes de financiën van de schepenen konden controleren.
De Guldensporenslag
Steden konden hun macht vergroten door de goede partij in conflicten te kiezen, zoals
toen Filips IV meer macht over Vlaanderen wilde, maar de Vlaamse graaf Gwijde dit
weigerde.