Geschiedenis Samenvatting: Tijd van Regenten en Vorsten
§1: Rijk door handel overzee
Gespecialiseerde boeren
Boeren in de Republiek waren geforceerd te specialiseren door verandering van het
landschap. In de kunstmatig laaggemaakte delen (door ontginning en turfafgraving) werd
er gespecialiseerd in veeteelt en de productie van vlees, boter en kaas. Op hogere delen
werd er gespecialiseerd in verschillende soorten handelsgewassen, zoals tabak, wat hielp
wanneer de aanvoer vanuit Amerika stokte.
De overgang naar veeteelt was mogelijk door de grootschalige graanhandel met het
Oostzeegebied, waardoor de steden van voedsel konden worden voorzien.
Stapelmarkt
Amsterdam werd rond 1600 de belangrijkste havenstad van West-Europa door verzanding
van het Zwin en de blokkade op de Schelde. Door de werking van kapitalisme kon het graan
uit de Oostzee voor veel geld naar gebieden met tekorten gescheept worden en het werd
de belangrijkste handel. Door de gunstige ligging van de zeeprovincies aan de zee en de
rivieren kon er een driehoekshandel ontstaan: Holland (tussenpunt) - Biskaje (zout en wijn)
– Oostzee (hout en graan). Door extra informatie en grote, snelle schepen verliep het vlot.
De positie van Amsterdam kwam door de stapelmarkt, waar voorraden werden
opgeslagen. Deze voorraden groeide steeds verder door nieuwe handelsmogelijkheden,
ook met vijanden van de Republiek.
Van concurrentie naar compagnie
Eind 16e werd de Republiek belangrijk in de wereldeconomie, waardoor het
handelskapitalisme ontstond. In 1594 werd de eerste compagnie opgericht die, naar
voorbeeld van Spanje en Portugal, specerijen uit Azië zou halen. De eerste reis gaf veel
verlies, maar was een teken dat deze handel wel mogelijk was. Uit elke havenstad gingen
schepen onder verschillende compagnieën naar Azië, wat de inkoopprijs verhoogde en de
verkoopprijs verlaagde, dit was een ongunstige ontwikkeling.
Om dit te voorkomen zorgde Johan van Oldenbarnevelt voor een samenwerking van
koopmannen onder de Verenigde Oost-Indische Compagnie, waarvan het kapitaal werd
verkregen door aandelen te verkopen. Hiervan werd de winst elk jaar uitgedeeld.
Desnoods met harde hand
De VOC kreeg een monopolie en verregaande bevoegdheden, waarmee ze bijvoorbeeld
verdragen mochten sluiten, soldaten in dienst mogen nemen en forten mochten bouwen.
Als de bevolking niet meewerkte, gebruikte de koopmannen vaak extensief geweld.
De nijverheid groeide sterk in de Republiek door het verwerken van handelsgewassen en
de scheepsbouw, waar enorme werkkrachten voor nodig waren. De nijverheid was in
vergelijking met buurlanden ook veel groter.
, Jaloerse buurlanden
Door de nieuwe ontwikkelingen steeg de welvaart in de Republiek sneller dan die van
buurlanden, wat jaloezie opwekte bij onder ander Engeland en Frankrijk. Engeland stelde
de Act of Navigation in, wat Hollandse koopvaarders tegenwerkte en Frankrijk gebruikte
mercantilisme om de eigen economie te beschermen tegen Hollandse handelswaren. Het
geld wat Frankrijk hiermee spaarde was nodig om de hofhouding van de koning te betalen.
§2: Wie heeft de macht?
Particularisme in de Republiek
Na het verstoten van Filips II bleef de oude bestuursvorm bestaand: (Gewestelijke) Staten
met adel en vertegenwoordigers uit het gewest, die dan allemaal verzamelen in de Staten-
Generaal. Ook bleef de stadhouder (Oranjes in Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en
Overijssel; Nassaus in Groningen en Friesland), die eerst door de koning werd benoemd,
maar nu door de Staten zelf. Na het uitroepen van de Republiek kwam de macht bij de
Staten, door een afwezigheid van adellijke leiders. Deze afwezigheid zorgde er ook voor dat
Johan van Oldenbarnevelt (Holland) de positie van raadspensionaris kon verzekeren,
waarmee hij een soort premier en minister van buitenlandse zaken werd. Hij kon veel
praten en leden onder druk zetten, door te dreigen met het stoppen van Hollandse steun.
Elk gewest koos zelf zijn vertegenwoordigers die een opdracht kregen van het eigen
gewest. Wanneer er in de Staten-Generaal afgeweken werd van deze instructie, moest de
regent terug om te overleggen. Elk gewest had dus een soort vetorecht.
Tweespalt in de Republiek
Maurits was niet blij met Van Oldenbarnevelt, aangezien zijn positie als nieuwe stadhouder
én legeraanvoerder steeds verder werd beperkt door de Staten-Generaal, die nu de
militaire beslissingen maakten. Ook was Maurits aanhanger van de ‘preciezen’ en Van
Oldenbarnevelt van de ‘rekkelijken’. De Staten van Holland waren bang voor een
staatsgreep en namen nog een reeks macht verkleinende maatregelen aan.
Dit was de druppel voor Maurits, die nu van de Staten-Generaal een volmacht kreeg om
alles te doen ‘wat de rust zou bewaren’. Hij veroordeelde Van Oldenbarnevelt ter dood, die
in 1619 op het Binnenhof werd onthoofd.
Maurits werd opgevolgd door Frederik Hendrik, die met het bouwen van een
stadhouderlijk verblijf in Den Haag het stadhouderschap koninklijk liet lijken. Zijn zoon
trouwde met Maria Stuart, de prinses van Engeland, maar wist de Republiek niet om te
vormen tot een monarchie, wat al eeuwen zo was in Frankrijk.
Het absolutisme in Frankrijk
In Frankrijk was in plaats van particularisme centralisatie door koningen die al eeuwen de
macht naar zich toe trekken, met als hoogtepunt het absolutisme van Lodewijk XIV. De
belangen van de koning stonden nu gelijk aan die van het hele land.