Hoofdstuk 1
Par 1. Historische achtergrond 500-1500
Vroege middeleeuwen 500-1000
Hoge middeleeuwen 1000-1300
Late middeleeuwen 1300-1500
Middeleeuwen zat tussen 2 bloeiperiodes in, daarom middeleeuwen
Bestuur
Kenmerken middeleeuwse maatschappij:
Feodale leenstelsel: De koning (leenheer) gaf delen van het rijk ‘in leen’ aan leden van de
adel, de ‘leenmannen’ of ‘vazallen’. Deze mensen bestuurden hun gebied in zijn naam en
mochten ze opbrengsten houden. In ruil voor trouw en bescherming van het gebied.
Karel de grote heerste over het Frankische rijk. Doordat de germaanse stam steeds
machtiger werd, wordt het rijk ‘het Frankische rijk’ genoemd. Na de 9e werd het rijk verdeeld
in 2 delen: Westelijk deel (centraal geregeerde koninkrijk Frankrijk) en het oostelijk deel
(versnipperd in kleine vorstendommen, Duitse rijk). Nederland behoorde tot het oostelijk
deel.
Cultuur
2 hoofdkenmerken:
Standenmaatschappij: (kleine massa)
1. Priesters - Theocentrisme (één god centraal) had veel invloed bij de
germanen. De priesters hadden de macht in het gebied omdat zij als enige
konden lezen en schrijven → daardoor hadden ze het onderwijs in handen.
2. Adel - Ridderlijk
3. Boeren en burgers - Burgerlijke (late middeleeuwen)
4. De boeren en arbeiders behoorden tot geen stand en stonden buiten de wereld van
kunst, cultuur en onderwijs (grote massa)
Tijdens de middeleeuwen hadden Brugge, Gent, (Vlaanderen) Brussel & Antwerpen
(Brabant) de economische macht.
Par 3. Literatuur en taal
Literatuur
, Tot 1200: Oud-Nederlands, bijna niks bewaard behalve één zin die een monnik had
geschreven: “Hebban olla vogala” (alle vogels hebben nesten, waarom wij niet)
Vanaf 1200: Middelnederlands, meer bewaard gebleven
- Karel ende elegast
- Van den vos Reinaerde
- Ridderlijk, theocentristisch, didactische teksten (gericht op adel & burgerij)
- Door troubadours geschreven en door rondtrekkende minstrelen/jongleurs
ten gehore gebracht (veel poëzie → was makkelijker om te onthouden)
- In 1450 boekdrukkunst uitgevonden, Johannes Gutenberg. Boeken werden
goedkoper op de markt gebracht en mensen konden het zelf lezen (poëzie
→ proza)
- Gedrukte boeken vanaf 1450-1500 = wiegendrukken/incunabelen
Vanaf 1600: Nieuw Nederlands, wel veranderd
Taal: geschreven → latijn, gesproken → Diets = verzameling van dialecten
2 verschillen met Middelnederlands en nederlands:
1. MNL: ij, ui → ie, uu
2. MNL: geen uniforme spelling
Taalontwikkelingen
Oertaal → Indo-Europees vijf verschillende taalgroepen
1. Germaans = NL, DU
2. Romaans
3. Baskisch = SP, Baskenland
4. Slavisch
5. Grieks
3 Germaanse talen:
Noord-Germaans = Bijna alle scandinavische talen
West-Germaans = Engels, Duits, Nederlands, Fries + Nieuwe taal (= Nedersaksisch)
Oost-Germaans = Gotisch
Par 4. De ridderroman
= verhalen in poëzievorm over avonturen van ridders
Noord-Frankrijk, einde 11e eeuw