Hoofdstuk 1
Professioneel sportmanagement in Nederland
§1.2 : De groei en ontwikkeling van de hogere (beroeps)opleidingen op het gebied van
sportmanagement Nederland en Europa.
§1.3 : De overeenkomsten en verschillen tussen het traditioneel Europese ‘Rijnlandse’ denken en
het ‘Anglo-Amerikaanse’ denken over het succesvol functioneren van (sport)organisaties.
§1.4 : Welke sport gerelateerde arbeidscontexten voor Nederlandse sportmanagers van belang
zijn.
§1.5 :Het bevorderen van professie ondersteunend onderzoek en de uitwisseling van relevantie
beroepskennis door en voor sportmanagementprofessionals in Nederland.
1.2 Het opleiden van sportmanagementprofessionals
1.2.1 De opkomst en ontwikkeling van beroepsopleidingen
- 1989 (Wagner) een groeiende behoefte aan opgeleide managers
- Begin jaren negentig gestructureerde sportmanagementopleidingen. Eerste (post-
ervarings)opleiding aangeboden door de Stichting Academische opleidingen Groningen.
Hieruit ontstond het SMI (Sport Management Instituut)
- In diezelfde periode ontwierp de Faculteit Economie (Hogeschool Tilburg) een
afstudeerrichting sporteconomie.
- Enkele jaren later kwamen op de ALO afstudeerdifferentiaties sportmanagement
- Halverwege de jaren negentig nam het aanbod van initiële sportmanagementopleidingen toe
- 2003 werd de eerste wettelijke 4-jarige bacheloropleiding gevisiteerd
1.2.2 De beroepsvereniging in actie
NVMS (Nederlandse Vereniging voor Managers in de Sport)
- Gestart als alumnivereniging van SMI
- Functioneerde sinds 1997 als een open beroepsvereniging
- Doel van de vereniging was de professie en kennisuitwisselingen op het gebied van
sportmanagement te ontwikkelen en te bevorderen
- Op initiatief van NVMS in 2002 het eerste Nederlandstalige sportmanagementcongres. In dit
congres werd geconstateerd dat er onduidelijkheid was over de opleidingsstructuur.
Besloten werd om met subsidie van Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
een landelijk beroepscompetentieprofiel op te stellen.
,Typerende beroepshouding
De sportmanager:
- Heeft hart voor en verstand van de sport
- Spreekt de taal van de sporter, trainer/coaches, leden, vrijwilligers, bestuurder, directie,
sponsors, klanten en beleidsmakers
- Vormt het bindmiddel tussen de verschillende belangengroepen en de sportorganisatie en
hun omgeving
- Is ondernemend, sociaal vaardig, goed gevoel voor (bestuurlijke) verhoudingen
- Handelt vanuit de waarden en normen van de sport
Kerntaken van het beroep sportmanager
1. Ontwikkelt en adviseert ten aanzien van strategie en beleid van de sportorganisatie
2. Managet de bedrijfsvoering van de sportorganisatie
3. Ontwikkelt en positioneert het sport- en bewegingsprogramma
4. Beheert de financiën
1.2.3 Relevante ontwikkelingen binnen de Europese Unie
In 1993 werd op Nederlands initiatief de European Association for Sport Management (EASM)
opgericht. EASM is de beroepsvereniging van Europese sportmanagementprofessionals en –
academici. Het congres dat zei organiseren (EASM congres) is het grootste sportmanagementcongres
in de wereld.
1.2.4 Reflectie
Bedrijfseconomisch georiënteerde opleidingen (HEAO, CE)
- Benadrukken vakdomeinen marketing, sponsoring, en sportconsumentengoederen
- Leiden op tot ‘sportbusinessprofessionals’
Sport en bewegen georiënteerde opleidingen (ALO, Sportstudies)
- Benadrukken domeinen leidinggeven, verenigingsmanagement en sportevenementen
- Leiden op tot ‘sportorganisatieprofessionals’
, 1.3 Sportmanagement: professioneel domein van Rijnlanders of Angelsaksen?
1.3.1 Het moderniseringsdenken als gemeenschappelijke basis
Engeland liep voorop in de ontwikkeling van de ‘moderne’ georganiseerde sport. In het begin van de
negentiende eeuw was Groot-Brittannië de eerste natie waar lokale, sportieve vermaken (cricket,
paardenrennen en dergelijke) werden ‘gemoderniseerd’ tot wedstrijden tussen deelnemers uit
verschillende steden en dorpen.
Deze op amateurbasis georganiseerde sportieve ontmoetingen groeiden uit tot een internationaal
sportnetwerk van sporters, bestuurders en sportorganisaties door verbetering van:
- Transport
- Communicatie
- Koopkracht
- Opleidingsmogelijkheden
1.3.2 Het Rijnlandse model
Het Rijnlandse denken heeft zijn wortels vooral in de Noord- en West- Europese traditie. Het is in
algemene zin gebaseerd op maatschappelijke consensus, een actieve rol van de overheid en zorg
voor de lange termijn.
1.3.3 Het Anglo-Amerikaanse model
De Amerikaanse organisatiekundige Taylor was begin twintigste eeuw van de tweede industriële
evolutie een van de eersten die op basis van (natuur) wetenschappelijk onderzoek het inzicht in
management- en organisatievraagstukken bestudeerde.
De Amerikaanse werkcultuur is gebaseerd op concurrerend ondernemerschap, een minimale
bemoeienis van de overheid en een gerichtheid op kortetermijnwinst.
Rijnlandse model Anglo-Amerikaanse model
Leidinggevende taken zijn gebaseerd op Leidinggevenden zijn ‘top-down agents’ die het
deskundigheid: meer bottom-up-proces rendement optimaliseren
Managers zijn vakmensen: meer affiniteit met Managers zijn economisch geschoold: geen affiniteit
product met product
Gestreefd wordt naar tevreden werknemers en Aandeelhouders staan op de eerste plaats: focus op
tevreden aandeelhouders: meer focus op kortetermijnwinst
continuïteit op de lange termijn
‘wie het weet mag het zeggen’ ‘wie de baas is, mag het zeggen’
Geschikt voor het bedrijven van wetenschap, zoals Geschikt voor technologieontwikkelingen, zoals
onderzoek, radicale innovatie en ontwerp engineering en (massa) fabricage
Veel minder regels, procedures, handboeken et Veel gedetailleerde regels, procedures,
cetera, met als gevaar anarchie handboeken, et cetera, met als gevaar
bureaucratisering
Niet alleen gericht op kwantiteit, want niet alles wat Gericht op kwantiteit: marktaandelen, omzetcijfers,
van belang is kan worden gekwantificeerd et cetera, moeten steeds toenemen