Samenvatting Inleiding Recht. P.B. Cliteur & A. Ellian. Vierde druk
Hoofdstuk 1: Terreinverkenning.
1.1. Een definitie van recht.
De bekende definitie van recht: het recht is een geheel van regels of normen dat het
maatschappelijk verkeer in banen leidt en een remedie aandraagt voor de problemen die
rijzen wanneer mensen zich niet gedragen overeenkomstig hetgeen men van elkaar mag
verwachten.
Het doel van het recht is het realiseren van een toestand van rust en rechtvaardigheid in
de onderlinge betrekkingen van mensen.
Verschillen recht & moraal:
- Het recht richt zich niet primair tot het innerlijk van de mens, maar houdt zich
bezig met het uiterlijke gedrag (daden);
- Sanctie op overtreding bij het recht treedt de staat als officieel instituut op die
dwang (in letterlijke zin) kan uitoefenen.
Definities van het recht:
- John Austin (1790 – 1859): bij het recht zou het gaan om bevelen die worden
geschraagd door bedreigingen: “orders backed by threats”. Volgens de
rechtsfilosoof H.I.A. Hart zou er dan geen verschil zijn tussen het recht en een
struikrover. Kenmerkend voor het recht is dus dat het niet tot stand komt door
bevelen van wetgevers, maar volgens een bepaalde procedure die is onderworpen
aan regels.
- Oliver Wendell Holmes (1841-1935): plaatste de rechter in het centrum van de
belangstelling. Recht is wat rechters doen of wat we kunnen verwachten dat zij
gaan doen: “the prophecies of what the courts will do in fact and nothing more
pretentious, are what I mean by law”. (wetgeving valt hier niet onder!). De
rechter staat centraal omdat hij uiteindelijk een oordeel geeft over de
interpretatie van rechtsregels.
- “Het recht is het geheel van regels dat de samenleving ordent”. Hier valt dan de
beslissing van de rechter niet onder.
Immanuel Kant (1724-1804): We doen nog steeds een vergeefse zoektocht naar het
rechtsbegrip. “Noch immer suchen die juristen eine definition zu ihrem begriffe vom
recht”.
1.2. Enkele onderscheidingen
- Objectief en subjectief recht;
- Positief recht en natuurrecht;
- Publiek,- en privaatrecht;
- Dwingend en aanvullend recht;
- Formeel en materieel recht.
Objectief recht: een geheel van regels of normen die geldt in een samenleving (te
vinden in de wet).
Subjectief recht: persoonlijke bevoegdheden die worden ontleend aan het objectieve
recht.
Rudolf von Jhering (1818-1892): het subjectieve recht is de bevoegdheid die een burger
een het objectieve recht ontleent. Het recht in objectieve zin kan zich alleen maar
realiseren, wanneer mensen in de strijd voor hun subjectieve rechten hiertoe aanleiding
geven. “die behauptung des rechts ist eine pflicht gegen das gemeinwesen.”
,Natuurrecht: is het recht dat aan mensen krachtens hun mens-zijn toekomt. Deze
rechten zijn niet terug te voeren op een wetgever, maar gelden „van nature‟.
Bijvoorbeeld recht op leven, recht op vrijheid.
Hugo de Groot: aanhanger rationalistisch natuurrecht. Hij gaat uit van het principe dat
mensen een aandrift hebben tot vreedzame samenleving met andere mensen. 4
beginselen:
1. Het principe van het mijn en dijn (geen inbreuk maken op eigendomsrecht van
anderen);
2. Het principe dat we afspraken moeten nakomen;
3. Het principe dat schade die door schuld veroorzaakt is moet worden vergoed;
4. Het principe dat inbreuk op het natuurrecht en ander recht moet worden gestraft.
John Locke (1632-1704): aan mensen komt een natuurlijk subjectief recht toe op
eigendom en vrijheid: “Life, liberty and pursuit of happiness.”
Thomas van Aquino (1225-1274): we kunnen al het recht indelen in natuurrecht en
positief recht.
Positief recht: het recht dat geldt krachtens uitvaardiging, door de staat als geldig
geproclameerd.
Natuurrecht: het gaat niet om een door mensen bewust gemaakt recht, het gaat om
het recht van nature, geldt onafhankelijk van menselijke wilsbeslissingen.
Wereldlijk niet-religieus gefundeerd natuurrecht: beginselen die een grote waarde
hebben voor een cultuurgemeenschap maar niet per definitie in de wet zijn opgenomen.
Bijvoorbeeld hoor en wederhoor, openbaarheid van rechtspraak etc. Aanhanger is F.A.
Hayek (1899-1992). Misschien is „cultuurrecht‟ een beter woord.
Verschillen publiek,- en privaatrecht:
- Bij publiekrecht staat algemeen belang centraal, bij privaatrecht staan de
particulieren belangen van individuen centraal;
- Bij publiekrecht staan partijen niet als gelijken tegenover elkaar, verticale
verhouding tussen overheid en burger. Bij privaatrecht staan partijen wel gelijk
tegenover elkaar, horizontale verhouding tussen burgers;
- Bij publiekrecht ligt het initiatief van handhaving bij de overheid, bij privaatrecht
ligt het initiatief tot handhaving bij de burgers.
Men ziet het privaatrecht vaak als een spontane orde die oprijst uit interactie van
individuen met elkaar partijen maken afspraken en dat is voor hen recht veel
mensen maken dergelijke afspraken wetgever neemt grondstructuur van afspraken op
in de wet. (= codificeren, optekenen in de wet)
H.J. Hamaker (1844-1911) een van de eerste die de sociologische rechtsbeschouwing
verdedigd. Sociologische rechtsopvatting: het zwaartepunt van het recht is niet in de van
staatswege uitgevaardigde voorschriften (recht als dwangordering), maar verplaatst men
het centrum van zijn aandacht naar de maatschappelijke werkelijkheid. Het recht wordt
niet bedacht, maar rijst op uit de regelmatigheden en de daarop gebaseerde
intermenselijke verwachtingen in het maatschappelijke verkeer/ het sociale
interactieproces = interactiebenadering recht als spontane ordening.
Bij publiekrecht is men snel aangetrokken tot bevelstheorie over het recht; door de
overheid uitgevaardigd en door sterke arm gehandhaafd. John Austin ziet het recht als
een geheel van bevelen dat soeverein door middel van dwang kan worden gehandhaafd.
, Dwingend recht: regels waarvan de belanghebbende niet mogen afwijken. Dit zie je
veel in personen,- en familierecht. Ook zie je dit vaak wanneer de geregelde materie
betrekking heeft op de openbare orde of de goede zeden.
Aanvullend/regelend recht: recht dat geldt wanneer partijen zelf niks anders zijn
overeengekomen. Dit komt veel voor in het burgerlijk recht.
Formeel recht: het gaat hier om de regeling van de procedure van het rechtsgeding.
Wordt ook wel procesrecht genoemd. Tot formeel recht behoort ook de rechterlijke
organisatie; tot de rechterlijke macht behoren rechtbanken, gerechtshoven en de
Hoge Raad.
Materieel recht: inhoudelijk, er wordt een verbod uitgesproken en er wordt vastgelegd
hoe de overheid moet handelen als er een verbod wordt overtreden.
1.3. De rechtsgebieden.
Publiekrecht Privaatrecht
- Staatsrecht - Personenrecht
- Strafrecht - Familierecht
- Bestuursrecht - Vermogensrecht
Familierecht: niet op geld waardeerbare rechten, familierecht staat tegenover het
vermogensrecht. In het vermogensrecht staan de wel op geld waardeerbare
betrekkingen van de mens centraal.
Centraal in het privaatrecht staan overeenkomsten, waar wederzijdse rechten en
verplichtingen uit voort vloeien. Personen die een overeenkomst afsluiten zijn
contractanten of partijen. De wederzijdse rechten en verplichtingen zijn verbintenissen.
- Schuldenaar/debiteur: de partij die tot iets verplicht is.
- Schuldeiser/crediteur: de partij die recht heeft op iets
Obligatoire overeenkomst = een verbintenis scheppende overeenkomst.
Ook kunnen er verbintenissen ontstaan zonder dat er een overeenkomst aan ten
grondslag ligt, namelijk bij de onrechtmatige daad. Als iemand een onrechtmatige daad
pleegt, is hij verplicht de schade te vergoeden.
Kenmerken strafrecht:
- Het komt pas in het geding als andere middelen hebben gefaald, het werkt
aanvullend ten opzichte van andere normstelsels;
- De straf is een bewuste leedtoevoeging;
- Strafrecht schrijft niet zelf leefregels voor, maar dient als een extra stok achter de
deur. sanctierecht.
Binnen het strafrecht is er een onderscheid tussen zware delicten, misdrijven en minder
ernstige vergrijpen, overtredingen.
Misdrijven zijn vaak zedelijk sterke afkeurenswaardige zaken.
Onderscheid tussen doleuze delicten & culpoze delicten.
Doleuze delicten: er is sprake van opzet, de dader heeft het verbodene gewild.
Culpoze delicten: er is sprake van schuld, de dader heeft de strafbare feiten uit
onvoorzichtigheid teweeggebracht.
Staatsrecht bevat de belangrijkste regels van de nationale ordening van het
overheidsapparaat, van de invloed van burgers daarop, van de burgerlijke rechten en
vrijheden. Voor een belangrijk deel is dit vastgelegd in de Grondwet en in de organieke
wetten. Organieke wetten zijn wetten die een uitwerking geven van artikelen uit de
Grondwet.