Samenvatting films maken
Hoofdstuk 5 - Geluid
Het geluid kan het verschil maken tussen een publiek dat het een “leuk filmpje” vindt omdat
je er zo hard aan hebt gewerkt en een publiek dat het echt een leuke film vindt. Naast het
directe geluid, zoals dialogen, is er veel filmgeluid dat allerlei emoties en associaties
oproept. Veel geluiden werken voornamelijk op ons onderbewustzijn.
Verschillende functies van filmgeluid en -muziek:
- Geluidsweergave à de simpelste functie is het weergeven van het geluid uit de scène.
- Sfeersuggestie à we kunnen met geluid heel duidelijk de sfeer in een scène bepalen.
Geluidsdecors kunnen de sfeer van je scène compleet veranderen.
- Emotionele suggestie à verwant aan de sfeersuggestie is de emotionele suggestie.
Hierbij denken we aan romantische muziek bij een zwijmelscène om het publiek nóg
meer te doen zwijmelen. Ook kunnen dit soort geluiden en muziek extra perspectief aan
een scène geven, doordat ze het innerlijk van een van de personages kunnen
weergeven.
- Plaatsbepaling à de akoestiek en de geluiden kunnen ook aangeven waar je bent.
Door het juiste geluid te gebruiken hoef je niet eerst altijd de locatie te laten zien om te
weten waar je bent. Je hoeft dan dus niet meer met een establishing shot te beginnen:
het geluid establisht de locatie al.
- Suggestie gebeurtenissen buiten beeld à een door beginners vaak verwaarloosde
functie is het suggereren van gebeurtenissen buiten beeld door geluid.
- Continuïteitssuggestie à zet een continu geluid over niet-continue beelden, en je krijgt
de suggestie van een soepel, doorlopend geheel.
- Aandacht sturen à geluid kan een belangrijke taak hebben in het sturen van de
aandacht de kijker.
In de praktijk onderscheiden we vijf soorten geluid:
- Direct geluid à het geluid dat tegelijk met het beeld wordt opgenomen.
- Sfeer- en locatiegeluid à geluid dat de sfeer van de scène of locatie bepaalt. De
achtergrondgeluiden.
- Effectgeluid à zijn geluiden als een deur die dichtslaat. Elk geluid dat bij een bepaalde
gebeurtenis, binnen of buiten beeld, hoort, maar dat niet direct wordt opgenomen.
- Muziek à je hebt drie soorten muziek in film:
o Filmmuziek, dus muziek die achteraf over de scène heen gezet is.
o Muziek die onlosmakelijk bij een scène hoort.
o Sfeermuziek die bij de scène hoort, zoals achtergrondmuziek.
- Voice-over à vertelstem of gedachtestem.
De variatie tussen hard en zacht geluid heet dynamiek. De geluiddynamiek van video is niet
erg groot. Door met contrasten te werken vergroot je – schijnbaar – de dynamiek enorm.
Wat heb je nodig om het geluid bij een film te verzorgen:
- Microfoons à de bekendste zijn de condensatormicrofoon en de dynamische
microfoon. De condensatormicrofoon is wat gevoeliger. Er zijn ook verschillen in
richtgevoeligheid:
o Rondom gevoelig (of omnidirectioneel). Deze neemt evenveel geluid op van links
als rechts als boven als beneden als voor als achter.
o Nier of cardioïde. Deze microfoon is richtgevoelig en neemt dus vooral geluid op
dat van vóór de microfoon komt.
, o Hyperrichtinggevoelig of hypercardioïde. Deze is veel richtinggevoeliger en neemt
heel weinig op van wat er zich achter of naast de microfoon aan geluid afspeelt.
- Hengel (boom) à een microfoon hangen we in een hengel.
- Dasspeldmicrofoons à microfoons die aan de personen zelf zitten vastgemaakt, als
niet onzichtbaar.
- Windbescherming à als je buiten opneemt, wil de wind nogal eens voor gerommel in
het geluid zorgen, omdat het rechtstreeks de microfoon inblaast. Er zijn verschillende
niveaus voor bescherming:
o Plopkap
o Bontjasje
o Blimp (zeppelins), zij maken een soort windstille kooi om de microfoon.
- Koptelefoon à een geluidsman moet altijd een koptelefoon op hebben om het op te
nemen geluid te controleren op kwaliteit, volume en ongewenste bijgeluiden.
- Mixer à als je met meer dan twee microfoons werkt, heb je een mixer nodig. Liefst werk
je dan met een meersporenrecorder waarbij je het geluid van elke microfoon op een
apart geluidsspoor opneemt.
- Geluidsrecorder à geluid kun je tezamen met de video in de camera opnemen, of op
een aparte digitale geluidsrecorder.
Dasspeldmicrofoons hebben de volgende voordelen:
- Als geluidsman loop je minder snel in de weg of in beeld;
- De subjecten kunnen zich vrij bewegen;
- De subjecten voelen zich minder geïntimideerd of afgeleid dan door een hengel;
- Je hebt meestal minder last van omgevingsgeluid.
Als nadeel heeft het werken met dasspeldmicrofoons de akoestische problemen. Geluid
nemen we eigenlijk altijd mono op. Stereo wordt achteraf in de mixage gemaakt. De ideale
microfoonpositie voor het opnemen van spraak is dertig centimeter tot een meter vanaf de
mond, maar altijd iets eronder of erboven. De volgende problemen zul je altijd wel een keer
tegenkomen:
- Boom in beeld. Zorg voor een goede boom check.
- Boomschaduw.
- Arm of schaduw van de geluidsman.
Voor deze problemen is de cameraman verantwoordelijk. Voor de volgende problemen is de
geluidsman wel verantwoordelijk:
- Vliegtuig
- Wind
- Draad- en andere storingen
Voor beeld en geluid geldt hetzelfde: als we de losse shots uit een scène achter elkaar
zetten, willen we het idee hebben dat er een geheel ontstaat. We willen continuïteit
suggereren. Als je in de montagekamer mooi continu geluid in je scène wilt kunnen
monteren, moet je op de set het volgende in de gaten houden.
- Ongewenste bijgeluiden à gewenste achtergrondgeluiden moet je los van het beeld
opnemen, en achteraf in de scène monteren.
- Bijgeluiden in documentaire à als je een documentaire opneemt, kun je soms in
situatie komen waarbij er bijgeluiden zijn die niet te vermijden of zelfs logisch zijn. Als je
de geluidsbron niet kunt tonen, zal het publiek, hoe langer het shot duurt, zich wel steeds
afvragen waar het geluid vandaan komt.
- Akoestische continuïteit à als je de microfoon veraf houdt, krijg je veel meer
omgevingsgeluid en akoestische vervorming dan als je de microfoon dichtbij houdt. Op
de manier kun je dus ook met geluid “close-ups” – gesloten opnames – en “totalen” –
, open opnames – maken. Meestal wil je gedurende een scène een constante akoestiek,
dus ook geen wisseling van het soort opname. Meestal werk je met gesloten opnames:
galm, akoestiek en achtergrondgeluiden zijn immers achteraf makkelijk toe te voegen,
maar ze zijn of bijna niet uit een opname te verwijderen.
Wilds zijn geluidsopnames die wel op de set, maar los van het beeld gemaakt worden. Als
wilds worden voornamelijk gedraaid:
- Effectgeluiden à geluiden die je te hard of te zacht hebt opgenomen tijdens de
(beeld)opnames, bijvoorbeeld een autodeur.
- Wild lines à zinnen, woorden of grommen die je voor de zekerheid nog een keer extra
wilt hebben voor de montage, bijvoorbeeld omdat de microfoon verkeerd hing.
- Geluid buiten beeld à als het om een geluid gaat dat eenvoudig op de set te maken is,
dan maak je het ook daar.
- Set noise à uitermate belangrijk. Set noise is het natuurlijke geluid van de set. In een
weiland zijn dat de buitengeluiden. Set noise heb je in de montage bijvoorbeeld nodig
als:
o Sfeer- of achtergrondgeluid pas achteraf in de scène gemonteerd wordt;
o Je een goede verhouding set noise (sfeergeluid) en direct geluid wilt kunnen
instellen;
o Je (gedeeltes van) shots wilt gebruiken waarvan het geluid onbruikbaar is;
o Je de geluidscontinuïteit moet waarborgen.
Bij zo’n beetje elke speelfilm wordt er veel nagesynchroniseerd, voornamelijk bij scènes
waarvan geluidsopnames niet goed gelukt zijn. In Amerika heet nasynchronisatie ADR
(Automatic Dialog Replacement). Zelfs al weet je bij de opname al dat een scèen
nagesynchroniseerd gaat worden, neem je toch geluid op. Zo’n opname heet wild guide of
guide track. Een expert voor een speciale vorm van nasynchronisatie is de foley artist, in het
Nederlands Geräuschemacher. Deze specialist maakt alle geluiden na die niet, niet goed, of
niet overtuigend genoeg opgenomen zijn. Bij professionele geluidsnabewerking krijgt elk
persoon die spreekt een eigen geluidsspoor, ook wel track genoemd. Ook alle aanwezige
sfeergeluiden en geluidseffecten worden op afzonderlijke sporen gezet. Door voor elk
personage een ander spoor te nemen, wordt het mogelijk om delen onverstaanbare dialoog
na te synchroniseren. Pas als alles – dialoog, effectgeluiden, muziek, nasynchronisatie, etc.
– klaar is, wordt in de mixage bepaald hoe hard elk geluid moet zijn. Het is goed om te
beseffen dat een geluidsspoor dus iets anders is dan een kanaal. Een geluidsspoor is een
drager van geluid binnen de montage. Een kanaal “is” een speaker. Alle geluidssporen
worden in de mixage samengevoegd tot een klein aantal kanalen. Uiteindelijk zijn dat er één
(mono), twee (gewone stereo), of meer (surround stereovormen, 5.I).
Samenvatting
• De functies van geluid zijn: geluidsweergave, sfeersuggestie, continuïteitssuggestie,
suggestie van gebeurtenissen buiten beeld, en het sturen van de aandacht.
• Er zijn vijf soorten geluid: direct geluid, sfeergeluid, effectgeluid, muziek en voice-
over.
• Sfeergeluid (achtergrondgeluiden) moet los van de scène worden opgenomen, anders
valt het niet meer te monteren.
• Een gesloten opname laat niets van de akoestiek van de locatie horen (microfoon
dichtbij), een open opname wel (microfoon verder af). Meestal maken we gesloten
opnames.
• Voor geluidsopname op de set gebruiken we een hengel (boom). Als je hengelt voor
een gesloten opname heb je de volgende aandachtspunten:
o Richt goed, op de mond van de spreker.