Hierbij de door mij gemaakte samenvatting. Het betreft het boek 'Grondtrekken van het Nederlandse Strafrecht', door mr. M.J. Kronenberg en dr. B. de Wilde, achtste druk.
De samenvatting bevat het hele boek.
Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht
Major 3.4
,Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.2 Plaats van het strafrecht
Het strafrecht houdt zich bezig met het bestraffen van personen die een strafbaar feit
hebben gepleegd. Het strafrecht regelt wie straf kan krijgen en waarvoor.
De Staat heeft het monopolie op straffen. Als een burger een strafbaar feit pleegt, moet hij
verantwoording afleggen aan de overheid, die hem namens de samenleving straf kan
opleggen.
In het strafrecht kunnen burgers elkaar niet dagvaarden voor gepleegde strafbare feiten. De
enige die een verdachte van een strafbaar feit voor de rechter kan brengen is een officier
van justitie. Hij is een vertegenwoordiger van het staatsorgaan dat belast is met de
vervolging van verdachten.
1.3 Doelen van straffen
Het opleggen van een straf dient voor:
• Vergelding;
Het kwaad dat de dader van een strafbaar feit veroorzaakt bij het slachtoffer of aan
de maatschappij als geheel, wordt door het opleggen van straf in de eerste plaats
vergolden door leedtoevoeging. Dit kan zorgen voor een morele genoegdoening
• Preventie.
De preventiegedachte wordt minder intuïtief aangevoeld. Deze gaat uit van een
principe dat mensen geen straf willen krijgen, dus dat zij gedrag dat mogelijk tot straf
leidt zoveel mogelijk proberen te voorkomen.
Er bestaan twee soorten preventie:
o Speciale preventie
Een dader die in aanraking is gekomen met de gevolgen van het overschrijden
zal de volgende keer wel twee keer nadenken voordat hij nog eens iets
dergelijks doet.
o Generale preventie
Ook anderen dan de gestrafte trekken lering uit het feit dat er voor het plegen
van een strafbaar feit straf opgelegd kan worden. De gestrafte moet een
voorbeeld zijn dat potentiële wetsovertreders afschrikt.
1.4 Materieel strafrecht, formeel strafrecht en sanctierecht
Bij materieel strafrecht heeft men het over de vraag wat een strafbaar feit is. De
vraagstukken hebben betrekking op de grenzen van de strafrechtelijke aansprakelijkheid.
Het materieel strafrecht bepaalt welk gedrag niet toegestaan is en welke personen daarvoor
kunnen worden gestraft. Dit deel van het strafrecht staat vooral in het Wetboek van
Strafrecht.
Het formele strafrecht wordt ook wel het strafprocesrecht of strafvordering genoemd. Hier
wordt bepaald welke regels moeten worden gevolgd wanneer een norm van het materiële
strafrecht (vermoedelijk) is overtreden. Het is voornamelijk geregeld in het Wetboek van
Strafvordering
Tenslotte het sanctierecht heeft betrekking op de voorwaarden waaronder bepaalde
straffen mogen worden opgelegd en ten uitvoer gelegd. Het is zowel in het Wetboek van
Strafrecht als in het Wetboek van Strafvordering te vinden.
2
,1.5 Commuun en bijzonder strafrecht
Het strafrecht dat in de wetboeken is opgenomen wordt vaak aangeduid als het commune
strafrecht. Ook bestaan er in andere wetten strafbepalingen, zoals in de Wegenverkeerswet,
de Wet wapens en munitie en de Opiumwet. Deze wetten worden bijzondere strafwetten
genoemd en vormen het bijzondere strafrecht.
1.6 De opbouw van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering
Het Wetboek van Strafrecht (Sr) bestaat uit drie hoofdonderdelen (boeken). Boek 1 regelt de
algemene leerstukken van materieel strafrecht, dit zijn de algemene leerstukken omdat deze
van toepassing zijn op alle delicten die in het Wetboek van Sr strafbaar zijn gesteld en in
beginsel ook op alle delicten die in de bijzondere strafwetten zijn opgenomen, art. 91 Sr.
Boek 2 en Boek 3 bevatten uitsluitend strafbepalingen: omschrijvingen van gedrag dat
strafbaar is, met daarbij een aanduiding van de maximale straffen die mogen worden
opgelegd. In Boek 2 worden alleen misdrijven strafbaar gesteld en Boek 3 bevat uitsluitend
overtredingen.
Ook het Wetboek van Strafvordering (Sv) is ingedeeld in boeken, titels en afdelingen. De
boeken volgen de chronologische volgorde van het strafprocesrecht. In Boek 1 (‘Algemene
bepalingen’) worden de belangrijkste bevoegdheden tijdens het opsporingsonderzoek
geregeld. Boek 2 (‘Strafvordering in eersten aanleg’) regelt de vervolgingsbeslissing van de
officier van justitie en de hele procedure voor de berechting van een verdachte door de
rechtbank. Boek 3 is geheel gewijd aan rechtsmiddelen en Boek 6 aan de tenuitvoerlegging.
1.7 De invloed van internationaal en supranationaal recht
Nederland sluit verdragen met andere staten waarin bepaalde verplichtingen worden
aangegaan. Als gevolg van de verdragen kan Nederland verplicht zijn om bepaald gedrag
strafbaar te stellen of bepaalde bevoegdheden in het leven te roepen.
Nederland is lid van de Europese Unie. Het strafrecht wordt in steeds sterkere mate
beïnvloed door besluiten van de Europese Unie en door uitspraken van het Hof van Justitie
van de Europese Unie. Zo zijn de regels over rechtsbijstand of het politieverhoor mede het
gevolg van EU-regels. Deze regels zijn supranationaalrechtelijk van aard: het gaat om regels
die een internationale organisatie oplegt waar de lidstaten bij die organisatie zich aan
moeten houden. Uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens behoren
tot het supranationale recht.
3
,Hoofdstuk 2 – Inleiding materieel strafrecht
2.1 Plaats en structuur van strafbepalingen
De strafbepaling in de meest volledige vorm bestaat uit een delictsomschrijving, een
kwalificatie-aanduiding en een strafbedreiging.
De delictsomschrijving geeft aan welke ongewenste gedragingen de wetgever strafbaar
heeft willen stellen. De kwalificatie-aanduiding maakt duidelijk hoe het gedrag in juridisch
opzicht moet worden benoemd. En de strafbedreiging bepaalt welke soort straf mag worden
opgelegd en wat het maximum daarbij is.
Niet alle strafbepalingen kennen een dergelijke duidelijke omschrijving van het strafbare
gedrag en een kwalificatie-aanduiding. In veel artikelen van het Wetboek van Sr ontbreekt
de kwalificatie-aanduiding of wordt deze geacht besloten te liggen in de delictsomschrijving
(bijvoorbeeld het mishandelingsartikel art. 300 lid 1 Sr).
Bij bijzondere wetten zijn de delictsomschrijving en de strafbedreiging vaak uit elkaar
getrokken, waarbij de delictsomschrijving soms niet op de klassieke manier geformuleerd is
als een gedraging, maar als een verbod.
2.2 De opbouw van het strafbare feit in vier componenten
Voor een strafbaar feit moet er zijn voldaan aan de vier componenten voordat iemand
gestraft kan worden. Deze componenten zijn:
1. Menselijke gedraging (MG);
2. Wettelijke delictsomschrijving (DO);
3. Wederrechtelijkheid (W);
4. Schuld (als verwijtbaarheid) (V).
= Het vierlagenmodel.
Als eerste voorwaarde moet er sprake zijn van een menselijke gedraging. De gedraging moet
dus zijn verricht door een mens. Niemand kan gestraft worden voor het hebben van
bepaalde gedachten, van welke soort ook. Pas wanneer iemand door middel van een
gedraging geheel of gedeeltelijk uitvoering geeft aan voornemens, is voldaan aan deze
voorwaarde voor de strafbaarheid.
Als tweede voorwaarde moet de menselijke gedraging vallen binnen de grenzen van een
wettelijke delictsomschrijving. Gedragingen zijn dus pas strafbaar als zij in de strafwet terug
zijn te vinden. De feitelijke gedraging moet een juridische duiding krijgen. Als de gedraging
niet beantwoord aan de bewoordingen van een delictsomschrijving, is strafbaarheid
uitgesloten.
Om te spreken van strafbaarheid moet er ook aan wederrechtelijkheid worden voldaan. Er
moet dus een strijd zijn met het recht. Meestal is het zo dat met het vervullen van de
delictsomschrijving de wederrechtelijkheid ook gegeven is. Er bestaat ook een grond om aan
te nemen dat de gedraging niet wederrechtelijk was. We spreken dan van een
rechtvaardigingsgrond.
De laatste voorwaarde is dat er sprake is van schuld. In deze zin moet schuld worden
opgevat als verwijtbaarheid. Iemand had redelijkerwijs een andere optie moeten hebben
dan het overtreden van de wet. De verwijtbaarheid wordt veelal ook aanwezig geacht door
het vervullen van de delictsomschrijving.
Het is ook mogelijk dat iemand een delictsomschrijving vervult, maar het dat niet te
verwijten valt. Er wordt dan gesproken van schulduitsluitingsgronden.
4
, 2.3 Legaliteit en interpretatie
Art. 1 lid 1 Sr bepaalt dat strafbepalingen altijd in het geschreven recht terug te vinden
moeten zijn. Dit is het legaliteitsbeginsel. Dit artikel heeft tot doel rechtszekerheid te
bewerkstelligen. De rechter moet in een vonnis ook altijd precies aangeven waar in de wet
het feit dat de verdachte heef gepleegd strafbaar is gesteld (=kwalificatie). Uit de tekst moet
duidelijk blijken wat er precies verboden is, zodat burgers hun gedrag daarop kunnen
afstemmen.
Ook is het zo dat het gedrag pas strafbaar is als het ten tijde van het begaan van het feit in
de wet strafbaar gesteld is, art. 16 GW en art. 1 lid 1 Sr. Dit wordt ook wel het verbod van
terugwerkende kracht genoemd.
Voor het interpreteren van wetstermen bestaan een aantal methoden:
• Wetshistorische interpretatie
Er wordt gekeken daar de totstandkomingsgeschiedenis van de bepaling in kwestie.
Meestal gekeken naar de Kamerstukken, zoals de memorie van toelichting.
• Grammaticale interpretatie
Inhoud wordt bepaald aan de hand van de taalkundige betekenis van de woorden in
de bepaling. Er wordt ook gelet op zinsverband.
• Systematische interpretatie
De wet wordt uitgelegd aan de hand van de systematiek van de wet.
• Teleologische interpretatie
Er wordt gekeken naar het doel van de wet(gever).
Vaak wordt er een combinatie van interpretatiemethoden toegepast.
2.4 Bestanddelen en elementen
De wederrechtelijkheid en de verwijtbaarheid worden elementen genoemd. De onderdelen
van de delictsomschrijving worden bestanddelen genoemd. Bestanddelen zijn te vinden in
de wettekst, terwijl elementen de niet in de wet opgenomen voorwaarden voor
strafbaarheid zijn. Pas wanneer een persoon aan alle bestanddelen voldoet, wordt de
delictsomschrijving vervuld. Alle bestanddelen worden door de officier van justitie in de
tenlastelegging opgenomen. Wanneer er een bestanddeel wordt vergeten kan dat
bestanddeel niet worden gekwalificeerd en zal de verdachte moeten worden ontslagen van
alle rechtsvervolging.
2.5 Wederrechtelijkheid als bestanddeel: een moeilijk geval
In sommige delictsomschrijvingen komt het woord wederrechtelijk voor. In deze gevallen is
het dan ook niet nodig om je af te vragen of er wederrechtelijk gehandeld is, want dat is
automatisch het geval. Omgekeerd geldt dan ook dat wanneer er niet wederrechtelijk
gehandeld is, dat er ook nooit sprake kan zijn van het gepleegde feit waarop het artikel
betrekking heeft.
Bij alle delicten waarbij wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving voorkomt, is de
wederrechtelijkheid geen element, maar een bestanddeel. In dit geval blijven er ook maar 3
lagen over uit het vierlagenmodel, dus:
MG à DO (W) à V
5
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper demimatena2dm. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,89. Je zit daarna nergens aan vast.