Bestuursrecht samenvattingen
H6.1
Het bestuursrecht heeft betrekking op het gedrag van het overheidsbestuur jegens
de burger. De kans dat de burger op het juridische vlak met de overheid te maken
heeft, is groot.
In het bestuursrecht zijn de bestuursorganen bevoegd om publiekrechtelijke
rechtsgevolgen teweeg te brengen.
Op gemeentelijk niveau zijn bv. De gemeenteraad, het college van B&W en de
burgemeester bestuursorganen.
Op provinciaal niveau zijn dit o.a. provinciale staten, gedeputeerde staten en de
commissaris van de koning.
Op rijksniveau kan worden gedacht aan onder meer de regering en ministers, maar
bv. Ook een belastinginspecteur.
Of en in hoeverre deze bestuursorganen bv. de nodige zorgvuldigheid jegens de
burgers in acht hebben genomen en wat iemand kan doen tegen onbehoorlijk/
onrechtmatig bestuur, zijn vragen van het bestuursrecht.
Het algemeen bestuursrecht omvat onderwerpen die in het gehele bestuursrecht van
toepassing zijn, we noemen de wet waarin deze wetten zijn opgenomen de
Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Naast de algemene regels, is er ook nog het bijzonder bestuursrecht. Deze
rechtsregels zijn uitsluitend van toepassing op een bijzonder onderdeel van het
overheidsoptreden, bv. Belastingrecht, vreemdelingenrecht, etc.
Het bijzonder bestuursrecht is neergelegd in speciale wetten, die elk een specifiek
onderdeel van overheidszorg betreffen, zoals:
- Wetten op het terrein van ruimtelijke ordening, economie, milieu, defensie en
belastingen
- Wetten op het terrein van onderwijs en gezondheidszorg
- Wetten op het terrein van besturen
Wel is het zo dat de wetgever de vrijheid heeft om bij het maken van een bijzondere
regeling speciale voorschriften te maken die afwijken van de algemene regels.
Een regel van bijzonder bestuursrecht geldt in beginsel boven een regel van het
algemeen bestuursrecht; de bijzondere wet gaat voor de algemene wet (les speciales
derogat lex generalis)
, H6.3.1
Art. 1:3 Awb bepaalt:
Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan,
inhoudende een publiekrechtelijke handeling.
Publiekrechtelijke rechtshandeling
Bestuursorganen verrichten allerlei handelingen ter vervulling van hun taak. Je kan
de handelingen onderverdelen in 2 soorten:
1. Rechtshandelingen
2. Feitelijke handelingen
Een beslissing van een bestuursorgaan is een rechtshandeling als de beslissing op een
rechtsgevolg gericht is. Als een bevoegdheid exclusief aan de overheid (dus niet aan
burgers) toekomt, is er sprake van een publiekrechtelijke handeling.
Door een besluit komt er een verandering in iemands rechten/plichten. Er zijn
besluiten waardoor:
- Iemand een recht krijgt of verliest (bijv. geven of intrekken van vergunning)
- Een verplichting ontstaat (bijv. opleggen van een boete)
Het objectieve recht verbindt rechtsgevolgen aan de rechtshandeling, die wordt
uitgevoerd door het bestuursorgaan.
Wanneer een handeling op rechtsgevolg gericht is, maar die juridisch gebrekkig is
(waardoor uiteindelijk het gewilde rechtsgevolg niet gerealiseerd wordt), is het een
rechtshandeling.
Als een beslissing van een bestuursorgaan niet op rechtsgevolg gericht is, is er sprake
van een feitelijke handeling. Voorbeelden: aanleggen wandelpad, onderhoud van
gemeentelijke groenvoorzieningen, plaatsen van betonnen palen ter afsluiting van
een weg voor auto’s.
Art. 1:3 lid 1 Awb definieert besluit als een schriftelijke beslissing van een
bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Een besluit moet dus een schriftelijke beslissing zijn, dit is voor praktische redenen. Er
kunnen namelijk bewijsproblemen optreden bij een niet-schriftelijk besluit. Ook een
mondeling besluit is dus geen geldig besluit volgens de Awb. Niet te vergeten is dat
een besluit ook door een bestuursorgaan genomen moet worden.
Onder bestuursorgaan wordt verstaan (art. 1.1 lid 1 onder B Awb.:
a. Een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld