lOMoARcPSD|1733500
Samenvatting boek
"Basismodel voor Methodische Hulp- en Dienstverlening in het Sociaal Werk"
Deel 1 Sociaal werk en methodisch werken
H1 Terreinafbakening
Het Aspire Model
o AS: assessment
o P: plan
o I: implement
o RE: review and evaluation
o
1.2 De missie van het sociaal werk
Sociaal werk ‘werkt’ met mensen, cliënten geheten. Mensen zitten op een bepaalde wijze in elkaar,
hebben een bepaalde somatische en psychische constellatie. Hierdoor kunnen mensen functioneren.
Tegelijk vormt datgene wat het functioneren mogelijk maakt ook de begrenzing ervan.
Mensen met hun somatische en psychische structuur leven in situaties (waartoe hun netwerk
behoort, hoewel dat soms ook kan ontbreken).
Leven, functioneren, handelen vindt niet plaats in het luchtledige, maar in concrete situaties.
Die situaties bieden pas de mogelijkheidsvoorwaarden voor‘functioneren’, maar geven tegelijkertijd
de grenzen aan.
Contact met anderen, materiele middelen en maatschappelijke omstandigheden zijn voorwaarden
om als men te functioneren.
Het functioneren van mensen heeft betrekking op situaties; het heeft er zijn uitwerking op en het
wordt er (deels) door bepaald. Binnen het sociaal werk wordt er gesproken over ‘psychosociaal
functioneren’.
In het leven kunnen mensen vastlopen. Mensen kunnen de greep op hun leven verliezen: op
zichzelf, hun situatie, op zichzelf in relatie tot bepaalde situaties (en personen daarin). Je kunt dan
spreken van controleverlies of onvoldoende mogelijkheid tot zelfregulering.
Sociaal werk op het raakvlak van privésfeer en publieke sfeer
Het sociaal werk zou al deze componenten in het oog moeten houden. Sociaal werk bevindt zich op
het snijvlak van privésfeer en publieke sfeer en dient met beide bemoeienis te hebben.
De hulpverlening de het sociaal werk biedt is zowel begeleidend als ondersteunend van aard.
, lOMoARcPSD|1733500
Dit houdt in dat het sociaal werk zo min mogelijk voor de persoon doet en zo veel mogelijk de
persoon zelf laat leren, doen, oplossen, hanteren. Het wil mensen emanciperen. Deze aandacht voor
de mogelijkheden van de cliënten komt tot uiting in termen als oplossingsgerichte benadering,
strengthsbenadering en empowerment.
De oplossingsgerichte benadering gaat ervan uit dat cliënten in de toekomst zelf keuzen
kunnen maken als het gaat om hun handelen. De cliënt wordt aangesproken in de rol van
expert en wordt uitgenodigd zijn eigen deskundige te zijn bij veranderingen in zijn leven.
De werker is gericht – en hier ligt de overeenstemming met het strengthsperspectief – op
successen en sterke punten van de cliënt en op het bevestigen daarvan. Uitgangspunten van
de strengthsbenadering is: het individu beschikt over talenten en innerlijke hulpbronnen
waardoor hij effectief kan reageren op de uitdagingen van het leven. Er wordt gefocust op
talenten en hulpbronnen in plaats van op pathologie en tekort.
, lOMoARcPSD|1733500
De sociaal werker is gericht op empowerment, oftewel: het vergroten en activeren van het
probleemoplossend vermogen van de cliënt. Het gaat vooral om het activeren in plaats van
compenseren. Vaardigheden van de cliënt vergroten die nuttig zijn voor de situatie is
belangrijk hierin.
Na de invoering van de WMO is er meer aandacht voor het betrekken van het sociale netwerk in de
hulpverlening. De missie van het sociaal werk is dus in zekere mate opgeschoven van ‘activeren van
de cliënt’ naar ‘activeren van de cliënt en het sociale netwerk’. Activeren is een belangrijk begrip na
de invoering van de WMO.
1.3 Taken van het sociaal werk
De uitvoering van het sociaal werk is zeer divers en complex, omdat de problemen waarop het zich
richt talloos zijn en veelal complex van aard. De problematiek strekt zich vaak uit over meerdere
gebieden, waarbij soms sprake is van circulaire causale verbanden. Bijna altijd is er de verwevenheid
van het subjectieve (persoon) en het objectieve (situatie). De brede beroepsuitoefeing wordt dan
ook vaak geconcretiseerd en onderverdeeld in taken. Het beroepsprofiel maakt een onderscheid
tussen taakgebieden, kerntaken en taken.
1.4 Cliënt-/ situatiegerichte hulp- en dienstverlening
1.3.1Psychosociale hulpverlening is cliënt-/ situatiegerichte hulp- en
dienstverlening
Aan de cliënt wordt op een of andere manier hulp- en dienstverlening geboden. We spreken dan ok
van cliënt-/ situatiegerichte hulp- en dienstverlening. De situatie van de cliënt staat centraal, maar
ook de concrete dienstverlening is een grootheid in het sociaal werk.
1.3.2 De plaats van signalering, collectieve belangenbehartiging en
preventie
Signalering bevat het opsporen van voor (potentiele) cliënten belemmerende factoren
respectievelijk risicofactoren. Deze factoren kunnen gelegen zijn zowel in de (bredere) sociale
omgeving, de publieke sfeer (maatschappelijke factoren), als binnen het cliëntsysteem zelf, de
privésfeer (individu, gezin, andere samenlevingsvorm, familie, breder netwerk). De uitkomsten van
signalering (gesystematiseerd onderzoek plus aanbevelingen) moeten worden neergelegd bij
relevante politieke instanties of beleidsinstanties, zodat die (preventief) iets kunnen doen aan deze
maatschappelijke factoren. De uitkomsten van signalering kunnen daarnaast ook leiden tot
preventieprogramma’s
voor cliëntsystemen zelf.
1.3.3 Samengaan van de individuele, situationele en maatschappelijke
invalshoek
De activiteiten met betrekking tot signalering en preventie vinden vaak hun begin en einde in de
cliëntgerichte hulp- en dienstverlening. Naast die activiteiten is het belangrijk vooral het perspectief
van waaruit signalering en preventie plaatsvinden betrokken worden in de cliënt-/ situatiegerichte
hulp- en dienstverlening. De nadruk op signalering en preventie binnen het sociaal werk moet
begrepen worden vanuit een maatschappijkritisch perspectief.
Het maatschappijkritisch model zoekt het antwoord op problemen vooral in de vraag naar hoe cliënten als individu en als collectief meer
macht kunnen krijgen over hun levensomstandigheden. Door het probleem breder te maken en de rest van de sociaal-culturele omgeving
erbij te betrekken, vermindert de werken de individuele schuldvraag.
, lOMoARcPSD|1733500
1.3.4 Het generieke karakter van de cliënt-/ situatiegerichte hulp-
en dienstverlening Binnen de opleiding tot sociaal werker wordt het accent gelegd op
het generieke karakter van de hulp- en dienstverlening. Het algemene staat voorop, zij het met
voldoende aandacht voor het
specifieke. Bij specifiek valt te denken aan: een doelgroepbenadering, een sectorale benadering (bijv.
medisch maatschappelijk werk) of een thematische benadering (bijv. hulp bij seksuele problematiek).
De nadruk leggen op het generieke betekent dat mensen uit geheel verschillende
praktijkplaatsen met en van elkaar kunnen leren over sociaal werk en hulpverlening. Een sociaal
werker is specialist in het generieke.
1.3.5 Cliënt-/ situatiegerichte hulp- en dienstverlening in beeld
Het volgende figuur geeft overzicht van de samenhang in de cliënt- situatiegerichte hulp- en
dienstverlening.
Dit figuur laat zien om welke activiteiten het
gaat. Het overzicht geeft een beeld van de
meest complexe hulpverleningssituatie: je
ziet een integraal hulpverleningsproces
waarin de verschillende activiteiten in
samenhang met elkaar ondernomen kunnen
worden.
1.4 Sociaal werk en zijn raakvlakken
1.4.1 Hulpverlening en andere disciplines
Problemen in het psychosociaal functioneren kennen een objectieve component en een subjectieve
component. Hulpverlenen binnen het sociaal werk speelt zich af op het snijpunt van deze twee
componenten.
Het subjectieve component is het handelen of functioneren van de persoon (zijn
gedachten, gevoelens, belevingen, strevingen en gedragingen; dit kun je immaterieel noemen. Het
objectieve component is de situatie waarbinnen dit handelen of functioneren zich afspeelt. Deze
situatie kent materiële en immateriële aspecten: materiële zoals inkomen en huisvesting;
immateriële zoals sociale relaties en maatschappelijke normen, regels en wetten. De aandacht is
dus gericht op de probleemcomponenten. De aandacht van de hulpverlener voor de verschillende
facetten kan in toenemende mate intensief zijn. De hulpverlener kan: