Basismodel voor methodische hulp-
en dienstverlening in het sociaal werk
1 Terreinafbakening
Het ASPIRE-model: probleemaanpak/probleemoplossing
AS: assessment: verzamelen, analyseren en taxeren van relevante informatie
P: plan: met betrokkenen vaststellen van doelen, plan van aanpak
I: implement: uitvoeren van het plan, ‘’monitoren’’ van het plan
RE: review and evaluation: tussentijdse beoordeling
Missie van het sociaal werk
Constellatie = mensen zitten op een bepaalde manier in elkaar
– Somatische constellatie = staan, werken, contact met anderen, nadenken, zintuigelijk
waarnemen, voelen. Begrenzing: ik word geen profvoetballer, want vermoeidheid beperkt me
– Psychische constellatie = waarnemen, denken, voelen, beleven, streven, anderen begrijpen en
aanvoelen, communiceren, doelgericht handelen. Begrenzing: selectiviteit in waarnemen,
angsten, irrationele gedachten e.d.
Psychosociaal functioneren = het functioneren van mensen heeft betrekking op situaties
– Mensen kunnen hierin vastlopen. Oorzaken hiervan kunnen gelegen zijn binnen de persoon, zijn
directe omgeving of bredere maatschappelijke context
– Speelt zich af in de privésfeer (gezin, vrienden) en/of publieke sfeer (school, werk)
– Problemen in het psychosociaal functioneren kennen een objectieve component (de situatie) en
een subjectieve component (de persoon)
Signaleren
Signalering = het opsporen van voor cliënten belemmerende factoren en respectievelijk risicofactoren
Deze factoren kunnen gelegen zijn zowel in de sociale omgeving, de publieke sfeer (maatschappelijke
factoren) of binnen de privésfeer
De uitkomsten moeten worden neergelegd bij relevante politieke instanties of beleidsinstanties
De uitkomsten van signalering kunnen daarnaast ook leiden tot preventieprogramma’s voor
cliëntsystemen zelf
Het generieke karakter van de cliënt-/situatiegerichte hulp- en dienstverlening
Het generieke karakter = het algemene staat voorop, met voldoende aandacht voor het specifieke
Bij specifieke hulp- en dienstverlening valt te denken aan
– Een doelgroepbenadering (jeugdzorg)
– Een sectorale benadering (medisch maatschappelijk werk)
– Een thematische benadering (hulp bij seksuele problematiek)
Er moet een verbijzondering (aandacht voor specifieke) gemaakt worden van het algemene
– Gevaren zijn etikettering en stereotypering
– Vermijden algemeenheidsmythe = er moet vermeden worden om in de formulering van het
algemene onbewust een categorie op te nemen die als normaal zou gelden, bijvoorbeeld
autochtoon t.o.v. de allochtoon of de jongere t.o.v. de oudere
, Grenzen van de hulpverlening binnen het sociaal werk
Aandacht voor de persoon = het gaat hierbij om de grenslijn met de psychotherapie. De sociaal
werker loopt tegen deze grens aan:
– Wanneer hij de situationele kant van het functioneren van de cliënt uit het oog verliest
– Wanneer hij zich bezighoudt met zware psychische stoornissen en dreigende psychopathologie
waarvan de oplossing vraagt om veranderingen in de persoonlijkheidsstructuur
Aandacht voor de situatie (materiële zaken) = daar waar het werk zich beperkt tot informatie geven
en advisering, tot het toepassen van regelgeving etc., daar houdt het op sociaal werk te zijn
Aandacht voor de situatie (sociale aspecten) = aandacht voor de sociale omgeving en de sociale steun
– Wint onder invloed van de WMO en Welzijn Nieuwe Stijl de laatste jaren terrein
Drie (nu vier) posities/invalshoeken van burgerschap
Het sociaal liberaal = individu met nadruk op civiele rechten (contractafsluiting) en daarmee
corresponderende wettelijke plichten (privacy, berscherming)
Het communitaristisch = de sociale en culturele gemeenschap waaraan het individu zijn identiteit
ontleent en waarbinnen het sociale rechten en plichten heeft (onderwijs en sociale voorzieningen)
Het neurepublikeinse = politieke gemeenschap van een stad waartoe een burger behoort (stemrecht,
betrokkenheid en participatie)
Het vertoog van de zorgethiek = aandacht wordt hier gevestigd op het feit dat er een ongelijkheid
bestaat in de mogelijkheid van burgerparticipatie
2 Methodisch werken
Interventie, methode en methodiek
Interventie = doelbewuste ingreep om een situatie te verbeteren
Methode = systematische, doelgerichte handelswijze (5 fasen model)
Methodiek = verzameling methodes. Geheel van op theorieën gebaseerde wijzen dat wordt gebruikt
om een bepaald doel te bereiken. Vastgelegde werkwijze
Invulling van methodisch werken
Doelgericht = gericht op een resultaat, op een uitkomst. Er wordt een doel opgesteld (door cliënt zelf)
Systematisch = ordelijk en samenhangend inzetten van kennis en kunde om een doel te bereiken
– Interactioneel: samenwerking cliënt
– Probleeminhoudelijk: probleem cliënt, probleemdefinitie → doelen
Planmatig = komt tot uitdrukking in fasemodellen zoals het ASPIRE-model
Procesmatig
– Proces van interactieontwikkeling: de ontwikkeling in de interactie tussen de cliënt en
hulpverlener (initiatief, groter vertrouwen, meer veiligheid)
– Proces van cliëntontwikkeling: de interactionele ontwikkeling moet leiden tot een ontwikkeling
bij de cliënt. Hierbij wordt gedoeld op de psychologische fasen die een cliënt moet doorlopen
(hebben) om probleemoplossing te bereiken
– Proces van probleemafwikkeling: de stappen zetten of de fasen doorlopen die horen bij de logica
van het probleem oplossen
3 Hulp- en dienstverlening als kritisch-reflectieve praktijk
De redenen van een kritische reflectie