Basiscursus
Taalkundig
Onderzoek
, Week 1
Grondleggers Taalwetenschap:
Ferdinand de Saussure (1857-1913)
- Het taalteken (signe) is de eenheid van een gekende vorm (signifiant) en een gekende
betekenis (signifié).
- De kleinste betekenis dragende tekenelementen zijn willekeurig, combinaties zijn niet
willekeurig.
- Elk taalkenmerk wordt in hoge mate bepaald door relaties met andere kenmerken van
die taal, het is een samenhangend systeem (langue)
Paradigmatische relaties: relaties tussen elementen op basis van onderlinge
overeenkomsten in fonologische vorm, grammaticale eigenschappen, semantiek etc.
- Woordklassen
Syntagmatische relaties: relaties tussen elementen die samen een groter geheel vormen
- Combinatiemogelijkheden
Roman Jacobsen (1896- 1982)
Hij wordt gezien als de ontdekker van het foneem.
Functies van taal:
- Addresser
- Message
- Addressee
- Gedeelde context
- Contact
- Gedeelde code
Communicatieve functies:
- Referentiele functie: overdragen van informatie
- Emotieve functie: uitdrukken van gevoelens en attitudes
- Conatieve functie: beïnvloeden van gedrag
- Fatische functie: sociale verbanden aangaan, onderhouden, afbreken
- Meta linguale functie: communiceren over aard van de interactie
- Poëtische functie: vormeigenschappen van de interactie
, Week 2
Fonetiek = alle verschillen (articulatorische, akoestische en auditieve fonetiek)
Taal = spraak
- Spraak kwam lang voor de tekst
- Als baby leren we een taal door hem te spreken
Spraak
- Spraak komt overal (in een ruimte)
- We communiceren met spraak veel meer dan alleen taal
- Fluisteren, spreken, schreeuwen, zingen: stem en spraak
Hoe werkt gesproken taal
Alle talen zijn opgebouwd uit:
- Eindige verzameling van bouwstenen (spraakklanken)
- Eindige verzameling van regels om bouwstenen te combineren (klanken tot woorden)
De spraakklank
- Foneem: kleinste klank die betekenis-onderscheidend is
Mast # mest, dus ‘a’ en ‘e’ zijn fonemen
Maar elke ‘a’ (van jou en mij) kan weer verschillend klinken (zonder betekenis
onderscheidend te zijn), dat zijn allofonen (net zoals tongtip-r en brouw-r, of de /k/
in kit en kat)
Coarticulatie
De realisatie van spraakklanken wordt onder andere bepaald door de directe omgeving van
de spraakklanken. De spraakorganen bewegen betrekkelijk traag en hebben nogal wat tijd
nodig om van de ene positie naar de volgende te komen. Het onvermijdelijke gevolg hiervan
is dat opeenvolgende spraakklanken elkaars uitspraak meetbaar en hoorbaar beïnvloeden.
Het tegelijk uitgesproken worden van twee of meer spraakklanken noemen we coarticulatie.
- K(iek) of k(oek)
- S(troop) of s(treep)
De valstrik van de letter
- De relatie tussen klank en letter is niet eenduidig
- En voor talen verschillend
, Segments and prosody
Spraak is een combinatie van:
- Segments = speech sounds (units)
Speech segments are not “letters”
“Any discrete unit that can be identified, either physically or auditorily, in the stream
of speech"
- Prosody = ‘suprasegmental’ characteristics
Pitch, rhythm, tempo, loudness, etc.
De spraakketen
Spreker:
- Bedoelen
- Formuleren
- Spreken
Spraakgeluid wordt overgebracht naar de luisteraar.
Luisteraar:
- Horen
- Verstaan
- Begrijpen
Om het spraakgeluid te decoderen en te begrijpen moet er gemeenschappelijke kennis zijn
Verstoringen in spraakketen
- Grote afstanden, omgevingslawaai
- Slechte verbinding
- Cocktail-party effect: In een overvolle kroeg reageren de hersenen op de woorden van de
persoon waarmee je praat. We kunnen ons goed concentreren op de woorden van die
ene persoon en het lijkt of alle andere geluiden op de achtergrond wegvallen.