Een Kennismaking
met de Oude Wereld
L. de Blois en R.J. van der Spek
Samenvatting mk2562051
,2
Inhoudsopgave
Het Oude Nabije Oosten
1. Het ontstaan van de beschavingen in Egypte en Mesopotamië
2. Het derde millennium
3. Het tweede millennium
4. Het eerste millennium
5. Godsdienst
6. Economie en Maatschappij
7. Rijksbestuur
De Griekse Wereld
8. De vroege ijzertijd
9. De archaïsche periode
10. De klassieke periode
11. De Hellenistische tijd
Rome en de Romeinse geschiedenis
12. De vroege Romeinse geschiedenis
13. Verdere expansie en sociale spanningen
14. De eeuw der Romeinse burgeroorlogen
15. De vroege keizertijd
16. de crisis van de derde eeuw na Chr. en de Late oudheid
Personenregister
,3
Het Oude Nabije Oosten
1. Het ontstaan van de beschavingen in Egypte en Mesopotamië
Aan de oevers van de Eufraat en de Tigris in Mesopotamië, en aan de Nijl in Egypte zijn
beschavingen ontstaan die hun stempel op de geschiedenis hebben gedrukt. De culturen die hier rond
3000 v. Chr. opkwamen kenmerkte zich door:
- toenemende verstedelijking
- staatsvorming
- de uitvinding van het schrift
Hier waren al honderdduizenden jaren aan vooraf gegaan. De periode van de steentijd, naar de
ontwikkeling van de stenen werktuigen, onderverdeeld in Oude, midden- en nieuwe steentijd, was
deze periode. In de oude en de middensteentijd leefde de mensen van de jacht en van het
verzamelen van plantaardig voedsel. Mensen trokken rond, afhankelijk van de jacht. Aan het einde
van de middensteentijd had de mens zijn werktuigen zo ontwikkelt dat men effectiever van de
natuurlijke omstandigheden kon profiteren. Er werd, naar het schijnt in het Nabije Oosten, een stap
gezet naar een grotere beheersing van de natuur door het zelf kweken van de graansoorten die de
mensen tot dan in het wild hadden opgespoord. Ook werden de dieren waar op gejaagd werd getemd
en geteeld. De nieuwe steentijd, het Neolithicum, was van grote invloed op de voortgang van de
menselijke beschaving dat het ook wel de
Neolithische revolutie wordt genoemd.
In de landbouw onderscheiden we twee type:
regenlandbouw en irrigatielandbouw.
Regenlandbouw is eigenlijk de natuurlijke vorm van
landbouw en is mogelijk op een plek waar minimaal
250 mm neerslag valt per jaar. Deze vorm van
landbouw is bijzonder kwetsbaar omdat men
afhankelijk was van de neerslag. Bij
irrigatielandbouw kunnen we aan natuurlijke en
kunstmatige vorm denken. Natuurlijke: bijv. bij de Nijl
Natuurlijke irrigatielandbouw bij de Nijl
die vóór de zaaitijd overstroomt. Waar de rivieren niet
regelmatig overstroomde paste men kunstmatige
irrigatielandbouw toe. De irrigatielandbouw was
aanzienlijk productiever dan de regenlandbouw. Kunstmatige irrigatielandbouw
De betekenis van de landbouw was zeer
groot. Er kwamen mogelijkheden voor mensen om
langer op dezelfde plek te blijven wonen en zo konden er dorpen ontstaan. Ook hoefde niet iedereen
zich met de voedselproductie meer bezig te houden en zo ontstonden er specialisten in handwerk en
metaalbewerkers. Ook kon er een ambtenapparaat en een priesterkaste ontstaan. De dorpen die aan
het begin van het Neolithicum ontstonden namen hier en daar al het aanzicht van een stad in. De
grootste en invloedrijkste steden ontstonden aan de oevers
van grote rivieren in het vierde millennium v. Chr: Bij de
oevers was de hoogste voedselproductie en konden dus de
meeste mensen bij elkaar wonen.
Het centrum van de Mesopotamische stad was de
tempel. De tempel was de woonplaats van de staatsgodheid
die door de gemeenschap onderhouden moest worden. De
tempel ontwikkelde zich tot een grote organisatie met veel
grondbezit en hield zich bezig met de landbouw, veeteelt en
ambacht waardoor het talrijke mensen in dienst had. Uit
behoefte van deze tempeleconomie ontwikkelde zich ca.
3400-3200 het schrift, het spijkerschrift genaamd naar de
gestileerde vorm die de tekens later kregen. Niet veel later
ontstond in Egypte het hiëroglyfenschrift.
De tegenstelling tussen sedentair
en nomadisch was ook een geliefd
thema in de literatuur. Denk aan
Kaïn en Abel het Bijbelverhaal.
,4
Pictografisch: elk woord een afbeelding
Ideografisch: elk woord een symbool
In het Nabije Oosten ontstond een belangrijke tegenstelling in de steden, namelijk de sedentaire
levenswijze tegenover de nomadische levenswijze. Deze levenswijzen hangen nauw samen met de
manier waarop men zich in het levensonderhoud voorzag. Boeren die niet veranderde van woonplaats
waren sedentair. Veetelers die met hun vee rondtrokken voor weigronden waren nomadisch. De twee
leefwijzen stonden gedurende de oudheid in een haat-liefde verhouding tegenover elkaar: Haat omdat
de gedesentariseerden bang waren voor plunderingen van de nomaden, liefde omdat beide groepen
elkaar nodig hadden voor elkaars producten.
Belangrijke verschillen tussen Mesopotamië en Egypte:
- Voorwaarden landbouw in Egypte gunstiger dan in Mesopotamië: De Nijl stroomt vóór de zaaitijd
over, de Eufraat en de Tigris erna. De Egyptenaar zaaide dus in vruchtbare slib dat de rivier achter
had gelaten, terwijl de mesopotamiër het water voorzichtig door de voren moest laten lopen.
- Nijlwater van betere kwaliteit. Eufraat en de Tigris voeren schadelijke zouten mee, omdat het land
laag en vlak is. Na langdurige irrigatie kan de grond zodanig verzilten dat landbouw onmogelijk wordt.
Dat verzilting voorkwam zien we aan de gewassen die ze verbouwde: Meer gerst dan tarwe, gerst is
beter tegen zout bestand.
- In Egypte is de overgang van cultuurland naar woestijn abrupt. Hierdoor was Egypte veel moeilijker
te bereiken dan Mesopotamië omdat het door onbewoonbare woestijnen werd omringd. In
Mesopotamië was de overgang veel vloeiender. Egypte lag dus beter geïsoleerd, dit verschil heeft
grote politieke consequenties gehad. Mesopotamië had veel meer last van indringers die de macht
voordurend overnamen. Toch bleef er in Mesopotamië ook een grote continuïteit omdat de nieuwe
machthebbers zich aanpaste aan de bestaande culturele tradities.
2. Het derde millennium
De Vroege bronstijd: De geschiedenis van Egypte wordt op twee manieren ingedeeld: In dynastieën
en in rijken. Dynastieën: Afkomstig van de Egyptische priester Manetho, schreef dat de geschiedenis
van Egypte in 30 dynastieën ofwel koningsgeslachten kan worden verdeeld. Rijken: Moderne indeling
van de geschiedenis van Egypte in 3 rijken waarin Egypte grote voorspoed kende en een politieke
eenheid was. Deze rijken worden afgewisseld door tussenperiode van verval en politieke
versplinteringen: Niet één vorst maar meerdere dynastieën tegelijk:
Het Oude Rijk: ca. 2600-2150 Het Middenrijk: ca. 2000-1800 Het Nieuwe Rijk: ca. 1550-1100
Tot slot onderscheiden we nog een Late Tijd: ca. 750 v.Chr.- 1922 v.Chr. waren Egypte temaken
kreeg met buitenlandse invallen en grote rijken.
In het derde millennium valt het Oude Rijk. Al was Egypte een eenheid, toch bleef er de hele
geschiedenis een onderscheid tussen beneden- en boven-Egypte. De farao’s droegen een dubbele
kroon en er was een dubbele administratie. Het Oude Rijk is wereldberoemd geworden door de
Piramiden. (lagen in de buurt van de hoofdstad, Memphis) Ze laten zien dat de macht van de koning
groot was en dat hij sterke greep had op mens en materiaal.
In de tijd dat Egypte onder water stond werden de boeren opgeroepen om mee te werken aan
grote bouwwerken. Het koningschap werd gezien als goddelijk en de bereidheid om deze enorme
krachtsinspanning te verrichten is dusdanig te begrijpen. Het Oude Rijk duurde vijf eeuwen, maar
kwam ten val doordat gouwvorsten:provinciehoofden te machtig werden ten kosten van de farao. De
grond die zij als salaris kregen ging over van vader op zoon en zo ook hun ambt waardoor de farao
grip verloor. Ook nam in deze tijd de hoogte van de overstromingen van de Nijl geleidelijk af. Hierdoor
nam kunstmatige irrigatie toe.
Mesopotamië: Sumer en Akkad
In het derde millennium werd er vormgegeven aan de Mesopotamische beschaving. Twee volken
waren daar verantwoordelijk voor: de Sumeriërs en de Akkadiërs. Zij waren het die de aanstoot
gaven tot de uitvinding van het schrift en tot de stedenbouw. Zij maakte de steden in zuidelijk
Mesopotamië groot en paste het schrift op grote schaal toe voor tempel- en paleisadministratie. Ook
gaven ze vorm aan beeldhouwkunst, bouwkunst, godsdienst etc.
De Sumeriërs hebben een begin gemaakt met de wetenschap. Op de Sumerische scholen
leerden de leerlingen het ingewikkelde schrift. Het 60-tallige stelsel van de Sumerische rekenkunde
kennen wij vandaag de dag nog in de onderverdeling van het uur en de graden in een cirkel. De
Sumerische school was een cultuuroverdrager. Sumerische teksten werden in nabije streken
bestudeerd op scholen en het spijkerschrift werd overgenomen. Zo verbreidde de Sumerische
beschavind zich over geheel Voor-Azië.
, 5
De Sumeriërs leefden in stadstaten. De tempel stond aanvankelijk centraal, onder leiding van een
priester-vorst, maar langzamer werd dit steeds meer een tweedeling: een wereldlijke leider die
voornamelijk de aanvoering van het leger als belangrijkste taak had, en dus naast een opperpriester
opereerde. Zo ontstond het koningschap en naast de tempel het paleis, ambtenarenapparaat,
grondbezit en werkplaatsen. Paleis en tempel bleven 3000 jaar lang de belangrijkste organisaties die
zich voordurend met elkaar bemoeiden, positief en negatief.
De Akkadiërs danken hun naam aan de stad Akkad. Deze stad werd ca. 2300 v. Chr. het
centrum van dit ‘wereldrijk’. Koning Sargon de Grote was de stichter van het rijk dat geheel
Mesopotamië omvatte en zich uitstrekte tot Klein-Azië. Akkadiërs waren Semieten, dat wil zeggen dat
ze een Semitische taal spraken. (Tegenwoordig semitische talen Hebreeuws en Arabisch) De
Akkadiërs hebben veel van de Sumerische beschaving overgenomen maar ze behielden eigen goden
en eigen taal. Door lokale opstanden en invallers uit het oosten ging het rijk Akkad ten onder.
Er volgde in het derde millennium een wederopbloei van een aantal Sumerische steden:
Sumerische Renaissance. De koningen van Ur, de Derde Dynastie van Ur, creëerden opnieuw een
groot rijk in Mesopotamië. Het rijk Ur ging weer ten gronden door Amorieten die vanuit het Westen
het rijk binnenvielen. De Amorieten waren nomaden die aangetrokken werden door de vruchtbare
streken in Mesopotamië, ze waren een plaag voor de plaatselijke bevolking. Ook klimaatsverandering
wordt gezien als een oorzaak: door toenemende droogte zou de druk van de nomaden uit de steppen
op de rivierdalen zijn toegenomen.
Het einde van het derde millennium betekende voor de twee belangrijkste cultuurcentra
Egypte en Mesopotamië een periode van verwarring en stagnatie. Het Sumerisch hield op een
gesproken taal te zijn maar behield zijn functie van religieuze en geleerde taal, terwijl het Akkadisch
zich ontwikkelde tot spreektaal in Mesopotamië en de internationale schrijftaal voor correspondentie
en administratie.
3. Het tweede millennium
Egypte: De Middenbronstijd ca. 2000-1600: en de Tweede tussenperiode
ca. 1800-1550
Kort voor 2000 v. Chr werd de eenheid in Egypte hersteld door een
gouwvorstendynastie (de elfde), die in Thebe regeerde. Hierdoor werd
Thebe de nieuwe hoofdstad van Egypte. De koningen van de Twaalfde
dynastie waren krachtige koningen die veel veldtochten voerden naar Voor-
Azië. Deze koningen zijn ook befaamd door hun ondernemingen in Egypte.
Het Middenrijk was een bloeiperiode in de Egyptische cultuur, met name in
de literatuur. De hiëroglyfen kregen de ideale vorm en de literaire werken
‘klassiek’. Aan het einde van het Middenrijk brokkelde het gezag van de
koningen echter weer af en ging de eenheid weer verloren. Dit betekende
het begin van de tweede tussenperiode waarin Egypte temaken kreeg met
buitenlandse overheersers de Hyksos. Ze vestigden zich in de Nijldelta en
wisten daar de macht over te nemen en eigen dynastieën te stichten.
Kaart Egypte langs de Nijl
Mesopotamië: de Oudassyrische en de Oudbabylonische tijd
In het tweede millennium kwamen er in
Mesopotamië twee staten tot ontwikkeling: Assyrië
en Babylonië. In Assur, Babylon en Mári kwamen
Amorieten aan de macht. Ze slaagden er alleen niet
in om hun cultuur op te leggen. Sumerisch en
Akkadisch bleven de geschreven talen. De
Amoritische spreektaal verdween zelfs na verloop
van tijd.
Het Oudassyrische rijk: 2000-1750: De stad Assur
bestond al sinds de vroeg-dynastieke periode en
werd rond 2000 v. Chr. zelfstandig. Er begon toen
een periode van bloei, die vooral beruste op het
handelsverkeer waarin de Assyriërs handelswijken
verwierven. Na een inzinking, ca. 1800 ging Assur Kaart Mesopotamië langs de Eufraat en de Tigris
na een machtsovername van de Amoriet Samsi-
Adad I, een nieuwe bloeiperiode tegemoet. Hij zette