In dit document staan alle hoofdstukken en paragrafen van Nectar boeken die je moet kennen voor het examen in 2021. De informatie die je niet hoeft te kennen heb ik er voor het grootste gedeelte uitgehaald.
De hoofdstukken die er in staan zijn:
Biologie H2: soorten en erfelijkheid
Biologie H...
,Biologie H2: soorten en erfelijkheid
§2.1 Definitie van een soort
Individuen horen bij dezelfde soort als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen. Een soort
heeft een wetenschappelijke naam. De naam bestaat uit twee delen: dit is de binominale
naamgeving. Het eerste deel van de naam is de geslachtsnaam en het tweede deel is de
soortaanduiding.
Linnaeus heeft door middel van de taxonomie deelde hij duizenden dieren in:
Domein→ rijk → stam → klasse → orde → familie → geslacht → soort
Soms kruisen twee verschillende soorten elkaar en krijgen ze vruchtbare nakomelingen, deze
nakomelingen zijn dan hybriden.
§2.2 populaties
Een groep van organismen van dezelfde soort in een gebied is een populatie. Dieren in een populatie
planten vaak voort met elkaar. Ze hebben dan vaak dezelfde genen.
Een beperkende factor bepaalt de levenskansen en de groei een populatie. Wanneer de beperkende
factor erg groot is zullen de dieren wegtrekken.
Een grotere genetische diversiteit zorgt ervoor dat de soort de benodigde allelen heeft om zich beter
kan aanpassen wanneer de omstandigheden veranderen.
De populatiegrootte bepaal je door:
𝑣1 𝑥 𝑣2
𝑁𝑝𝑜𝑝 =
𝑔𝑒𝑚𝑒𝑟𝑘𝑡𝑒 𝑣2
Wanneer een leefgebied wordt opgedeeld in verschillende stukken noem je dat versnippering.
Populaties kunnen hierdoor uiteenvallen. Het gebrek aan uitwisseling van genetisch materiaal
verzwakt de populatie. De versnipperde gebieden kunnen weer verbonden worden, dat is
ontsnippering.
In veel gebieden hebben mannetjes hun eigen territorium, leefgebied van een dier.
§2.3 elke soort is anders
Een habitat is de leefomgeving van een organisme met de specifieke en belangrijke biotische
(levende) en abiotische (niet levende) factoren.
populatie
Ieder organisme krijgt te maken met verschillende
optimumgebied
milieufactoren Voor elke factor heeft het organisme
een eigen optimum. Bij het optimum is het leven het
best. Voor abiotische factoren is er ook een minimum
en een maximumwaarde, dat zijn tolerantiegrenzen.
Voorbij deze grenzen gaat het organisme dood.
Dieren die hetzelfde eten en in het zelfde territorium zitten zijn niet altijd concurrenten. Dat komt
doordat ze een verschillende functie in het ecosysteem hebben. Ieder dier maakt op een andere
2
,manier gebruik van voedselaanbod, plaats en ruimte. Ieder dier heeft zijn eigen niche, maar niches
kunnen overlappen. Wanneer twee soorten in dezelfde habitat leven en dezelfde niche hebben
spreken we van concurrentie.
Wanneer soorten verhuizen naar een ander ecosysteem passen ze zich daaraan aan. Het kan zijn dat
andere soortgenoten hen later niet meer herkennen omdat de verschillen zo groot zijn geworden dat
ze hen als een andere soort zien.
§2.4 relaties
Herbivoren hoeven in hun habitat niet veel moeite te doen voor hun voedsel. Carnivoren hebben het
minder makkelijk. Als een organisme (predator) een prooi vangt, doodt en opeet spreken we van
predatie.
Populaties wisselen van grootte, zijn er veel
prooien. Groeit de populatie predatoren en
zijn er weinig predatoren, dan groeit de
- predatoren populatie prooien.
- prooien
In een voedselketen worden voedingsstoffen via schakels (organisme) doorgegeven naar de
toppredator. Elke schakel verbruikt een deel van de energie. Wanneer verschillende voedselketens
verbonden raken ontstaat er een voedselweb.
Door bestrijdingsmiddelen kan er gif in de voedselketen komen. Hoe hoger je in de keten komt hoe
hoger de concentratie gif wordt. Dit is accumulatie.
Wanneer twee soorten een langdurige ‘relatie’ hebben, spreek je van symbiose. Soorten symbiose:
- mutualisme +/+, beide soorten hebben voordeel
- commensalisme +/o, de ene soort voordeel de andere soort heeft geen nadeel
- epifytisme +/o, voordeel/geen nadeel wanneer het planten/planten is
- parasitisme +/-, een soort voordeel en de andere soort nadeel
3
, Biologie H3: ecosystemen
§3.1 kwetsbare ecosystemen
Ecosysteem = afgebakend gebied met organismen en biotische en abiotische relaties
Kringlopen zorgen ervoor dat ecosystemen nauwelijks uitwisseling met andere ecosystemen hebben.
Producent (autotroof): zonlicht + CO2 + H2O → organisch
Consument (heterotroof): gebruikt organische stoffen uit andere organismen
Reducent (heterotroof): zet organische stoffen om in anorganische stoffen
Draagkracht = de maximale populatiegrootte die een gebied kan onderhouden
Door veranderingen in biotische en abiotische factoren ontstaat populatiedynamiek. Het veranderen
van de populatie beïnvloed het ecosysteem. Die blijvende, snel optredende veranderingen in het
ecosysteem zijn verstoringen.
§3.2 Energie
Biologen werken met het begrip biomassa. Dit is de hoeveelheid energierijke stoffen in de
organismen, zonder water. Met deze biomassa’s kun je een voedselpiramide maken.
Een voedselpiramide heeft verschillende trofische niveaus.
Elke laag van de voedselpiramide verbruikt energie, vandaar de
afnemende hoeveelheid biomassa.
In een energiestroomschema is zichtbaar op welke
manier de energie wordt gebruikt. Heterotrofe
organismen nemen als voedsel organische stoffen op
die ze gebruiken als brand- en bouwstoffen.
Producenten zijn autotrofe organismen, ze zetten
anorganische stoffen om in organische stoffen. De
primaire productie is de hoeveelheid organische
stoffen die producenten maken (g/opp./jaar). De producenten gebruiken energie van de zon.
Factoren die de invloed van de groei van fytoplankton beïnvloeden:
- Licht is waarschijnlijk niet beperkend voor de primaire productie
- Voedingsstoffen
Verrijking van water met voedingsstoffen, eutrofiëring. Fosfaat beïnvloed de primaire
productie, maar is niet beperkend voor de biomassa van de consumenten. Te veel
nitraat (NO3-) zorgt voor algenbloei. De biomassa van de algen neemt toe. De stijging
van de primaire productie geeft minder helder water. Ook worden dode bacteriën
afgebroken, daarvoor wordt zuurstof verbruikt. Veel dode algen zorgen voor
zuurstofloos water wat er weer voor zorgt dat andere consumenten sterven.
- Temperatuur kan tot een hogere primaire productie leiden
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jamiezwirs. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.