Economie hoofdstuk 6
6.1 – zwijgen of praten?
Als je een dilemma hebt, moet je keuzes maken. Om je te
helpen met het maken van keuzes en beslissingen, kan je
gebruik maken van de speltheorie. Dat is een wiskundige
manier van problemen oplossen, je analyseert dan de
verschillende acties van de partijen en voorspeld de
uitkomst van die acties. Je kijkt dan naar de keuzes die
een speler heeft en hoe die wordt beïnvloed door de
keuze van de andere speler.
Als twee mensen worden opgepakt hang hun straf af van
wat de ander doet. maar omdat ze allebei kijken naar wat
voor hunzelf het beste is, krijgen ze niet het optimale
antwoord. Dit heet het gevangenendilemma, de uitkomst
is niet het optimale antwoord voor beide spelers. De tabel
waarin je het laat zien heet een matrix of normaalvorm.
Het gevangenendilemma gaat om twee spelers die keuzes
hebben. als een speler altijd voor een optie kiest, heeft diegene een dominantie strategie. Een
voorbeeld is prijzenoorlog, daarbij strijden supermarkten om de gunst van een klant door middel van
lage prijzen.
Als een speler gaat voor zelfbinding, betekent dat dat diegene al bekendmaakt wat hij gaat doen.
Zonder het te laten afhangen van wat de andere speler gaat doen, anders doet een bedrijf aan
samenwerking.
6.2 – het ene goed is het andere niet
Als je bv naar de supermarkt gaat, gaat dat om individuele goederen. Deze goederen zijn
verhandelbaar via de markt, er is een prijs voor vastgesteld en je kunt ze alleen krijgen door iets
ervoor te betalen. Dat is uitsluitbaarheid, als je niet voor een product betaald wordt je uitgesloten
van het kopen ervan.
Individuele goederen werken meestal rivaliserend, dat betekend dat als jij een product koopt een
ander het niet meer kan kopen, jou consumptie gaat ten koste van de ander.
Er zijn ook goederen die er voor iedereen zijn, de overheid produceert en zorgt dat ze beschikbaar
zijn. Dit zijn collectieve goederen (bv. Brandweer, politie, wegen etc) de overheid neemt dan steeds
beslissingen over de productie van deze goederen. Het is hierbij ook niet mogelijk om een goed uit te
sluiten. Ook gaat het niet ten koste van een ander en is het niet individueel.
Er zijn ook individuele goederen die door de overheid worden geproduceerd, zoals het onderwijs of
een bibliotheek. De overheid kiest ervoor om dit voor iedereen beschikbaar te stellen. Dit worden
quasi-collectieve goederen of semicollectieve goederen genoemd.
6.3 wie heeft er profijt van?
Als een supermarkt voor bv prijsverlagingen kiest, doet hij dat voor zijn individuele belang.
Individueel belang is het persoon vooropstellen van zichzelf. Als iemand zijn eigen belang
vooropstelt, is dat niet de optimale uitkomst.
Je kan vaak de uitkomst verbeteren door afspraken te maken, je moet elkaar dan wel kunnen
vertrouwen. Het collectieve belang leidt meestal tot optimale uitkomst, daarin wordt het belang van
alle betrokkenen tot de beste uitkomst. Je moet dan wel samenwerken en vertrouwen hebben.