Goederenrecht werkgroepen
Werkgroep 1
WG docente: Jeroen van der Weide (C2.07)
j.a.van.der.weide@law.leidenuniv.nl
071-:4045478
Goederenrecht staat in Boek 3 en 5 BW.
Bij casus: eerst relevante rechtsfeiten onderscheiden, dan kwalificeren, daarna visualiseren.
Vraag 2
Beachclub heeft afspraken gemaakt met eigenaren van perceel met huis erop. (Is echte casus
geweest in 2008). Om bij perceel te komen moet je over stukje weg van de Beachclub. Voor
eigenaren: beperkt recht – erfdienstbaarheid vestigen. Grond Beachclub is dienstbaar erf – dulden
dat eigenaren woningen over jouw erf mogen om woning te bereiken. Perceel eigenaren is
heersende erf.
Erfdienstbaarheid gaat over vanwege zaaksgevolg (droit de suite). Erfdienstbaarheid is afhankelijk
recht, van de eigendom waar het op slaat. Aan beide zijden gaan rechten/plichten erfdienstbaarheid
mee over.
Hoe zorgen dat opvolgende eigenaren ook die rechten krijgen / dat je ze kan doorgeven? Biedt de
wet mogelijkheden om rechten door te geven aan opvolgende verkrijger? Gaat hier over kwalitatief
recht, is boek 6. Art. 6:251 en 6:252 BW.
Kwalitatief recht (art. 6:251 BW)
Rechten die je hebt aan de hand van een bepaalde kwaliteit. In casus: kwaliteit als eigenaar. Dit recht
gaat van rechtswege weer over. Zijn beëindigingsmogelijkheden aan beide zijden. Tegenprestatie is
geregeld in art. 6:251 lid 2. Een kwalitatief recht hoef je niet als zodanig te benoemen, maar lees je af
uit feiten.
Is actief.
Kwalitatieve verplichting (6:252 BW)
Obligatoire afspraak waarbij je afspreekt om iets te dulden of iets niet te doen, deze verplichting
volgt ook opvolgende eigenaar.
Is passief.
Richt zich op een persoon – is persoonsgebonden. Is verbintenissenrecht, makkelijker te ontbinden.
Je zou hier ook nog goederenrechtelijk gebruik kunnen maken van het appartementsrecht (art. 5:107
BW?). Geldt niet alleen voor flats, maar ook voor horizontale structuren.
Vraag 1
Juridisch / goederenrechtelijk probleem: middellijke vertegenwoordiging en goederenrechtelijke
transacties. Is Van Breukel ook eigenaar als hij handelt voor een ander.
Lasthebber: is een middellijk vertegenwoordiger. Handelt in eigen naam, maar voor rekening en
risico van een derde.
Bij onmiddellijke vertegenwoordiging handelt iemand in naam van de vertegenwoordigde, dus wordt
de achterman verbonden bij ovk. Bij middellijk gaat dit in eigen naam.
Kauffmann
Moet verkocht worden.
Van Breukel neemt een centrale plaats in.
Kastmans is achterman, die is anoniem (anders weet iedereen dat je rijk bent). Wil verkopen,
daarvoor consignatieovereenkomst, wordt veel gebruikt in kunsthandel. Hierbij draag je goed over
aan een derde, die het weer wil verkopen.
, Van Breukel handelt in eigen naam, sluit een overeenkomt met koper X. X weet niks van de
achterman, want die is anoniem.
Eigenaar = Kastmans. Is ook bezitter – voegt macht uit door middel van iemand anders. Is en blijft
bevoegd om over het goed te beschikken.
Van Breukel is houder – art. 3:108 BW – oefent feitelijke macht uit voor iemand anders.
Bedoeling is dat eigendom van Kastmans naar koper X gaat.
Schilderij = roerende zaak niet registergoed. Overdracht: art. 3:84. Eisen:
1. Levering
Art. 3:90 – bezitsverschaffing
o Art. 3:114 – overdracht van bezit
o Art. 3:115 – is ook bezitsoverdracht, maar bijzondere constructie
o Feitelijke machtsverschaffing van houder aan een derde. Houder kan niet bezit
overdragen, maar wel het bezit verschaffen.
2. Geldige titel
3. Beschikkingsbevoegd
Van Breukel is houder.
Beschikkingsbevoegd: is Kastmans. Als Kastmans buiten beeld blijft voor de koper, kan Van Breukel
dan wel overdragen? Ja, vanwege Mesdag II arrest, HR: beschikkingsbevoegdheid kan worden
toegekend aan een tussenpersoon, die is dan ook bevoegd tot levering en overdracht. Heeft te
maken met consignatieovk, die is erop gericht dat tussenpersoon via bevoegdheid Kastmans die
bevoegdheid toegekend krijgt, om over te gaan tot koopovk.
Vaak wordt in consignatieovk ook beperkingen vastgelegd over beschikkingsbevoegdheid, bijv.: mag
alleen worden verkocht voor 1,5 miljoen. Als voor minder wordt verkocht, dan niet
beschikkingsbevoegd. Is een soort goederenrechtelijke machtiging (maar zo noemt HR het niet).
Van Breukel geeft als het ware de beschikkingsbevoegdheid door aan de koper.
Levering: Van Breukel is houder, maar verschaft wel bezit (is ook afgesproken tussen partijen).
Levering kan ook worden toegerekend aan Kastmans, want die heeft afgesproken dan Van Breukel
bezit kan verschaffen, ondanks dat hij houder is.
Alle bevoegdheden van Van Breukel vinden oorzaak in de consignatieovereenkomst. Is volgens prof
eigenlijk een samengestelde titel, want je hebt beide ovk’s nodig voor overdracht van Kastmans aan
koper X.
Tussen Kastmans en de koper is er dus overdracht op basis 3:84 jo. 3:90.
Ivanov
Van Breukel weer centrale rol. Heeft opdracht van Veenstra (anoniem) om een schilderij te kopen.
Van Breukel heeft contact met een handelaar Y, die het schilderij heeft.
Y sluit koopovk met Van Breukel, welke in eigen naam handelt.
Eigenaar/ bezitter = handelaar Y.
Lastgevingsovk tussen Van Breukel en Veenstra.
Nu vraag: hoe krijg je eigendom van handelaar Y naar Veenstra? Ook: via 3:84 jo. 3:90.
1. BB: handelaar Y is beschikkingsbevoegd.
2. Leveringshandeling:
Optie: Y draagt bezit over aan Van Breukel, die draagt weer over aan Veenstra – 2
stappenmethode (/doorleveringsleer).
o Maar: probleem als Van Breukel failliet raakt. Dan raakt hij
beschikkingsonbevoegd en het schilderij is in het vermogen van Van Breukel, wat
bevroren is. Veenstra is dan slechts concurrente crediteur.
Art. 3:110 BW – directe leer. Als er afspraak is tussen achterman en vertegenwoordiger
dat v een ovk sluit met derde en het goed houdt voor de achterman, dan komt er een