Recht
Les 1 HC:
Hoofdstuk 1 en 2
Recht= verzamelnaam voor alle regels die er bestaan. In de regels staat wat je wel
en niet mag doen.
Belangentegenstelling is de basis van de meeste juridische problemen.
Verschillende mensen hebben verschillende belangen.
In Nederland zijn er lagere rechters en hogere rechters.
De rechterlijke macht is georganiseerd in:
- Hoge raad: In cassatie gaan. Als een partij het niet eens is met de
uitspraak. Hierbij wordt alleen gekeken of de rechter het recht juist heeft
toegepast. Ze gaan niet kijken of de feiten kloppen.
- Gerechtshoven: Hierbij kan men in hoger beroep gaan. Rechters noemt
men hier rechts heren.
- Rechtbanken: Eerste gerecht. De rechtbank kent de meervoudige kamers
(3 rechters) en enkelvoudige kamers (1 rechter)
Een juridisch probleem wordt eerst door een lagere rechter in de rechtbanken
bekeken en beoordeeld.
Vonnis= Een van beide partijen is het niet eens met de uitspraak van de rechter
De partij kan de zaak dan in hoger beroep brengen. (Een rechtszaak in tweede
aanleg)
Hoger beroep: de rechter kijkt nog een keer of de rechter in de rechtbank alle feiten
goed heeft beoordeeld, of er voldoende bewijs is en of het recht juist is toegepast.
Enkelvoudige kamer= met een rechtsprekende rechter.
Meervoudige kamer= met drie rechtsprekende rechters.
Objectieve recht= Omvat de rechtsregels die door de overheid zijn vastgelegd met
het doel de samenleving te ordenen.
Onderscheid van het privaatrecht en het publiekrecht:
- Privaatrecht:gedeelte van het objectieve recht dat zich bezighoudt met de
rechtsverhouding tussen personen onderling. De personen zijn natuurlijke
personen en rechtspersonen.
Natuurlijk Persoon= de mens
, Rechtspersoon= een organisatievorm
- Publiekrecht:heeft betrekking op de rechtsverhouding tussen de overheid
en burgers. Het staats-, bestuurs- en strafrecht, evenals het recht van de
EU zijn onderdelen van het publiekrecht.
Bestuursrecht: de overheid heeft als taak de wetten op diverse gebieden van
het bestuursrecht uit te voeren. De bestuursorganen nemen de besluiten. Bij
het maken van de besluiten moeten er aan een aantal regels worden voldoen.
Strafrecht: Als een persoon verdacht wordt een strafbaar feit te hebben
gepleegd, krijgt hij te maken met het strafrecht. In het strafproces moeten de
regels van publiekrecht worden toegepast.
Onderscheid van materieel recht en het formeel recht:
- Materieel recht: Het materiële recht bevat regels die rechten verlenen en
verplichtingen opleggen tussen burgers onderling en tussen burgers en
overheid, maar ook tussen overheden onderling.
- Formeel recht: geeft de regels hoe een bepaald proces gevolgd dient te
worden. Het wordt ook wel het procesrecht genoemd. Het zegt iets over
de regels van de procedure, dit vind je in de strafvordering.
Recht:
Objectieve recht en subjectieve recht:
Het objectieve recht betekent letterlijk de regels. En het subjectieve recht betekent
de bevoegdheid of plicht.
Objectieve recht: Bestaat voor een belangrijk deel uit geschreven en ongeschreven
regels.
Subjectieve recht: Het woord recht wordt in het subjectieve recht gekoppeld aan een
persoon, een subject. De bevoegdheid die een persoon heeft tegenover een ander
persoon.
Bij dwingend recht mogen de regels waarvan rechtssubjecten niet afwijken. De
aanvullende recht zijn regels die pas van toepassing zijn wanneer rechtssubjecten
niets zelf hebben geregeld.
Rechtssubjecten zijn de personen die toekomen aan subjectieve rechten. Je kunt ze
verdelen in twee groepen:
- Natuurlijke personen: Mensen. De mens is drager van de subjectieve
rechten.
- Rechtspersonen:een organisatievorm die voor veel handelingen aan het
rechtsverkeer mag deelnemen. Is ook een dragen van subjectieve
rechten.
Dwingend recht en aanvullend recht:
,Dwingend recht: De wetgever legt voorschriften op waarvan ze niet mogen afwijken,
dit zijn de regels van dwingend recht. Als toch van een regel van dwingend recht
wordt afgeweken, dan is dit zonder rechtsgevolg.
Semi- dwingend recht= je mag onder bepaalde omstandigheden afwijken, alleen
schriftelijk.
Aanvullend recht: Deze wetgeving is gemaakt voor wanneer partijen niet zelf een
regeling treffen.
Een bijzondere wet gaat altijd boven de algemene wet. Dit geldt ook voor een
hogere wet, deze gaat altijd boven een lagere wet. Ook gaat een jongere wet boven
een oudere wet.
Rechtsbronnen wordt opgedeeld in de wet, jurisprudentie, gewoonterecht en
verdragen. Deze onderdelen vormen samen het objectieve recht.
Wet= schriftelijke naar buiten werkende regeling.
De wet kun je opdelen in de formele zin en de materiële zin:
- Wet in formele zin: een gezamenlijk besluit van de regering en de Staten-
Generaal. Bv het burgerlijke wetboek. Het gaat hierbij om de procedure.
- Wet in materiële zin: bevat algemene regels van een tot regelgeving
bevoegd overheidsorgaan. Het gaat hierbij om de inhoud.
3 opties:
- Wet in formele zin: wet die van toepassing is op 1 persoon, vb. benoeming
van de koning. Tot stand gekomen door de regering en de staten-
generaal.
- Wet in materiële zin: de plaatselijke wetten die gelden. Deze zijn niet door
de regering tot stand gekomen. vb. wetten van de gemeente etc.
- Wet in formele en materiële zin: alle wetten in de wettenbundel die voor
iedereen van toepassing zijn. Geldt voor iedereen!
Rangorde op materiële zin:
Grondwet, wet in formele zin, algemene maatregel van bestuur, ministeriële regeling.
De meeste wetten in formele zin zijn tevens wetten in materiële zin.
Jurisprudentie= Gezaghebbende rechterlijke uitspraken.
, Gewoonterecht=Gewoonte is een geregeld handelen in zekere kring.
Verdragen=Internationale overeenkomst tussen twee of meer staten.
4 rechtsbronnen:
- Wet, schriftelijk naar buiten werkende regeling
- Jurisprudentie, beslissingen van de rechters (een rechterlijke uitspraak, geen
recht)
- Gewoonte, Zelfstandige rechtsbron naast de wet, afspraken die iedereen
kent. Maar niet in de wet staat.
- Verdragen, Internationale overeenkomsten tussen twee of meer staten.
Les 2 HC
Rechtsfeiten zijn de feiten die voor het recht van belang zijn.
Aan dergelijke feiten verbindt het recht rechtsgevolg.
Andere feiten= feiten die voor het recht niet van belang zijn.
Bloot rechtsfeiten= rechtsfeiten waarbij het rechtsgevolg intreedt zonder dat
daarvoor een menselijke handelen, van betrokkene zelf, nodig is. Vb. geboorte van
kind, meerderjarig worden en overlijden.
Het verschil tussen rechtshandeling en feitelijke handeling.
Rechts handeling: er is hier sprake van wanneer de menselijke handeling is gericht
op het intreden van dat rechtsgevolg.
Feitelijke handeling: als het rechtsgevolg optreedt zonder dat de menselijke
handeling gericht is geweest op het intreden van dit rechtsgevolg, dan spreken we
van een feitelijke handeling.