Tijdvak 7 - Pruiken en revoluties - 1700-1800
De Verlichting
● De Industriële revolutie zorgde voor een nieuwe manier van denken (in de wetenschap), dit breidde uit → Verlichting
● Rationeel denken en denken over de maatschappij + empirisme - traditie en geloof maken plaats voor verstand en rede
● Verlichtingsidealen: tolerantie, vrijheid en gelijkheid, de sociale verhoudingen veranderden, scheiding kerk en staat
● Traditioneel: God grijpt ook dagelijks in in het leven, bv straffen VS Mechanistisch wereldbeeld: na de schepping door God
functioneert de wereld zelfstandig door natuurwetten (nieuw:, wetenschappers geloven in wetenschap èn in God)
Godsdienst: Voltaire dacht dat God het universum had gecreëerd maar er daarna geen invloed meer op had + dat men van nature goed en
kwaad wist te onderscheiden, zonder dat dit moest worden aangeleerd door de Bijbel
Politiek: Montesquieu kwam met de trias politica (wetgevend, uitvoerende en rechterlijke macht)
Economie: Smith bedacht de vrijemarkteconomie, de overheid moet zich weinig met de economie bemoeien voor grote welvaart
Sociale verhoudingen: Verlichtingsdenkers waren voor stemrecht en een democratie, de 1e (geestelijken) en 2e stand (adel) waren hier
natuurlijk tegen
● Het geletterde deel van de 3e stand kwam door de Verlichting in verzet tegen het ancien regime (HC Verlichting)
● Alles voor het volk, niets door het volk = verlicht absolutisme, het volk heeft meer vrijheid en ruimte, maar geen inspraak
○ Vrijheid van meningsuiting, godsdienstige verdraagzaamheid, onafhankelijke rechters
● Sommige vorsten verboden juist de ideeën van de Verlichtingsdenkers, deze denkers vonden dat het volk in opstand mocht komen
tegen de machthebber wanneer de gelijkheid vrijheid werd bedreigd → absoluut vorst wil macht behouden en volk in bedwang houden
Europese overheersing
● Engeland breidde haar koloniale rijk verder uit door grote delen van India te veroveren + ook de VOC vergrootte zijn macht
● Transatlantische slavenhandel: slaven uit Afrika werden in Amerika en andere overzeese kolonies te werk gesteld
● Door slavernij konden Europeanen veel winst behalen, ze konden zwaar plantagewerk doen
● Rond 1700 ontstond er in Europa verzet tegen de slavernij, Verlichte denkers versterkten dit met de idealen van vrijheid en gelijkheid
→ abolitionisme kwam op, in Engeland werd slavernij in de koloniën dan ook afgeschaft in 1833 (NL 1863)
, Tijdvak 7 - Pruiken en revoluties - 1700-1800
Algemene Verlichtingsdenkers
Kant
● Durf te denken!
● Angsten voor het rationalisme (doorvoeren van rationalistische ideeën zou kunnen eindigen in intolerantie voor andersdenkenden + het is een traag
proces + we kunnen niet alles weten, (bv God) + mensen moeten gehoorzamen in een samenleving (bv soldaten) + ondermijnen van geloof kan
orde samenleving verstoren want religie leert mensen goed en fout aan
Spinoza (Nederlands, radicaal)
● God = schepping, alles wat bestaat is een verschijning van God (volgens sommigen schaf je hiermee God af)
Voltaire
● Ellende (armoede & oorlog) is te wijten aan onwetendheid: keker houdt volk met opzet dom
● Verlangt naar rechtvaardige staat waarin de regering de vrijheid & welvaart van burgers voorop zou stellen.
● Verzette zich tegen rechtsongelijkheid en nam het op voor onterecht beoordeelde mensen, bv vanwege afwijkende religieuze overtuiging
Locke (Engeland, sterk parlement)
● Burgerrechten kunnen ook in een monarchie worden gewaarborgd.
● Natuurrecht: recht op leven, vrijheid & bezit → bv tegen de doodstraf.
Rousseau (Frankrijk, absolute monarchie)
● Volkssoevereiniteit: volk = soeverein, niet de koning
John Locke (ENG) lijkt op Rosseau (FRA), maar is minder radicaler. In Frankrijk was er 1 absolute vorst, dus moest je ook wel erg radicaal zijn om daar
tegenin te gaan.
● Sociaal contract: soort contract tussen koning & burgers, houdt de koning zich niet aan de wetten? afzetten!
○ Bedacht door Locke, Rousseau & Hobbes