Bronnen: Grondtrekken van het Nederlandse Strafrecht - M.J. Kronenberg en B. de Wilde
- Hoofdstuk 7.4.2
- Hoofdstuk 9
1. Wat is vervolging?
Er wordt gesproken van vervolging wanneer:
1. De zittingsrechter of een rechter-commissaris bij een strafzaak wordt betrokken.
2. Een strafbeschikking wordt uitgevaardigd.
Het begrip vervolging is niet chronologisch gekoppeld.
2. Wie is in Nederland de vervolgende instantie?
Het Openbaar Ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en bij andere
bij wet vastgestelde zaken (art. 124 RO). Het OM wordt vertegenwoordigd door de Officier van
Justitie. De afdeling van het OM wordt ‘het parket’ genoemd.
Alleen het OM is bevoegd tot het instellen van een strafvervolging door middel van een dagvaarding.
Van een private vervolging kan in ons land geen sprake zijn. Het initieren van een strafvervolging
door het versturen van een strafrechtelijke dagvaarding is het exclusieve recht van de OvJ. De OvJ
bepaalt niet alleen of, maar ook waarvoor iemand vervolgd wordt.
Het OM moet een bepaald beleid voeren en eenvormigheid in zijn reactie hebben, dit waarborgt de
voorspelbaarheid en rechtszekerheid. Het college van procureurs-generaal heeft de ‘Aanwijzing
kader voor strafvordering meerderjarige’ opgesteld, deze vormt het richtsnoer voor de OvJ. Elke zaak
is echter anders en het is daarom mogelijk om van de Aanwijzing af te wijken.
Opportuniteitsbeginsel
Het opportuniteitsbeginsel houdt in dat een OvJ in alle gevallen op grond van beleidsmatige
overwegingen de opportuniteit (wenselijkheid) van een vervolging beoordelen (art. 167 Sv). Er moet
echter een consequent en toetsbaar vervolgingsbeleid gevoerd worden.
P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’, AA 2010, p. 730-732.
De afgelopen decennia zijn voor de strafrechtspraak stormachtig verlopen. De wetten zijn grotendeels onveranderd
gebleven, maar in de jurisprudentie zijn bepaalde leerstukken sterk aangepast.
In de voorganger van ons wetboek, het Wetboek van Strafvordering van 1838, waren het opportuniteitsbeginsel en
het legaliteitsbeginsel nog niet opgenomen. Volgens het legaliteitsbeginsel moet in principe elk bewijsbaar strafbaar
feit worden vervolgd, en volgens het opportuniteitsbeginsel kan juist van vervolging worden afgezien vanwege het
algemene belang. Omdat de wetgever niet duidelijk was over deze beginselen, kwam er veel discussie. De praktijk
leek uit te gaan van het opportuniteitsbeginsel.
Toen het opportuniteitsbeginsel eindelijk werd opgenomen in art. 167 en 242 van het Wetboek van Strafvordering,
was hij alsnog voor twee soorten uitleg vatbaar. Enerzijds kan het worden opgevat alsof het Openbaar Ministerie in
beginsel alle strafzaken moet vervolgen en daar slechts in uitzonderlijke gevallen van af kan zien. Maar anderzijds kan
het ook worden opgevat alsof het algemeen belang het belangrijkst is, en dat vanuit daar moet worden gekozen voor
vervolging of niet. De eerste opvatting, dus 'vervolgen, tenzij', is de negatieve interpretatie van het
opportuniteitsbeginsel. De tweede, 'niet-vervolgen, tenzij', de positieve. Uit de wetshistorie volgen voor beide
interpretaties argumenten, maar ze zijn sterker voor de negatieve interpretatie.
, Toch verschoof vanaf de jaren zeventig de koers langzaam van een negatieve naar een positieve interpretatie. Een
positieve interpretatie biedt namelijk meer mogelijkheden tot h et maken van keuzes en het leggen van accenten. De
inzet van strafrecht kan met de positieve interpretatie afhankelijk worden van de maatschappelijke behoefte, wat
zorgt voor meer flexibiliteit in de politiek.
Inmiddels staat de positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel onder druk, nationaal en internationaal. De
Nederlandse samenleving wordt minder tolerant. Er is vraag naar straffen, niet naar gedogen. En internationaal komt
er veel druk uit Europa. De EU dwingt de lidstaten steeds meer om tegen criminaliteit op te treden en Europese
bepalingen zien meer toe op het legaliteitsbeginsel dan op het opportuniteitsbeginsel. Het gevaar als Nederland
bezwijkt onder deze druk, is dat het Openbaar Ministerie meer aanklager wordt en minder magistraat, en dat is
onwenselijk.
Rechterlijke controle op de vervolgingsbeslissing
Het is onwenselijk dat er vervolgd kan worden zonder controle.
- Bezwaar (art. 262 Sv): een verdachte kan bezwaar indienen tegen een dagvaarding. Zo’n
bezwaar gaat niet in op de inhoud van de zaak, maar kijkt alleen of de vervolgingsbeslissing
duidelijk onjuist is geweest. De raadkamer van de rechtbank toetst dan of de zaak kan
resulteren in een veroordeling. Wanneer de rechter het bezwaarschrift accepteert wordt de
verdachte buiten vervolging gesteld (lid 2).
- Wanneer een rechtstreeks belanghebbende bezwaar heeft bij het uitblijven van vervolging
kan hij op grond van art. 12 Sv beklag doen. Het Hof is bevoegd dit beklag te behandelen.
Wanneer het Hof het eens is met dit beklag mag zij het OM bevelen om de verdachte alsnog
te veroordelen (art. 12i Sv). Dit is een doorbreking van het opportuniteitsbeginsel.
Zeeuwse motorrijder-arrest
Feiten
Een motorrijder rijdt met 100 kilometer per uur door de bebouwde kom en komt hierbij ten val. Tijdens zijn val raakt
hij een meisje dat op het fietspad fietst. Het meisje komt hierbij om het leven. De motorrijder wordt vervolgd op
grond van art. 6 Wegenverkeerswet, maar de ouders van het slachtoffer willen dat het Openbaar Ministerie
doodslag, art. 287 Sr ten laste legt en beroepen zich op artikel 12 Sv.
Rechtsvraag
Kan een belanghebbende zich ook beroepen op art. 12 Sv als hij het niet eens is met de inhoud van de dagvaarding?
Overweging
De Hoge Raad oordeelt dat op grond van art. 167 Sv vervolgingsbeslissingen aan het Openbaar Ministerie zijn
overgelaten. Art. 12 Sv is een mogelijkheid voor belanghebbende om vervolgingsbeslissingen, waar zij bezwaren
tegen hebben, aan een rechterlijke controle te onderwerpen. De Hoge Raad stelt dat er onvoldoende recht aan de
strekking van art. 12 Sv wordt gedaan, indien het hof niet kan toetsen welk strafbaar feit ten laste gelegd zou moeten
worden. Voorts oordeelt de Hoge Raad dat volgens art. 12i Sv het hof dient de beslissing te nemen die eigenlijk de
OvJ genomen had moeten nemen. De Hoge Raad oordeelt dat onder deze beslissing tevens de keuze voor een
bepaald strafbaar feit valt en dat het hof derhalve kan bepalen welk strafbaar feit opgelegd moet worden. De Hoge
Raad vernietigt derhalve het arrest van het hof.
Rechtsregel
Uit de strekking en bewoording van art. 12 en 12i Sv volgt dat een belanghebbende zich ook op art. 12Sv kan
beroepen als hij het niet eens is met de inhoud van de dagvaarding.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper bodriesen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.