Hoofdstuk 1
Communicatie Delen, gemeenschappelijk maken, mededelen
(communicare)
Strategische communicatie - Alle communicatie die tot doel heeft effectieve verbindingen te
leggen tussen mensen.
- het organiseren van zinvolle interacties om een organisatie goed te
positioneren in de netwerken die mensen met elkaar vormen.
Klassiek model van
communicatie
Interactie model van
communicatie
Chaostheorie De samenloop van omstandigheden, het toeval, brengt cruciale en
onomkeerbare veranderingen teweeg
Verandering Het resultaat van een voortdurend samenspel tussen ambities, de
omstandigheden waarin deze gestalte krijgen en de interacties die we
noodzakelijkerwijs hebben om deze te realiseren.
Context omstandigheden
Hoofdstuk 2 Gedrag en gedragsverandering
Gedrag iets doen of nalaten. Een keuze uit vele mogelijkheden
Attitude Houding; weerspiegelt wat iemand van het gedrag vindt
Subjectieve norm De invloed van de mening van belangrijke anderen ten aanzien van het
gedrag
Eigen effectiviteit Persoonlijke inschatting van het gemak of de moeilijkheid waarmee het
gedrag daadwerkelijk uitgevoerd kan worden
Theorie van gepland
gedrag
,Intentie Het voornemen om een bepaald gedrag te vertonen. Komt tot stand op
basis van een afweging tussen attitude, subjectieve norm en eigen
effectiviteit ten aanzien van het voorgenomen gedrag
Voorkeur/keuzegedrag Verschillende opties worden afgewogen
Gewoontegedrag Uitgevoerd zonder nadenken, vaak ingebed in andere gedragingen
Verslavingsgedrag Sterke afhankelijkheid, geen rationele afweging
Noodzakelijk gedrag Geen sprake van afweging
Persuasieve communicatie Elke boodschap die erop gericht is respons van een ander, of andere
personen te vormen, te bekrachtigen of te veranderen
Elaboration Likelihood Manier om te analyseren wat er kan gebeuren bij pogingen tot
Model attitudeverandering.
Rechte weg Beïnvloeding komt tot stand door zorgvuldig na te denken over de
waarde en juistheid van de argumenten die naar voren worden
gebracht
Perifere weg Beïnvloeding komt tot stand door zich bij het beoordelen van nieuwe
informatie te laten leiden door simpele basisregels (heuristieken),
zonder dat daarbij over de kwestie als zodanig goed wordt nagedacht
Motivatie Interesse in een onderwerp waardoor je wel/niet gaat nadenken over
de argumenten mbt een bepaalde kwestie
- betrokkenheid bij en/of belangstelling voor een bepaald onderwerp
- de behoefte tot nadenken
Bekwaamheid Of men in staat is aangeboden argumenten goed te verwerken. Hangt
af van: voorkennis, afleiding en tijdsdruk en hoe het wordt aangeboden
(bv. Helder of vaag)
Perifere prikkels Aanwijzingen (cues) die aangeven welke conclusies moeten worden
getrokken
Wanneer de doelgroep - Perifere prikkels (betrekken van emoties, boodschap door bekend
niet gemotiveerd is: persoon, aantrekkelijk verpakken)
, - Onderwerp koppelen aan onderwerpen die wel de aandacht van de
doelgroep krijgen
- Boodschap in een breder kader plaatsen, waarmee tegelijkertijd
andere behoeften van de ontvanger worden bevredigd
- Geen communicatieplan ontwikkelen.
Feitelijke argumenten Presenteren van objectieve feiten adhv bv. wetenschap of beleid
Persoonlijke argumenten Verwijzen naar persoonlijke ervaringen
Morele argumenten Verwijzen naar sociale aangelegenheden die om compassie vragen
Determinanten van Achtergronden van het gedrag. Bepaald door hetgeen wat mensen
gedrag kunnen, willen, mogen, kennen en durven.
Theorie van sociale Het effect van communicatie op attitudeverandering. Attitude kan
beoordeling gemeten worden op een beoordelingsschaal van voor tot tegen. De
theorie onderscheid 3 acceptatiegebieden: verwerping, neutraal en
acceptatie.
Referentiekader Waaruit mensen verschijnselen en gebeurtenissen waarnemen en er
betekenis aan geven. Overtuigingen, waarden, normen, kennis en
belangen.
Overtuigingen Opvattingen van mensen over hoe de dingen nu eenmaal zijn. Meest
basale waarheden waarin mensen geloven.
Waarden Wat goed, juist en daarom in het algemeen nastrevenswaardig is.
Normen Concrete vertalingen van waarden in gedragsregels, zeden en
gewoontes en geven aan wat ‘normaal’ is.
Kennis Niet alleen feitelijke kennis, maar ook ervaringen die vertaald worden
in beelden, associaties en verhalen
Belangen Materieel / immaterieel
Cognitieve Dissonantie Manieren waarop men cognitieve dissonantie kan opheffen
Theorie
Cognitieve dissonantie Onaangename spanning die ervaren wordt wanneer mensen zich er
bewust van worden dat hun overtuigingen, opvattingen en/of hun
gedrag niet met elkaar in overeenstemming zijn
Cognities Overtuiging, mening, attitude of kennis over andere personen,
objecten, omstandigheden, zichzelf, etc.
Consonant Wanneer cognities met elkaar in overeenstemming zijn
Dissonant Wanneer cognities met elkaar in tegenspraak zijn
Irrelevant Er is geen relatie tussen de cognities
Reduceren van CD 1. Negeren van dissonante informatie
2. Toevoegen van nieuwe cognities
3. Veranderen van bestaande cognities
4. Gedrag aanpassen
Post-decision-regret Vrijwel onmiddellijk na een beslissing manifesteren de negatieve
theorie aspecten van het gekozen alternatief en de positieve aspecten van het
niet-gekozen alternatief wat leidt tot spijt van de keuze
Hoofdstuk 3 Onbewuste processen van gedragsbeïnvloeding
impliciete associaties Onbewuste koppeling van begrippen. We leggen sneller verband tussen
begrippenparen die in ons hoofd al intuïtief aan elkaar verwant zijn
Subliminale prikkels Mensen onbewust aanzetten tot een bepaald gedrag
Nudging Duwtje in de rug dat mensen moet verleiden tot een zeker gedrag
Structurering van kennis Kenniselementen worden gegroepeerd en met elkaar verbonden. Door
middel van associaties leggen we verbanden tussen nieuwe kennis en
wat we al weten.