Samenvatting ‘Verborgen talenten’
Hoofdstuk 9 ‘Bikkels en leessterren’.
9.1 Leren lezen
In de kleutergroepen krijgen kinderen te maken met verschillende teksten; prentenboeken,
informatieve boeken, voorleesverhalen, kinderpoëzie, opzegversjes.
De leerkracht moet het boekenaanbod altijd bewust uitkiezen, bijvoorbeeld om hun cognitieve,
ethische en esthetische ontwikkeling te stimuleren.
In groep 3 wordt het omgaan met teksten heel anders. Kinderen leren associëren met het verklanken
van teksten. Ook wordt in groep 3 het lezen geïndividualiseerd. Lezen wordt een schoolvak, en
kinderen worden vaak in groepjes gezet.
Veel voorlezen stimuleert het leesplezier, het vormt een aanvulling op technisch lezen en maakt de
taal in boeken voor kinderen levend. (Pennac, 1993). Door voor te lezen komen kinderen ook in
aanraking met teksten die ze zelf niet snel zouden kiezen.
Leestechnische en literaire criteria;
In groep 1 tot en met 3 wordt meestal onderscheid gemaakt tussen;
- Geletterdheid in kleutergroepen
- Aanvankelijk lezen
Vanaf groep 4 wordt gesproken van voortgezet lezen, onderverdeeld in;
- Voortgezet technisch lezen
- Begrijpend en studerend lezen
Vaak worden er met methodes gewerkt voor lezen; voor beginnende geletterdheid, aanvankelijk
lezen, voortgezet lezen, technisch lezen en begrijpend lezen.
Na ongeveer drie maand leesonderwijs beheerst een gemiddelde leerlingen de ‘elementaire
leeshandeling’: het verklanken van eenvoudige eenlettergrepige (klankzuivere) woorden.
Als dat, en het lezen van complexere woorden geautomatiseerd is, is het aanvankelijk lezen,
voortgezet technisch lezen geworden.
Leesboeken op de basisschool zijn vaak uitgegeven door educatieve uitgevers.
Sinds de jaren zeventig heeft AVI (Analyse van Individualiseringsvormen) veel invloed op het
leesonderwijs. Met AVI wordt het leesniveau van kinderen en de leesmoeilijkheid/leesniveau van
boeken gemeten.
AVI-niveaus worden bepaald door de lengte van woorden en zinnen in een tekst te berekenen. Er
wordt dus nauwelijks gekeken naar de inhoud van een boek. Hierdoor ontstond behoefte om teksten
ook in te delen in niveaus.
Tegenwoordig is vooral de CLIB (Cito Leesindex Basisonderwijs) in gebruik. Dit is gebaseerd op een
combinatie van woordfrequentie, woordlengte, zinslengte en het aantal zinsdelen dat staat tussen
onderwerp en persoonsvorm.
Op oudere boeken is soms nog het LeesLAT-niveau (gebaseerd op de LES-schaal,
leeservaringsschaal). Daarmee werden de teksten op negen gebieden gemeten, dat bleek erg
ingewikkeld. Tegenwoordig staat het CLIB niveau vermeld.
Aloude bibliotheekbeoordeling van boeken voor kinderen van zes tot negen jaar (A), eerste
leesboekjes (AA), kinderen negen tot twaalf jaar (B) en twaalf jaar en ouder (C).