Samenvatting publiekrecht
_______________________________________________________________________________________
Hoofdstuk 2
2.1 bronnen van het staatsrecht
De bronnen van het staatsrecht zijn: de grondwet, gewoonterechtelijke regels en een aantal geschreven regelingen
in de vorm van wetten
Wat is staatsrecht?
Voorbeeld: fietsverkeerd plaatsen = fiets verwijderd
1) Wie mag zo’n verbod opleggen?
Wie in ons land bepaalt wat wel en niet mag?
Regels over wetgevende bevoegdheid vinden we in de grondwet
2) Op welke wijze kan d.m.v. dwang de naleving van regels worden afgedwongen?
3) Hoe zit het met de mogelijkheid van bestraffing?
Organisatie: politie, OM, rechterlijke macht
Staatsrecht is geen strafrecht
Staatsrecht is recht dat toeziet op:
- Inhoud en functioneren van de instellingen van de staat
- Bevoegdheden om regels vast te stellen en besluiten te nemen
- Regulering en beperking van de staatsmacht (grondrechten)
Wat is het verschil tussen een politiestaat (dictatuur) en een rechtsstaat?
- Ook in een politiestaat geldt staatsrecht
Er zijn regels over:
o Inhoud en functioneren van de instellingen van de staat
o Bevoegdheden om regels vast te stellen en besluiten te nemen
Om van een rechtstaat te spreken moet voldaan zijn aan een aantal kenmerken:
- Legaliteitsbeginsel
- Scheiding/spreiding van machten
- Onafhankelijke rechterlijke macht
- Grondrechten
- Democratiebeginsel
Legaliteitsbeginsel: Overheid mag alleen ingrijpende maatregelen nemen als er een wettelijke grondslag is
2.3 betekenis van de Grondwet voor het staatsrecht
Niet al het staatsrecht staat in de grondwet (grondwet is onvolledig).
Staatsrecht is ook te vinden in andere wetten buiten de grondwet:
- Organieke wetten zoals de kieswet, de gemeentewet en de provincie wet. Organieke wetten zijn wetten die
bij de wet zijn gemaakt. Organieke wetten vinden hun oorsprong in de grondwet. En de grondwet geeft
opdracht tot het maken van specifieke wetgeving
- Ongeschreven regels. Een voorbeeld hiervan is dat de minister ontslag moet aanbieden als hij geen
vertrouwen meer heeft van het parlement (vertrouwensregel).
- Internationale verdragen, zoals het EVRM.
- Het statuut voor het koninkrijk der Nederlanden. Het statuut staat boven de grondwet en regelt de
verhoudingen tussen de landen van ons koninkrijk (Curaçao, Aruba, Sint-Maarten en Nederland).
Reglementen van orde hebben invloed op de staat. Dit zijn regels van werken die gelden binnen de tweede
kamer, binnen de eerste kamer en de ministerraad.
Rigid constitution: grondwet is moeilijker te wijzigen dan een gewone wet
- Nadeel: er kan een kloof ontstaan tussen het rechtsbewustzijn en de geschreven tekst
- Voordeel: rechtszekerheid
,2.4 inhoud en systeem van de Grondwet
Formele wetgever: regering + Staten-Generaal
- Zodra de grondwetgever heet woord ‘wet’ gebruikt, bedoelt hij de formele wet, en is het besluit vastgesteld
door de regering en de Staten-Generaal
Lagere wetgevers kunnen een wet schrijven op grond van delegatie door de formele wetgever. In dit geval worden 3
soort termen gebruikt:
- Bij of krachtens de wet
- De wet regelt
- Uit kracht van een wet
De lagere wetgever kan niet zelfstandig, zonder specifieke basis een regeling maken. Als de grondwet delegatie
toestaat, dan is aan de formele wetgever aan wie en in hoeverre deze delegatie plaats zal vinden
- De lagere regelgever is afhankelijk van de beslissing van de formele wetgever
Als er in de grondwet wordt verwezen naar de wet, dan bedoelen ze de formele zin. De wet in formele zin kan dan
ook alleen beperkingen stellen aan de wet.
2.5 ongeschreven staatsrecht
Voor staatsrecht beoefenaars is het van belang dat ze de ongeschreven regels kennen
- Een voorbeeld: de vertrouwensnorm: die bepaald dat de minister of het kabinet dat niet meer het
vertrouwen van het parlement blijk te hebben, ontslag moeten nemen
- Men moet voorzichtig zijn met het aannemen van regels van ongeschreven recht
Men mag een ongeschreven regel niet aannemen als zei niet in de staatsrechtelijke praktijk wordt
toegepast. En omgekeerd betekent het feit dat politici in een bepaalde situatie op een bepaalde wijze
handelen nog niet dat zij volgens een rechtsnorm handelen
Er is pas sprake van een ongeschreven rechtsregel als er naast een staatskundige praktijk ook een
rechtsovertuiging bij betrokken is
- Zonder ongeschreven regels zou de werkelijke functionering van het staatsstelsel buiten het staatsrecht
omgaan
2.6 verdere bronnen van staatsrecht
Staatsrecht: omvat de rechtsregels, geschreven of ongeschreven die de samenstelling en het functioneren van de
organen van de staat, hun bevoegdheden en onderlinge verhouding regelen, en het omvat bepaalde fundamentele
normen over de verhouding van de burgers tot de overheid
, Hoofdstuk 5
5.2 De regering, een samengesteld orgaan
Regering: bestaat uit koning en ministers (art. 42 GW)
- Wanneer de grondwet een bepaalde taak aan de regering opdraagt, zonder dat daarvan een daad van de
koning persoonlijk vereist is, wordt de term regering gebruikt
- Als de grondwet eist dat een besluit door de regering genomen moet worden, dan moet de beslissing
genomen worden bij ‘koninklijk besluit’
- Koninklijk besluit: koning en minister/staatssecretaris moet ondertekenen, niet alleen minister
- Contraseign: grondwettelijke verplichte handtekening van een minister of staatssecretaris onder een wet of
koninklijk besluit
- Vaak vraagt de wet aan de regering op nadere regelingen in de vorm van een algemene maatregel van
bestuur vast te stellen (delegatie) -> klein koninklijk besluit
Klein? Omdat aan de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur meer formaliteiten
vastzitten dan de ondertekening door koning en minister
5.3 De koning
Koning: heeft 2 hoofdtaken
1. Staatshoofd (een staatshoofd is de persoon die het hoogste gezag vertegenwoordigt of belichaamt in een
land)
2. Lid van de regering (de regering wordt gevormd door de koning en de ministers) (art. 42 lid 1 GW)
Taken:
- Benoemding en ontslag ministers (art. 43 GW)
- Formeel betrokken bij alle beslissingen van de regering
Indienen/bekrachtigingen van wetsvoorstellen
Heel veel benoemingen (o.a. burgemeesters, rechters, topambtenaren)
Koning neemt een constitutionele positie in
- Constitutionele koning: koning + ministers
5.4 de troonopvolging
Erfgenamen van de troon zijn de nakomelingen van de laatst overleden koning. Daarbij gaan oudere voor de
jongeren.
- Als koning geen nakomelingen heeft -> broers en zussen en daarna ooms en tantes
- Niet verder dan de derde graad verwant (art. 25 GW)
Opvolger ontbreekt: art. 30 lid 1: opvolger bij de wet benoemen waarbij S-G besluiten na verkiezingen
Art 30 lid 2: S-G moet binnen 4 maanden besluiten over benoeming koning (maar als dit niet lukt kan Nederland ook
republiek worden)
Uitkeringen voor koninklijk huis: art. 40 GW
Wie mag lid zijn: art. 39 GW
Het koningshuis mag niet in de war worden gehaald met het huis van de koning (art. 41 GW)
- Bij het huis van de koning betekent het huid ‘hofhouding’
Kabinet van de koning ondersteunt de koning met uitoefening van constitutionele taken
- Kabinet: ministers met hun staatssecretarissen
5.7 ministers
Minister-president en ministers worden bij koninklijk besluit benoemd en ontslagen (art. 43 GW)
- Het koninklijk besluit waarbij een minister-president wordt benoemd, moet medeondertekend worden door
de nieuwe minister-president
Ministeries: minister heeft hierover de leiding, in de praktijk ook departement genoemd
- Ministeries worden bij koninklijk besluit ingesteld en afgeschaft
, Minister zonder portefeuille: ministers die niet belast zijn met de leiding van een ministerie
- Vallen wel onder een ministerie, maar geen leidinggeven
- Wel evenveel bevoegdheden als andere ministers
5.8 De ministerraad
Ministerraad: vergadering met alle ministers onder leiding van de minister-president
- Belast met de besturing van het land (art. 45 GW & Art. 4 RvO minsterraad)
Beraadslaging over en bevordering van algemeen regeringsbeleid
Belangrijke kabinetsstandpunten bespreken (vaak in de vorm van een nota voor de tweede en eerste
kamer)
- Rv0 ministerraad: reglement van orde voor de ministerraad
En verder beraadslaagt en besluit de raad over:
Ontwerpen van wet
Goedkeuren van verdragen
Benoemingsvoorstellen
Onderraden: afzonderlijke vergadering van de ministerraad
- De minister-president is voorzitter van de onderraden (art. 18 RvO ministerraad)
- Ook nadat de beslissing van een onderraad wordt genomen kan deze nog onderworpen worden door de
ministerraad (art. 21 lid 3 RvO ministerraad)
Ook worden veel beslissingen gewoon genomen door 1 minister. Dan wordt in wetten de bevoegdheid aan 1
minister gegeven
- Toch heeft de ministerraad intern een groot belang, doordat alle ministers eraan gebonden zijn
- Een minister mag in geen geval tegen de raad ingaan (art. 12 RvO minsterraad)
Als een minister het ermee on eens is mag hij dit ook niet laten blijken -> homogeniteit van ministerraad
- Als een zaak in de ministerraad aan de orde is geweest, dragen alle ministers medeverantwoordelijkheid
Parlement kan niet individueel aanspreken
- Als parlement niet eens is met de beslissing van de ministerraad, betekend dit niet dat er een
kabinetskwestie van gemaakt hoeft te worden. Dat betekent dat het kabinet dreigt heen te gaan als het
parlement het kabinetsstandpunt niet steunt
Minister-president zet de agenda van de ministerraad vast (art. 9)
Bij staking van stemmen heeft de minister-president beslissende stem (art. 7)
Minister-president is belast met toezicht op de uitvoering van de besluiten van de ministerraad (art. 16 lid 2)
Minister-president is ook belast met het beslechten van competentiegeschillen tussen ministers (art. 6)
5.9 De minister-president
Minister-president:
Verschil minister-president en ministers: de eerste onder zijn gelijken
Minister-president heeft niet een heel andere rol dan overige ministers, maar het feit dat hij de eerste is
komt tot uitdrukking dat hij de voorzitter is. Hij lijdt niet alleen de vergadering, maar maakt ook de agenda.
Hij bepaald dus over waar over vergaderd wordt
Ook vertegenwoordigd de minister-president Nederland vaak in vergaderingen in het buitenland
Hoofd van ministerie van Algemene Zaken
Representeert het kabinet, wanneer het kabinetsbeleid in het geding is
5.10 Staatsecretarissen
Staatssecretarissen: dient ter ontlasting van de minister en is aan de minister ondergeschikt
- Functie: Mogen wetten en besluiten contrasigneren, verantwoordelijkheden nemen voor de indiening van
wetsvoorstellen en kunnen met raadgevende stem aan de beraadslagingen in de ministerraad deelnemen
- Art. 46 GW
- Afhankelijkheidsrelatie tot minister brengt mee dat wanneer de minister aftreedt, ook de staatssecretaris
ontslag aanbied