Hoofdstuk 5: concurrentie-intensiteit en concurrentiepositie
Soorten concurrentie:
Interne concurrentie= marktaandeel, concurreren tussen bedrijfstakken. Vb.
supermarkten
Externe concurrentie= concurreren met afnemers en toeleveranciers. Aandeel in
toegevoegde waarde zo groot mogelijk houden. Dus concurrentie in bedrijfskolom
Potentiele concurrentie= bedrijven die wil toetreden in bedrijfstak of die
substituerende producten maakt
Concurrentiebepalende factoren:
- Groei van de vraag
- Aantal ondernemingen
- Productdifferentiatie
Winstmarge= winst
Omzet
Intensiteit concurrentie hoog -> winstmarge lager
Intensiteit concurrentie laag -> winstmarge hoger
Concurrentiepositie van onderneming bepaalt door:
-Rendement
-Kwaliteit van management
-Kwaliteit van machines
-Deskundigheid personeel
-Marktaandeel
-Ondernemingsgrootte
-Geografische ligging van onderneming
-Geografische spreiding van afzet
-Technische ontwikkeling
-Enzovoort
Concurrentiepositie van bedrijfstakken meten door:
Gemiddelde winst
Bijdrage aan de export
Bijdrage aan werkgelegenheid
Bijdrage aan binnenlandse product
Vijfkrachtenmodel van Porter: (belangrijkste concurrentiebepalende factoren)
1. Dreiging van substituten
Substitutie van materialen
Effecten van regelgeving
2. Onderhandelingskracht van afnemers
Meer toegevoegde waarde
Schaalvergroting afnemers
3. Potentiele toetreders
Internationale concurrentie
Lagelonenlanden
Bulkmarkt=verdringingsmarkt
, 4. Onderhandelingskracht van leveranciers
Grondstofleveranciers
5. Interne concurrentie
Concentratie schaalvergroting
Beperkte marges
Diamant van Porter= concurrentiekracht van bedrijfstakken. Er wordt gekeken naar de
omgevingsfactoren. Vooral de relaties tussen de elementen zijn belangrijk
1. Kwaliteit van productiefactoren
Basisproductiefactoren= klimaat en ligging van het land, aanwezigheid van
grondstoffen, kapitaal, ongeschoolde arbeid
Gevolg: laagwaardige productie en concurrentie op kosten
Geavanceerde productiefactoren= geschoolde arbeid, onderwijs en onderzoek,
fysieke infrastructuur, telecommunicatie en dergelijke
Gevolg: hoogwaardige productie en concurrentie op productkwaliteit
2. Binnenlandse vraag
Kritische afnemers -> hoge kwaliteit en voortdurende productvernieuwing
Amerikaanse afnemers -> trendsetters
Omvang van vraag -> schaalvoordelen
3. Netwerken van bedrijfstakken
Jobbers-> productie op specificatie, weinig kennisintensief, lage toegevoegde waarde
Gespecialiseerde toeleveranciers -> capaciteituitbesteding, kwaliteitscontroles,
leveringsbetrouwbaarheid
Main suppliers -> R&D functies, toeleveren van modules, materialenselectie,
organisatie toeleveranciers
Eindproducent -> technologie en productontwikkeling, fabricage en assemblage van
strategische componenten, marketingfuncties naar eindgebruiker
Cluster= een samenhangend geheel van bedrijven en ondersteunende instellingen,
vb. banken
4. Economische orde
5. Toevalsfactoren
6. Overheid