Module: Opvoeding en ouderschap.
Boek: Handboek Methodische Ouderbegeleiding 2.
Blz
Proloog: Ouderschap…………………………………………………………………………...1
Hoofdstuk 8: ‘Omstandigheden’: determinanten - of krachten in een synergetische
proces?..............................................................................................................................2
Hoofdstuk 9: Omstandigheden op verschillende niveaus………………………………….4
Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden……………………………………………………………...6
Hoofdstuk 2: Timen & doseren………………………………………………………………10
Hoofdstuk 3: Emoties, en hoe ouders ze hanteren………………………………………..12
Hoofdstuk 7: Intrapsychische groei van ouderschap……………………………………...15
Hoofdstuk 4: Taakverdeling rond ouderschap……………………………………………..17
Hoofdstuk 5: Taakverdeling binnen ouderschap…………………………………………..19
Hoofdstuk 6: Een metapositie………………………………………………………………..22
Proloog: Ouderschap:
Vertrouwen in anderen en in zichzelf krijgt een mens alleen als een of meer volwassenen
bereid zijn om te functioneren als zijn ouders. Dat wil zeggen: om zich jarenlang en
onvoorwaardelijk voor hem verantwoordelijk te voelen.
Een nieuw menselijk wezen krijgt gestalte en de ouder die mede de vorm en de kwaliteit
daarvan bepaalt, laat een spoor na in de toekomst van de mensheid.
Net zoals een kind moet kunnen vertrouwen op de leiding van ouders, zo moeten vaders en
moeders kunnen afgaan op iets wat hun tot kompas dient en wat hen, juist en vooral als ze zich
overvraagd, machteloos of razend voelen, helpt om daar als het ware bovenuit te stijgen.
Deze proloog gaat over; waar ouders hun richtinggevoel aan ontlenen.
Een mens wordt vader of moeder op het moment dat hij een soortgelijk besef van engagement
heeft ten opzichte van een kind. Of; als hij beseft dat het verantwoordelijk-zijn in de persoon van
dit concrete kind klaar ligt en hij er ja op zegt.
Het ouderlijk besef van verantwoordelijk-zijn wordt zelden bewust beseft in de zin van helder
weten. Het is eerder een prereflexieve notie van commitment en wordt pas onderwerp van
reflectie wanneer er iets niet goed liep.
Het besef van verantwoordelijk-zijn kan een ouder overweldigen. Behalve dat hij de controle
kwijt is over zijn dagelijks leven, is hij belangrijker dan ooit tevoren.
Het besef van verantwoordelijk-zijn heeft niets van doen met het schattige van weerloze
baby’s, met jonge kinderen of oudere kinderen, of met persoonlijkheidskenmerken van het kind.
Het heeft slechts tot op zekere hoogte van doen met biologische banden.
Besef van verantwoordelijk-zijn heeft evenmin te maken met opofferingsgezindheid in de
trant van ‘iedereen krijgt een nieuwe jas behalve de moeder’, of met kinderen die altijd voor
gaan, noch met verantwoordelijk gedrag als ouder.
1
,Besef van verantwoordelijk-zijn garandeert niets, maar is de energiebron die ouders
voortduwt en -trekt.
Onvoorwaardelijk en tijdloos zijn de twee kwaliteiten die kenmerkend zijn voor het besef van
verantwoordelijk-zijn dat het wezen is van ouderschap.
Het concept is niet gekoppeld aan biologisch, genetisch of juridisch ouderschap.
Onvoorwaardelijkheid en tijdloosheid zijn ook datgene wat de ouder-kindrelatie voor veel
mensen bij uitstek onweerstaanbaar maakt.
Hoofdstuk 8: ‘Omstandigheden’: determinanten - of krachten in
een synergetische proces?:
Het blijkt moeilijk te zeggen wat voor factoren in welke mate van invloed zijn op ouderschap.
Talloze factoren beïnvloeden, en de wijze waarop een ouder aan zijn besef van
verantwoordelijk-zijn vorm geeft, en hoe een kind zich ontwikkelt.
Het ouderschap is in het gros van de ontwikkelingspsychologische research hoofdzakelijk een
omstandigheid voor het kind.
Voor het inzicht in het grootbrengen en de ontwikkeling van een kind is het nodig om verder te
gaan dan de directe observatie van het gedrag van een of twee personen op dezelfde plek;
daarvoor is nodig een onderzoek van interactiesystemen van meerdere personen, en dan
niet beperkt tot een enkele situatie. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met aspecten
van omgeving buiten de onmiddellijke situatie waarin het onderwerp zich bevindt.
Werk die veel fysieke en/of mentale energie vraagt, genereert irritaties thuis, ongeduld op de
werkvloer en vervolgens schuldgevoelens.
Een goed huwelijk beschermt tegen werkstress.
Een makkelijk kind tegen ouderlijke tekorten door een slechte jeugd, een goede jeugd
beschermt weer tegen de invloed van een slecht huwelijk.
Het kind neemt al vroeg waar hoe zijn (buitenstaanders) zich gedragen en hoe anderen met hen
omgaan. Het neemt ook waar hoe zijn eigen ouders met hem anders omgaan dan met de
andere gezinsleden.
Aan ouders wordt te weinig bijgebracht hoeveel invloeden op hun kinderen inwerken zodra die
een stapje buiten de deur zetten. Ouders zitten echter in een algemeen discours waarin ze er
voortdurend aan herinnerd worden dat zij de belangrijkste zijn.
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is: wat de belangrijkste beïnvloeders zijn van de processen op
de werkvloer.
Bronfenbrenner verfijnt zijn oorspronkelijke standpunt en definieert ontwikkeling op een wijze
die niet uitgaat van een epigenetisch model. In die definitie kent ontwikkeling geen fasen
meer, en geen normatief en tevoren vaststaand eindpunt. Ontwikkeling verloopt via processen
2
, die niet gepredetermineerd zijn. Geen determinanten, dus, maar processen helpen - of hinderen
het individu, zowel ouder als kind, om onder veranderende omstandigheden zich te handhaven
zonder hun integriteit te verliezen.
Het geheel van processen met behulp waarvan de eigenschappen van de persoon en van de
omgeving met elkaar in interactie zijn om in de loop van het leven van die persoon zowel
constantheid als verandering teweeg te brengen in diens karakteristieke eigenschappen.
Denkend vanuit het kind, fungeert de ouder in deze definitie als omgeving van de werkvloer.
Denkend vanuit de ouder, fungeert het kind als omgeving voor de ontwikkeling van zijn ouders
als ouder.
9 aspecten van een nieuwe definitie van ontwikkeling:
- De eigenschappen van een individu bepalen welke gevolgen de omgeving heeft voor zijn
ontwikkeling.
Een ouder is een individu met als belangrijke eigenschap dat; hij een besef heeft van
verantwoordelijk-zijn voor een kind. Het besef van verantwoordelijk-zijn doet ouders ernaar
streven dat ziekte of relatieproblemen hun ouderschap niet aantasten.
- De ontwikkeling van een individu is niet een optelsom van omgevingsfactoren, maar het
product van processen die zich afspelen tussen individu en omgeving.
- Het woord proces impliceert synergie: het fenomeen dat het effect van krachten die
gezamenlijk opereren sterker is dan de som van die krachten. Het effect van synergie is
altijd een soort spiraal, een goedaardige spiraal of een kwaadaardige.
Bij sleutelkinderen is de kans op een goedaardige spiraal groot bij de combinatie van een
ouder die de sleutelsituatie structureert met behulp van afspraken, opdrachten, briefjes en
telefoontjes, met een vitaal kind.
- Hoe een ontwikkelingsbroes verloopt, hangt af en van de persoonskenmerken, en van
omgevingsfactoren.
Ofwel: hoe invloedrijk een omgevingsfactor precies is, hangt in hoge mate en mede af van
bijvoorbeeld het zicht van de ouder op het kind. Of de ouder zich onzeker laat maken door
verwachtingen van de omgeving dat het sleutelkind een probleem kind wordt, hangt in hoge
mate en mede af van zijn gevoel van competentie op de werkvloer. Of het kind inderdaad
problemen krijgt of niet, wordt bepaald door de vraag of de synergie van steunende
omstandigheden kan voorkomen dat het totaal van de sleutelkind-omstandigheden een
kwaadaardige werkvloerspiraal in gang zet.
- De persoon en de omgeving zijn voortdurend in verandering. Tijd is dus een belangrijke
factor in elk proces.
De ecologische nis van vandaag is niet dezelfde als die van morgen.
Niet alleen het kind groeit, ook de ouder.
- Hoe competent een individu is, kan nooit los worden gezien van de omstandigheden. De
omstandigheden bepalen mede hoe hij zich ontwikkelt.
Stressvolle omstandigheden kunnen de competentie van een ouder overvragen.
Besef van verantwoordelijk-zijn met daarbij sterke steun vanuit het dorp kan ouderschap
nagenoeg immuun maken voor soms ronduit rampzalige omstandigheden. Anderzijds hoeft een
ouder die in een kwaadaardige spiraal terecht is gekomen, niet per se een incompetente ouder
te zijn.
3