2.1 KVB-model
Muziek is in vorm gezette klank die betekenis heeft voor mensen
Klank
- Klankduur Maat, ritme, tempo, articulatie
- Klankhoogte Melodie, harmonie
- Klanksterkte Tekens en termen
- Klankkleur Klankbronnen en samenspel
Vorm
- Vormprincipes Herhaling, contrast, variatie
- Vormeenheden Motief, thema, muzikale zin
- Vormtechnieken Echo, imitatie, ostinaat, sequens
- Compositievormen Canon, rondo, variatie, bluesschema
Betekenis
- Programmamuziek Geluiden en bewegingen van de natuur,
omgeving etc. Karakter van mensen en dieren.
Gebeurtenissen en verhalen. Stemmingen,
gevoelens en sfeer.
- Eigen betekenisgeving Associaties, eigen gevoelens
- Functie van muziek Praktische functies, psychologische functies
Het KVB-model bevat 5 domeinen die de leerstof koppelen aan vormen van muzikaal gedrag: zingen,
luisteren, spelen, bewegen, lezen en noteren.
2.2 Klank
1. Klankduur: hartslag noemen we ook wel een puls. Doordat in de puls van de muziek
bepaalde hartslagen accenten krijgen ontstaat een maat. Klankduur zegt iets over hoe lang of
kort een of meer tonen duren.
Maat
o Maatdelen en maataccenten – regelmatige wijze waarop in de muziek de
geaccentueerde en ongeaccentueerde delen elkaar afwisselen. Maatsoort
ontstaat door accenten in zware en lichte maatdelen.
o Tweedelige en driedelige maatsoort – tweedelig = zwaar licht zwaar licht.
Driedelig = zwaar licht licht. Het bovenste cijfer vertelt je hoeveel tellen er in de
maat passen. Het onderste cijfer geeft de teleenheid aan. (Er passen … tellen in
de maat en de … noot duurt één tel.
o Maatstreep en opmaat – normale maatstreep scheidt de maten van elkaar.
Dubbele punt voor de maatstreep is een herhalingsteken. Dubbele maatstreep
geeft e nieuw gedeelte van een muziekstuk weer. De dubbele dikke maatstreep
is het einde van het muziekstuk. Een opmaat is een onvolledige maat waarin de
muziek begint of eindigt. De eerste en laatste maat vormen één geheel.
Ritme = afwisseling tussen korte en lange klanken
o Noteren van ritmes – stokken en soms een vlag. Hoe lang de noot duurt is
afhankelijk van de maatsoort.
o De notatie punt achter de noot – verlenging met de helft van de genoteerde duur
o De verbindingsboog – duur v/e noot verlengen. Dit kan naar een andere maat.
o Fermate – verlengen v/e noot voor een onbepaalde duur.
Tempo = snelheid van de muziek. Metronoom geeft het aantal tellen per minuut aan.
Articulatie = verstaanbaarheid. Staccato = los van elkaar spelen. Legato = verbonden.
, 2. Klankhoogte
Melodie = muzikale gedachte, met een specifiek karakter en met een duidelijk begin
en eind. Opeenvolging van tonen. Weergegeven in een notenschrift. Kruis verhoogt
en een mol verlaagd. Herstellingsteken.
Harmonie = verschillende tonen klinken tegelijk. Klinkende vereniging van tonen en
dan noemen we het een akkoord. Akkoord = samenklank van drie of meer tonen.
Opgebouwd uit een grondtoon, terts en een kwint.
3. Klanksterkte = hoe zacht of hard klinkt de muziek.
Dynamiek = leer van klanksterkte. Spanning creëren. Overgangsdynamiek.
Tekens en termen = plaatjes en grafische tekens. Crescendo (sterker worden) en
decrescendo (zachter worden).
4. Klankkleur
Klankbronnen = muziekinstrumenten, bodysounds, niet-muzikaal materiaal, stem.
Samenspel = bijdragen aan de sociaal-emotionele ontwikkeling. Samen aan het
spelen. Het samenspelen heeft een sociale en bindende werking bij mensen en dat
creëert een gevoel van harmonie.
3.3 Spelen
Goed succes tijdens een muziekles:
Ontwerp Hoe deel je de instrumenten uit, veel kinderen tegelijk aan de slag, verkennen
van instrumenten.
Voorbereiding de speeltechnieken van instrumenten kennen. Namen en voorspelen
instrumenten.
Organisatie en uitvoering veel spelen, weinig praten, inspirerende opening. Stopteken,
consequent handelen, technieken, geluidsniveau etc.
Door een klankverhaal te koppelen aan het thema waar de kinderen mee werken, ontstaat een
betekenisvolle context waardoor de kinderen sterker betrokken zullen zijn. Gebruik van
instrumenten en kosteloos materiaal. Kinderen kunnen goed luisteren naar de verschillen.
Componeren is het bedenken van muziek. Tijd om te bedenken = compositieproces.
Idee creatieve fase met ideeën componist kiest vorm (samenstel fase) vastleggen, opnemen
en noteren.
Improviseren (= instant composing) is een activiteit die een combinatie is tussen maken en
componeren van muziek. Deel van de muziek wordt spontaan bedacht en meteen uitgevoerd. Bij
improvisatie spelen we met de elementen klank en vorm om de muzikale boodschap te verkondigen.
Ritmische improvisatie = gebaseerd op klankduur. Slaginstrumenten worden vaak gebruikt.
Melodische improvisatie = ritme gecombineerd met de klankhoogte. Een melodie is een
opeenvolging van toonhoogtes.