Inkomsten- en vennootschapsbelasting
Werkgroepen
WG1
Vraag 1
Er moet een bron van inkomen zijn. Alleen met een bron kom je in de Wet IB. Dit hebben de
Duitsers tijdens WOII geïmplementeerd in het Nederlandse belastingstelsel.
Er is nog geen deelname ec. verkeer. Je moet voordeel behalen buiten de privé-sfeer.
Daarnaast is er wel een voordeel beoging. Het is zijn bedoeling om voordeel te behalen met
activiteiten. Vriendendienstarrest hoort daarbij uit 1933.
Het voordeel is alleen niet redelijkerwijs te verwachten, want hij heeft nog geen enkele
inkomsten of prijzen gewonnen o.i.d. Daarnaast zijn de kosten nog altijd hoog en de
voordelen zullen niet snel hierover heen komen. Zie ook piramidearrest, het is slechts
speculatief dat je ooit de Olympische Spelen wint.
Deelname ec. verkeer is het belangrijkste. Soms wordt slechts hiernaar gekeken en worden
de andere twee niet/nauwelijks behandeld.
Hier is het beetje hobby. Echter, er zijn vele professionele paardenfokkers. Hij doet het niet
vrijwillig. Hij doet mee in de markt van paardenfokkers, dus deelname ec. verkeer. Kan je
over discussiëren, maar laten we het aannemen.
Hij wil opbrengsten genereren, dus voordeel beogen.
Voordeelsverwachting: Aat is ICT’er en dus zie je dat dit dicht bij het arrest over de huisarts
gaat. Er blijkt niet dat Aat beschikt over kennis over de paardenmarkt, dus bij gebrek aan
kennis/expertise is er geen objectieve voordeelsverwachting. Dus zeker geen bron van
inkomsten.
Vraag 2
a. Art. 2.1 lid 1: onderdeel a en b: gaat over mensen die in NL wonen. Die zijn onbeperkt
belastingplichtig, dus wat je in de hele wereld doet. Door je geboorte in of verhuizing
naar NL begint dit en het stopt door de dood of door verhuizing. Dit is onderdeel a.
Onderdeel b: mensen die niet in NL wonen, maar wel NL-inkomen genieten. Dan ben
je bijv. verhuisd uit NL, maar je werkt bijv. in NL. Dit eindigt door het eindigen van de
NL-bron of door verhuizen naar NL of overlijden.
Art. 1.1 en 2.1 jo art. 2.3 lid 1 sub b jo 2.4 lid 1 sub a jo 3.1 Wet IB. Hier is een
binnenlands belastingplichtige, dus over wereld-inkomen ben je belast. België zal
over Belgische baan ook belasting heffen en dan zal NL vrijstelling verlenen, maar
daar gaan we nu niet op in. NL is in principe belastingplichtig.
b. Hij verhuisd naar België, maar heeft wel NL-inkomen. Hij is dus buitenlands
belastingplichtig. Art. 1.1 jo 2.1 lid 1 sub b jo 2.3 jo 2.4 lid 1 sub b jo 7.1 Wet IB. Hij is
dus buitenlands belastingplichtig. NL heft alleen over het Nederlandse inkomen. De
woonplaats van iemand is bepalend voor omvang belastingplicht.
c. Dit is de Guus Hidding-casus. Het gaat erom waar je leven zich afspeelt, waar je
werkelijk leeft. Zie de Puerto Rico casus. Art. 1.1: er is een natuurlijk persoon. Waar
woont iemand: art. 4 lid 1 AWR: waar je woont wordt bepaald naar feitelijke
omstandigheden, materiële werkelijkheid. Waar heeft iemand duurzame band van
persoonlijke aard. Waar dat is woont die. Persoonlijke aard is bijv. waar post komt,
waar huis hebt, waar je werk is, waar je gezin woont e.d. Hij woont in NL, want hij
, komt hier vaak, zit op de vereniging, gezin woont in NL, hij slaapt in NL. Dus zijn
poging werkt niet en hij is gewoon binnenlands belastingplichtig en woont in NL.
Vraag 3
Je moet kijken naar 4 lid 1 AWR: waar woont iemand nu feitelijk. Waar iemand meeste
uitgaven maakt, g/w/l hoogst is, welk land meest getankt, waar ga je naar huisarts e.d. Is vrij
gelijk in de casus. Soms ook kijken naar inschrijving basisregistratie. Soms ook dagen tellen.
Ze zijn meer in Zwitserland, maar in NL is er meer kunst aanwezig. Feestdagen worden in NL
gevierd. Je moet kijken waar het middelpunt van iemands maatschappelijk leven is. Kinderen
wonen in NL.
Dit is vergelijkbaar met BH4836. Ging ook over Zwitserland en NL. Hier oordeelde rechtbank
dat echtpaar in NL woonde, maar het is eveneens pleitbaar dat ze in Zwitserland wonen. Ik
denk dat ze hier in NL wonen. Je kan beide standpunten bepleiten.
Beide landen evenveel, wat dan met belastingdruk: dat is lastig, maar dan moet het
belastingverdrag uitsluitsel geven. Dan gaan belastingdiensten met elkaar onderhandelen.
Dan wordt het verdeeld: bijv. baan in NL voor NL en huis in Zwitserland voor Zwitserland.
Vraag 4
a. Het is januari 2021. Ze zijn in 2017 getrouwd. En na het huwelijk gaan samenwonen.
Volgens art. 5a AWR wordt als partner aangemerkt: lid 1 sub a: echtgenoot. Dit zijn
ze van elkaar, dus ze zijn ook fiscaal partner.
Zie ook art. 2.1, daar kan je ook kijken voor partners, maar je begint bij AWR. Soms
o.g.v. AWR geen partner, maar wel o.g.v. 2.1 Wet IB.
Partner geeft voordelen met AB, woning e.d.
b. Hier gaat 5a lid 2 AWR over. Om gedurende heel 2017 als partner te worden
aangemerkt, moet je voor de andere periode, waarin ze nog niet getrouwd waren, op
hetzelfde adres woonachtig zijn. Dit was niet het geval, want ze woonden nog bij hun
ouders voor het huwelijk en zijn erna pas gaan samenwonen. Dus nee, dat kan niet.
Art. 2.17 lid 7 Wet IB: welliswaar ben je niet hele jaar partner dus, maar je kan
gezamenlijke inkomensbestanddelen hebben. Je hebt keuzerecht, zie dit artikel. Je
bent formeel geen partner, maar de inkomensbestanddelen mag je vrij toerekenen
aan elkaar.
c. 2019: vreemdgaan. Juni 2019: James gaat weg. Inschrijving ouders: augustus 2019. 1
september 2019: verzoekschrift tot echtscheiding. Uitgesproken: februari 2021, 1
maart ingeschreven.
Het einde van fiscaal partnerschap staat beschreven in art. 5a lid 4 AWR. Het eindigt
als een verzoek tot echtscheiding is ingediend én hij/zij niet meer op hetzelfde
woonadres staat ingeschreven.
Inschrijving ander adres is 1 augustus 2019, verzoekschrift is 1 september 2019. Dus
op 1 september 2019 wordt aan sub a en b voldaan en eindigt het fiscaal
partnerschap.
Ook hier blijft 2.17 lid 7 Wet IB het keuzerecht bestaan.
Vraag 5
Dit mag niet. De eigen woning, hiervan mag je er één hebben, wordt niet meegenomen in
box 3. De schuld mag je dus niet meenemen. Je mag de rente al aftrekken in box 1, maar dus
niet ook de schuld in box 3.
,Rangorderegeling en schottenstelsel zorgt dat de eigenwoningschuld niet in box 3 getrokken
mag worden. Er zijn wel premature plannen om eigen woning naar box 3 te trekken.
Hiermee ongelijkheid kopen/huren meer gelijktrekken.
Zie art. 2.14 Wet IB, schotten.
, WG2
Vraag 1
Soms zie je dat ze alleen toetsen aan deelname ec. verkeer. Dit doet de HR zelfs.
Wanneer echt wel aan voordeel beogen en verwachten.
3 situaties:
1. Situatie waarbij van tevoren te verwachten valt dat er geen positieve opbrengst zal
komen. Tis niet echt verweven van inkomen, maar meer besteding. Blijvend
verliesgevende activiteiten.
2. Als gaat om speculatieve transacties.
3. Als het in persoonlijke sfeer ligt.
BNB 1993/203?! Het blijkt dus uit rechtspraak. Je toetst dus altijd deelname ec. verkeer en in
deze 3 situaties aan voordeel beogen en verwachten.
a. Geen deelname ec. verkeer. Dit valt in de privésfeer. Hier houdt het eigenlijk op, het
is het belangrijkste criterium. Hoef je rest ook niet te doen.
b. Er blijkt niet uit gedragingen en uiterlijk waarneembare omstandigheden dat er een
deelname ec. verkeer.
c. Kijk nu naar de 3 situaties. Nu is er al deelname ec. verkeer. Die 3 situaties hier niet.
Er is hier deelname, dus er is een bron van inkomen. Het is niet veel, maar het is iets.
Vraag 2
De opbrengsten gaan de kosten te boven.
Jurisprudentie: man verricht werkzaamheden uit PGB. HR: ondanks dat er een familieband
bestaat, zijn werkzaamheden in de economische sfeer verricht. Dus bron van inkomsten.
BNB 2007/246
Arrest Medische proeven: BNB 1990/329.
Hier denk je aan mensen die zich voor testen van medicijnen uitlenen aan bijv. farmaceut.
HR: het ter beschikkingstellen van medische proeven is deelname ec. verkeer. Wordt
hiermee voordeel beoogt en/of verwacht? Je toetst hier alleen aan in de drie situaties. Hier
is het duidelijk dat het niet om die situaties gaat, dus deelname ec. verkeer is voldoende.
Nasi en Bami arrest: 1993/203: zelfde arrest als net. Indische dame had goed recept voor
nasi en bami. Dit werd door iemand ontdekt. Vrouw vroeg geld voor recept. Was eenmalige
activiteit. Het is deelname ec. verkeer. De situaties doen zich niet voor, dus bron inkomen is
vastgesteld.
Vraag 3
Art. 2.1 sub a IB: er is binnenlands belastingplichtige. Art. 2.15 Wet IB: toerekening
inkomsten minderjarig kind. 3.80 Wet IB: arbeidsinkomsten. Rente is box 3 in beginsel.
Loon van krantenwijk wordt aan Dennis toegerekend. Renteopbrengsten worden
toegerekend aan ouders. Die 30.000 + 1.500 rente is box 3. Hier worden ouders belast.
2.15 lid 2 Wet IB.
Vraag 4
Hij is geen ondernemer geworden, zie art. 1:94 lid 1 en 2 BW. Gemeenschap zit in 2017-
stelsel ook goederen voor aanvang gemeenschap omvat. Ondernemingsvermogen is dus
gemeenschapsvermogen geworden.