,Hoofdstuk 1: De prenatale periode
Het menselijk leven start na de bevruchting. Dit noem je conceptie. De mens heeft
negen maanden geleefd voordat hij wordt geboren. In deze negen maanden wordt hij
mede door zijn omgeving beïnvloed. Deze invloeden betreffen zijn omhulsel, de
moeder, als de omgeving buiten de moeder.
1.1 De lichamelijke ontwikkeling
Als je de lichamelijke ontwikkeling van de mens bekijkt, kun je altijd een onderscheid
maken tussen de ontwikkeling van het specifieke individu (de ontogenese) en de
ontwikkeling van de soort (de fylogenese). Bij de ontogenese speelt de interactie
met de omgeving (moeder) een belangrijke rol en bij de fylogenese meer de
ontwikkeling van de soort, de erfelijkheid.
De (prenatale) ontwikkeling van de mens is afhankelijk van drie belangrijke factoren:
- Groei: hieronder verstaan we een toename van cellen en een toename van
lengte en gewicht. De mate van groei is in sterke mate erfelijk bepaald.
Factoren uit de omgeving, zoals voeding, hebben een beperkte invloed op het
groeiproces.
- Rijping: dit heeft te maken met het in staat zijn om nieuwe functies te vervullen
en is een lichamelijk of fysiologisch proces. De rijping wordt niet of nauwelijks
beïnvloed door de omgeving, het proces voltrekt zich min of meer autonoom.
Ze rijping wordt beïnvloed door de erfelijke factoren. Onder de erfelijke invloed
vallen de fysieke kenmerken van een persoon, zoals de omvang van de
schedel en de gelaatstrekken, en mogelijk psychische factoren zoals
intelligentie. De rijping kan in de prenatale periode door echt schadelijke
omgevingsfactoren in negatieve zin worden beïnvloed, denk bijvoorbeeld aan
overmatig alcoholgebruik en roken.
- Leren: negatieve gevolgen van indrinken en het gebruik van drugs. Deze
stoornissen zijn dan niet direct het gevolg van een tekort aan intelligentie,
maar hebben te maken met de rijping van het zenuwstelsel.
De menselijke biologische ontwikkeling begint bij de conceptie, bij de bevruchting. De
bevruchte eicel noem je de zygote. De zygote deelt zich met hoge frequentie in een
paar dagen tot een morule (letterlijk: moerbij). Na een week zijn en 100 tot 150
cellen. Hieruit ontstaan de placenta (moederkoek), de navelstreng en de vliezen.
In de prenatale fase, de periode waarin de ongeboren mens uitgroeit tot een mens
die rijp is om geboren te worden, onderscheiden we drie belangrijke trimesters.
Het eerste trimester
De bevruchte eicel bevat alle componenten voor de ontwikkeling. Ook voor de
vorming en de timing van de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel, het hart en
elk ander orgaan en weefsel dat nodig is om te kunnen leven (Delisi, 1988).
Het eerste trimester bestaat uit twee periodes: de eerste twee weken, waarin de
innesteling plaatsvindt van de bevruchte eicel in de baarmoeder of de uterus, en dan
de volgende zes tot 10 weken. Die eerste twee weken, waarin de celdeling van de
zygote plaatsvindt, noem je de germinale fase. Eén cel deelt zich daarin tot een
aantal biljoen cellen.
, Zowel de spermatozoa als de eicel bevatten elk 23 chromosomen, die direct na de
conceptie met elkaar versmelten en samen het erfelijke materiaal vormen voor de
ongeboren mens. Hieruit zal het embryo zich later ontwikkelen.
Tijdens de periode van de volgende zes
weken ontwikkelen zich het centrale
zenuwstelsel, de ogen, het hart, de oren,
de tanden, het gehemelte en de externe
genitaliën. In de eerste acht weken – van
speldeknop naar herkenbare foetus –
komen er elke seconde ruim achtduizend
hersencellen bij. Vanaf de derde week van
de zwangerschap begint het brein zich te
vormen. Net boven de wervelkolom
ontstaat het achterbrein oftewel de
hersenstam, waarin de kleine hersenen
gaan groeien. Later ontstaan daaruit ook
een middenbrein en een voorbrein.
Na twaalf weken is de structurele uitbouw
van het organisme volledig bereikt en
spreek je van een foetus. De twee
periodes van dit eerste trimester noem je
samen de embryonale fase.
Het tweede trimester
In het tweede trimester gaat de foetus allerlei
bewegingen maken, zoals buigen, strekken,
handen sluiten, kruip- en klimbewegingen. Dit
trimester loopt van de derde tot de zevende
maand. De afzonderlijke bewegingen van
handjes, hoofd en voetjes zijn goed te
onderscheiden rond 21 weken na de conceptie.
Halverwege de zwangerschap is de foetus zo’n
25 cm lang. In deze maanden ontwikkelen zich
de meeste reflexen. Deze reflexen geven onder
andere informatie over het functioneren van de
hersenen.
Aan het einde van de vijfde maand zijn bijna
alle hersenen aangemaakt die het kind na de
geboorte nodig heeft. Dan neemt het bewegen
weer wat af en worden meer ingewikkelde
functies zoals de zintuigen ontwikkeld.
Het derde trimester
Het derde en laatste trimester voor de geboorte kenmerkt zich vooral door een snelle
gewichtstoename van de foetus. Vanwege zijn toenemende omvang kan de foetus
zich nu steeds moeilijker bewegen in de uterus en gaat hij een vastere positie
innemen, meestal met het hoofd naar beneden.