Bestuursrecht: inleiding
Systeem, bevoegdheid, bevoegdheidsuitoefening en handhaving
Rixt Haaijer
Februari 2021
,Week 1: hoofdstuk 1 en 3
Hoofdstuk 1, inleiding
Bestuursrecht: het recht voor, van en tegen het overheidsbestuur.
- het instrumentarium van het overheidsbestuur
- de normen voor het overheidsbestuur
- de mogelijkheden voor betrokkenen om zich tegen het overheidsbestuur te
verzetten
Verschil bestuursrecht met andere rechtsgebieden:
Privaatrecht
- overheidsorganen stellen vaak eenzijdig vast wat rechtens is, verticaal
overheidsbestuur.
- overheidsorganen handelen uitsluitend in het algemeen belang, afweging
algemeen belang tegen andere belangen.
- bij privaatrecht sprake van gelijkwaardige partijen.
strafrecht
- het doel van strafrecht is gericht op bestraffing van de dader, bestuursrecht richt
zich op het bereiken of herstellen van de legale situatie.
- strafrechtelijke normen zijn onvoorwaardelijk geformuleerd, bestuursrechtelijke
normen zijn daarentegen voorwaardelijk geformuleerd.
- verschil in handhaving van de normen, rechter kan alleen de rechtmatigheid
controleren.
Taken van de overheid:
- ordenende functie: handhaving van dwingende normen
- presterende functie: zorg voor bestaanszekerheid, infrastructuur, woningbouw,
onderwijs en volksgezondheid.
- sturende functie: marktstructuur en het marktmechanisme.
- arbitrerende functie: omgevingsrecht.
Terugtred van de wetgever: de wetgever formuleert niet zelf de rechtsnormen
waaraan de burger zich heeft te houden, maar laat die normstelling steeds vaker aan
bestuursorganen over.
Het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften wordt overgelaten aan
bestuursorganen van de centrale overheid. Anderzijds wordt die normering overgelaten
aan een bestuursorgaan door middel van uitoefening van beschikkings- of andere
bestuursrechtelijke bevoegdheden.
, Verhogen en waarborgen van de kwaliteit van bestuur:
- kwaliteit van de wetgeving
- politieke controle door vertegenwoordigende organen
- controle door de rechter
- bestuurlijk toezicht op andere organen
Nederland is een democratie: de Nederlandse overheid bestuurt de samenleving
volgens de eisen van een democratie, met zeggenschap voor de burgers.
Nederland is een rechtsstaat: de Nederlandse overheid is gebonden aan specifieke
rechtsnormen, de overheid handelt nooit in een rechtsvrije ruimte.
Democratische rechtsstaat:
- volkssoevereiniteit, de grondslag van de overheidsmacht ligt bij de burgers.
- machtenscheiding, om machtsmisbruik te voorkomen worden bevoegdheden
verdeeld over verschillende machten.
- leer van verantwoordelijkheid, de belangrijkste bestuursorganen zijn direct of
indirect verantwoording verschuldigd aan een vertegenwoordigend lichaam.
- openbaarheid van bestuur, bestuursorganen zijn verplicht tegenover burgers een
zekere mate van openbaarheid te betrachten.
Legaliteitsbeginsel: het overheidsoptreden behoeft een grondslag in de wet voor zover
een bestuursorgaan de burgers gebiedend of verbiedend in hun vrijheid of eigendom
beperkt.
Specialiteitsbeginsel: de overheid moet het algemeen belang behartigen. Het bestuur
heeft geen eigen, private, belangen zoals de burger die juist wel heeft. Art. 1:2, lid 2 Awb.
Art. 3:3 Awb, détournement de pouvoir. Art. 3:4 Awb.
Rechtszekerheidsbeginsel: het formele beginsel ziet op een duidelijke begrenzing van
de bestuursbevoegdheid en op ondubbelzinnigheid in de bepaling van de rechtspositie
van de burger.
Het materiële beginsel houdt in dat het geldende recht ook werkelijk toepassing vindt en
voorts dat besluiten in beginsel niet met terugwerkende kracht aan burgers mogen
worden tegengeworpen.
Gelijkheidsbeginsel: gelijke gevallen moet gelijk behandeld worden, ongelijke gevallen
ongelijk naar de mate van verschil.
Stelselmatigheid: een bestuursorgaan moet inzicht kunnen geven in de
beslissingscriteria die het in het algemeen bij de uitoefening van zijn bevoegdheid
hanteert, en het bestuursorgaan moet aantonen dat die criteria consistent en
consequent toepast.