, 2
Onderzoekspracti
cum1
Universiteit Leiden - 2021
, 3
Inhoudsopgave
Inleiding in onderzoek (C1).................................................................................................................3
Observatiemethoden, zelfrapportage en ethiek (C4, C10).................................................................6
Ethiek in onderzoek........................................................................................................................9
Meetniveaus, frequentieverdelingen en grafieken (1.2)..................................................................14
Weergeven van verdelingen met grafieken..................................................................................15
Centrale tendentie, variabiliteit en schaaltransformaties (1.3, C2)..................................................17
Gedragsvariabiliteit in onderzoek.................................................................................................20
Standaardnormaalverdeling (1.4).....................................................................................................21
z-scores.........................................................................................................................................23
Relaties.........................................................................................................................................24
Spreidingsdiagram/scatterplot.....................................................................................................25
Correlatie (2.1, 2.2, 2.3)....................................................................................................................26
Regressie (2.4, 2.5)...........................................................................................................................26
Waarschuwingen bij correlatie en regressie.................................................................................28
Betrouwbaarheid, validiteit en causaliteit (2.7)................................................................................29
Het meten van gedrag..................................................................................................................30
Validiteit.......................................................................................................................................32
Sampling (3.3, C5).............................................................................................................................33
Steekproevenverdeling en betrouwbaarheidsintervallen (5.1, 5.2, 6.1)...........................................36
Betrouwbaarheidsintervallen.......................................................................................................38
Experimenteel onderzoek (3.2, 3.4)..................................................................................................39
Z-toets & T-toets (6.2, 6.3, 7.1).........................................................................................................42
Waarschuwingen bij de z-toets.....................................................................................................44
T-toets..........................................................................................................................................44
Power, type 1 en 2 fouten (6.4)........................................................................................................46
Relaties in kruistabellen en de chi-kwadraattoets (2.6, 9.1).............................................................47
Inleiding in onderzoek (C1)
Psychologie = een studie die het welbevinden van mensen vooropstelt door therapie, onderwijs en
andere activiteiten maar ook een wetenschappelijke discipline die gedragingen en mentale
processen wilt onderzoeken.
William Wundt was de eerste onderzoekspsycholoog (1800).
, 4
onderzoeksmethoden die andere wetenschappen gebruikten, ging de psychologie ook
gebruiken.
Onderzoek doen we om aan wetenschappelijke kennis te komen. Een onderzoek levert goede
wetenschappelijke kennis op, als het voldoet aan 3 criteria:
1. Systemische empirisme: op basis van waarneming onderzoek doen en conclusies trekken.
2. Publieke verificatie: bereid moet zijn en het mogelijk moet maken voor anderen om het
onderzoek te controleren/reproduceren.
3. Oplosbare problemen: het moet iets zijn wat je kunt onderzoeken, wat je kunt toetsen en
wat je kunt beantwoorden.
Pseudowetenschap = de benaming voor bewijzen, opvattingen, uitspaken enzovoort waarbij de
wetenschappelijke methode niet heeft voldaan aan alle 3 de criteria en dus geen wetenschappelijk
onderzoek is, maar dat wel zo wordt beschouwd.
Soorten onderzoeken:
Fundamenteel onderzoek/basic research: ‘’hoe verloopt de ontwikkeling van een kind’’.
Niet direct gerelateerd aan een praktisch probleem, maar draagt bij aan het
kennisbestand in het algemeen. Probeert een psychologisch fenomeen te begrijpen,
maar niet op te lossen.
Toegepast onderzoek/applied research: ‘’rekening houdend met de ontwikkeling, hoe
kunnen we pesten op school aanpakken?’’ een praktische vraag. Wilt een fenomeen niet
alleen begrijpen, maar ook oplossen.
Evaluation research (program evaluation): met onderzoeksmethoden nagaan hoe
effectief een bepaald programma/interventie is en of het de doelen heeft bereikt en
waarom wel of waarom niet.
Deze vragen vullen elkaar aan. Het onderscheid is soms niet zo zwart wit. Toegepast onderzoek kan
vragen oproepen voor fundamenteel onderzoek. De psychologie profiteert van beide onderzoeken.
Doelen van onderzoek:
Beschrijven: ‘’hoeveel kinderen hebben een veilige gehechtheid en hoeveel een
onveilige’’.
Voorspellen: ‘’hangt sensitiviteit van de ouders samen met een bepaalde
gehechtheidsclassificatie’’ je kijkt naar de relatie tussen twee elementen. Je wilt bepaald
gedrag voorspellen.
Verklaren: ‘’wat maakt dat sensitiviteit een effect heeft op gehechtheid?’’ je doet
experimenten/causaliteit.
Ze hangen samen met de soorten onderzoeken. je kunt nooit een fenomeen verklaren als je het niet
beschreven hebt.
Theorie en hypothesen:
Theorie= een stelsel van uitspraken dat de relaties tussen concepten beschrijft en verklaart (how
and why).
Een goede theorie in de psychologie:
Is er een die een oorzaak-gevolg relatie beschrijft.
Is duidelijk, logisch, consistent en toekomstgericht.
Gebruikt zoveel mogelijk concepten en theorieën om het fenomeen te verklaren.
Maakt testbare hypotheses.
Stimuleert andere onderzoekers om de theorie te gaan testen.
Lost een bestaand theoretisch vraagstuk op.
Een theorie verschilt van een model, doordat een model alleen beschrijft hoe concepten gerelateerd
zijn en niet waarom.