WEEK 4 ALIMENTATIE, NORMAAL VERMOGENSBEHEER VERSUS RESULTAAT
UIT WERKZAAMHEID, SFEEROVERGANG, STAKEN EN INBRENG IN BV,
AANMERKELIJK BELANG, INKOMEN UIT AANMERKELIJK BELANG
OPGAVE 4.1 ALIMENTATIE
Tina en Sjoerd zijn onlangs na een huwelijk van ruim 15 jaar van elkaar gescheiden. Sjoerd
betaalt Tina per maand € 2.000,- alimentatie. Voor hun twee kinderen, Iris (8 jaar) en Steven
(12 jaar), die bij Tina inwonen betaalt Sjoerd per maand € 1.000,- alimentatie.
Beschrijf de gevolgen voor de Wet Inkomstenbelasting. Motiveer uw antwoord.
1. Wordt het belast in box 1? Vrouw krijgt geld van de man door alimentatie. Omdat er
geen sprake is van winst, er is geen sprake van loon want er is geen
gezagsverhouding, er geen sprake van ROW want je niet niet deel aan het
economisch verkeer en je beoogd geen voordeel. Op grond van een verplichting ga
je alimentatie betalen.
2. Art. 3.100 lid 1 sub a jo art. 3:101 lid 1 sub b. De partner die de alimentatie ontvangt
krijgt een periodieke uitkering, tenzij het gaat om bloed- of aanverwanten in de eerste
lijn of in tweede graad zijlijn. Partneralimentatie is belast, kinderalimentatie niet.
Familierecht staat beschreven in boek 1.
3. Voor Sjoerd geldt: voor partneralimentatie schrijft de wet voor dat de partner die
betaald, de alimentatie als persoonsgebonden aftrek mag zien, art. 6.1 lid 2 sub a
Wet Ib. Art. 6.3 lid 1 sub a Wet Ib, alimentatie is een persoonsgebonden aftrek.
4. Partneralimentatie die wordt belast is aftrekbaar bij Sjoerd. Dat geldt niet voor
kinderalimentatie.
Alimentatie is periodiek, vloeit voort uit familierechtelijke betrekkingen zoals boek 1 BW. In
dit geval is het een aangewezen periode verstrekking. De partneralimentatie die ontvangen
wordt wordt belast, de kinderalimentatie niet. De partneralimentatie is aftrekbaar, de
kinderalimentatie niet.
Uitwerking werkgroep
Alimentatie en andere familierechtelijke dingen komen voort uit het BW. Kenmerk van
familierechtelijke verplichtingen is dat er geen tegenprestatie bestaan. Anders zou het
handel zijn. Alimentatie is omdat je ouder bent en je voor je kind hoort te zorgen. De fiscale
wetgever zegt daarvan dat we daar soms iets mee moeten doen.
Art. 3.1 lid 2 sub d Wet IB. Er is een onzekerheid in het aantal uitkeringen of verstrekkingen
als het gaat om een periodieke uitkering. Er is een moment dat een periodieke verstrekking
zeker is dat het gaat gebeuren. Dan is het geen periodieke verstrekking meer. Er moet een
factor in zitten van onzekerheid. Die factor is er. Afdeling 3.4 is van toepassing. Art. 3.101 lid
1 sub b Wet IB. Bloed- en aanverwanten in de rechte lijn is naar boven en naar beneden, je
kinderen en je ouders die zijn hiervan uitgezonderd. Tweedegraads is dus hoe vaak moet je
omhoog om bij het bloed van je zus te komen. Kortom, alles wat in familierechtelijke sfeer
gebeurt maar niet in de rechte lijn of zijlijn is, wordt betrokken in de heffing. Als je iets krijgt
van je ex is dat belast volgens 3.101 lid 1 sub b.
, Belast bij de één is aftrekbaar bij de ander. Art. 3.101 jo art. 6.3 Wet IB.
Kortom, we kijken naar de draagkracht. De betalende ex kan minder zelf besteden dus die
wordt minder belast. De ander heeft meer te besteden en wordt meer belast. Dat maakt voor
de belastingdienst niet veel uit.
Art. 6.2 Wet IB betreft de volgorde van de aftrek.
OPGAVE 4.2 NORMAAL VERMOGENSBEHEER VERSUS RESULTAAT UIT
WERKZAAMHEID EN SFEEROVERGANG
Johan Koopman is een voormalig vastgoedhandelaar. Ondanks dat hij gestopt is met
werken, houdt hij zich nog steeds bezig met zijn oude vak. “Maar nu slechts als vrije
tijdsbesteding”, aldus Koopman. Hij koopt en verkoopt zo nu en dan panden in de Utrechtse
binnenstad. Via zijn oude zakenrelaties blijft hij op de hoogte van de marktontwikkelingen en
is hij in staat om bij de transacties die hij jaarlijks aangaat een goed rendement te behalen.
A. Hoe wordt Koopman belast voor deze inkomsten?
Het gaat hier om de vraag of er sprake is van een box 3 belasting of van een werkzaamheid
in box 1. Het onderscheid als box 1 en box 3 is als volgt.
Eerst kijken we wat is het? Bron van inkomen moet je vaststellen. Vervolgens wel of geen
onderneming. Sprake van een overige werkzaamheid? Daarvoor moet sprake zijn van enige
vorm van arbeid waarmee de belastingplichtige meerwaarde creëert. Enige vorm van arbeid
moet je heel ruim opvatten. Het is iets doen maar soms ook iets nalaten. Het aanwenden
van bepaalde specialistische kennis of voorkennis. Bepalend is dat er enige vorm van arbeid
zijn. De belastingplichtige moet een meerwaarde creëren, een voordeel dat meer is dan
markttechnisch. Wanneer je als belastingplichtige in staat bent om meer voordeel te behalen
dan op basis van normale marktontwikkelingen te verachten is er sprake van ROW en val je
in box 1. Beleggen valt in box 3.
- Art. 3.90 jo 3.91 lid 1 sub c Wet IB
- Geen onderneming
- Geen arbeid, want geen gezagsrelatie
Er is sprake van meer dan normaal vermogensbeheer, dit is afhankelijk van de feiten en
omstandigheden. Hij blijft contact houden met zakenrelaties, hij heeft hiermee een voordeel
op derden. Dit lijkt op meer dan normaal vermogensbeheer waardoor er sprake is van ROW
en het in box 1 belast wordt.
Uitwerking werkgroep
Kijk naar de inhoudsopgave van de Wet IB. Iets is pas ROW als je de rest van de wet hebt
doorlopen en die niet van toepassing zijn. Het is een soort restcategorie en kan van alles
zijn.
Stappenplan ROW:
1. 3.91 lid 1 sub c, iets wat je hebt, daar voeg je iets aan toe aan werkzaamheid en je
wordt tegengehouden en blijft in box 1. Anders val je in box 3. Deze bepaling is