- Zorg dat uit iedere week duidelijk is wat ze willen weten per vraag en weet daar het
antwoord op te vinden.
In het vak Belastingrecht staan de volgende hoofdvragen centraal:
- Wie is de belastingplichtige?
- Natuurlijke of rechtspersoon die onder de Nederlandse belastingheffing valt.
- Waarover betaalt hij belasting?
- Hoeveel belasting betaalt hij?
- Wanneer moet hij de belasting betalen?
- Welke rechten en verplichtingen heeft hij?
- Op welke wijze wordt de belasting geïnd?
- Wat is de maatschappelijke context van belastingheffing?
HC 1 Inleiding Nederlands belastingstelsel en formeel belastingrecht Hoofdstuk: 0,1,2.1, 3.1-
3.5, en 7.1-7.7
HC 2 Bezittingen en schulden natuurlijke personen Hoofdstuk 2.3 en 2.5
HC 3 De ondernemer Hoofdstuk 2.2
HC 4 De directeur-grootaandeelhouder (DGA) Hoofdstuk 2.4
HC 5 Belastingheffing winst BV Hoofdstuk 4.1- 4.9 en 4.16
HC 6 Belastingheffing concerns Hoofdstuk 4.12-4.15
HC 7 Eigen en vreemd vermogen Hoofdstuk 4.9 – 4.12
HC 8 Inleiding Internationaal Belastingrecht Hoofdstuk 4.15. 4.18 en 6A
,Stappenplannen werkgroep
Week 1
Legaliteitsbeginsel Nederlandse belastingwetten volgt uit art. 104 Gw.
Materieel belastingrecht
Het belastingrecht inhoudelijk: wie moet wanneer waarover hoeveel belasting betalen? Het
materiële belastingrecht bestaat uit vier onderdelen
1. Subject, wie moet betalen
2. Object, waarover is de belasting verschuldigd
3. Tarief, hoeveel belasting moet worden betaald
4. Tijdstip, wanneer
Voorbeelden van materiële belastingwetten zijn onder andere IB, Vpb, BTW, Div.bel, Lb
Formeel belastingrecht
Het formele belastingrecht regelt de rechten en plichten van belastingplichtige en
belastinginspecteur.
1. Hoe
2. Rechten
3. Plichten
Voorbeelden van formele belastingwetten zijn onder andere de AWR en Inv.
Het moment waarop de materiële belastingschuld ontstaat
De materiële belastingschuld ontstaat op het moment dat het belastbare feit zich voordoet.
De materiële belastingschuld is de becijferde belasting aan de hand van de wet, de feiten en
het tijdsverloop.
Het moment waarop de formele belastingschuld ontstaat
De belasting die daadwerkelijk wordt ingevorderd. De formele belastingschuld ontstaat op
het moment dat de materiële belastingschuld wordt geformaliseerd. Op het moment dat de
materiële belastingschuld een formele belastingschuld wordt, moet de belastingschuldige
pas betalen.
Het formaliseren kan op twee manieren:
1. Aanslag
a. aanslagbelastingen formaliseert de belastinginspecteur. Aangifte is hier een
hulpmiddel voor de inspecteur.
i. vb. inkomensbelasting
2. Aangifte
a. aangiftebelastingen door belastingplichtige zelf. De aangifte is het middel om
te formaliseren.
i. afdracht belasting, je draagt de belasting die een ander verschuldigd
is af (loonbelasting)
ii. voldoening belasting, je voldoet de belasting die je zelf verschuldigd
bent zoals omzetbelasting
Indirecte belastingen
,Belastingen die op een ander kunnen worden afgewenteld. Dit betekent dat degene die de
belasting betaalt niet de lasten van deze belasting draagt. Een voorbeeld is de
omzetbelasting.
Omzetbelasting - BTW
De BTW beoogt alle particuliere consumptie te belasten. Er is gekozen voor een
consumptiebelasting op indirecte wijze. Niet de consument die consumeert, maar degene
die de consument in staat stelt om te consumeren, de ondernemer, moet de belasting
voldoen. De ondernemer rekent de ter zake van de leveringen van goederen en diensten
verschuldigde btw door in zijn prijzen, zodat uiteindelijk de btw toch bij de consument, via
diens bestedingen op diens consumptie drukt.
Functies van het belastingrecht
- Budgettaire functie: Belangrijkste inkomensbron voor de schatkist is de
belastingopbrengst. Deze opbrengst wordt onder andere gebruikt om collectieve
uitgaven te doen.
- Instrumentele functie: belastingen kunnen ook worden ingezet als middel om een
bepaald sociaal of economisch doel te bereiken. Belastingen kunnen dan gezien
worden als een instrument voor de overheid om beleid te voeren.
Beginselen belastingheffing
- Fiscale soevereiniteit staten
- Heffingsbevoegdheid economische activiteiten en personen
- Profijtbeginsel (‘benefits principle’), dit beginsel gaat uit van het principe dat je
belasting moet betalen naarmate je gebaat bent bij de activiteiten van overheid. Het
beginsel impliceert dus dat de ‘genieter betaalt’.
- Draagkrachtbeginsel (‘ability to pay principle’), dit beginsel gaat uit van het principe
dat belastingheffing afhangt iemands mogelijkheid om belasting te betalen
Bezwaar en beroep
Je kan in bezwaar op een besluit van een bestuursorgaan. Formeel belastingrecht is
bijzonder bestuursrecht.
1. Art. 7:1 Awb
2. Art. 8:1 Awb
3. of art. 26 lid 1 AWR jo art. 2 lid 2 sub e AWT (aanslagbeslasting)
4. of art 26 lid 2 AWR (aangiftebelasting)
5. Art 6:7 Awb, termijn van 6 weken
6. Art. 22j AWR, de termijn begint op de dag na dagtekening.
7. Art. 6:9 Awb
8. Art. 5.15 Awb
9. Art 7.10 Awb (lid 1, lid 3, lid 4)
Je gaat in bezwaar tegen het besluit van de belastinginspecteur. Het besluit is de aanslag of
de procedure van de aangifte. Daartegen ga je in bezwe niet tegen het bedrag.
Hoger beroep bij gerechtshof
- Art. 27h AWR
- Amsterdam, Arnhem-Leeuwarden, Den Haag, Den Bosch
, Beroep in cassatie bij Hoge Raad
- Art. 28 AWR
Aangifte doen
Aangifte belastingen zijn te herkennen aan het feit dat zij de belasting ‘op aangifte worden
voldaan’.
1. Art. 8 lid 1 AWR
2. Art. 6 lid 3 AWR
3. Art. 2 lid 4 en 5 Uitv. reg. AWR
4. Art. 9 lid 3 AWR
5. Art. 11 1 en 2 AWR
Aanslag opleggen door de inspecteur
Ex art. 11 lid 2 AWR kan de inspecteur ambtshalve een aanslag vaststellen. Hij is gebonden
aan een termijn van 3 jaar De inspecteur is een bestuursorgaan en altijd gebonden aan de
ABBB’s. Voor het ambtshalve opleggen van een aanslag moet er een aanmaning worden
gestuurd ex art. 9 lid 3 AWR.
- Aanslagbelastingen zijn te herkennen aan het feit dat het gaat om belastingen die ‘bij
wege van aanslag worden geheven.
Heffing van belasting bij wege van aanslag
1. Uitreiken van aangifteformulier, art. 6 AWR
2. Doen van aangifte
a. Vaststellen voorlopige aanslag, art. 13-14 AWR
i. Vaststellen aanslag door inspecteur, art. 11 AWR
1. Eventueel navorderingsaanslag indien te weinig belasting is
geheven, art. 16 AWR
b. Verzoek om inlichtingen, art. 47 e.v. AWR
i. Vaststellen aanslag door inspecteur, art. 11 AWR
1. Eventueel navorderingsaanslag indien te weinig belasting is
geheven, art. 16 AWR
c. Vaststellen aanslag door inspecteur conform aangifte, art. 11 AWR
i. Eventueel navorderingsaanslag indien te weinig belasting is geheven,
art. 16 AWR
Het doen van aangifte
- Ingevolge art. 1 lid 1 AWR wordt aangifte gedaan door het aangifteformulier
‘duidelijk, stellig en zonder voorbehoud’ in te vullen en te ondertekenen.
- De aangifte is daadwerkelijk gedaan na toezending daarvan aan de inspecteur
binnen de door deze daarvoor gegeven termijn. Op verzoek van de belastingplichtige
kan uitstel voor het doen van aangifte worden verleend
Gevolgen van het niet doen van aangifte
- De inspecteur zal ambtshalve een aanslag opleggen, aangezien hij dat niet kan op
basis van een ingediende aangifte, art. 11 lid 2 AWR.
- Bij het vaststellen van deze ambtshalve aanslag zal hij schattenderwijs te
werk gaan. Daarbij baseert hij zich onder andere op de gegevens uit