Samenvatting Psychotherapy – Alle literatuur (zie study guide)
1 Introductie: psychotherapeutische verandering…………………………………………………………1
1.1 Psychotherapy: A brief note on schools in psychotherapy………………………………………1
1.2 Psychotherapy and implicit mental processes…………………………………………………………2
2 Gedragstherapie en cognitieve therapie…………………………………………………………………….4
2.1 Behaviour therapy: An overview………………………………….…………………………………………4
2.2 Cognitive-behavioral therapy………………………………………………………………………………….7
2.3 Cognitive-behavioral therapy process…………………………………………………………………….8
2.4 An overview of cognitive therapy…………………………………………………………………………..10
2.5 Boek hoofdstuk 7 (hoort ook bij thema 3) …………………………………………………………….14
3 Psychodynamische psychotherapie……………………………………………………………………………20
3.1 Psychodynamic psychiatry in clinical practice (H1, H2) ………………………………………….20
4 Cliënt-gecentreerde therapie…………………………………………………………………………………….25
4.1 A client-centered / person-centered approach to psychotherapy………………………….25
4.2 The current status of Carl Rogers and the person-centered approach…………………..26
4.3 Boek hoofdstuk 6…………………………………………………………………………………………………..29
6 Behandeling van persoonlijkheidsstoornissen…………………………………………………………..34
6.1 An overview of dialectical behavior therapy for professional psychologists…………..34
6.2 Schema therapy for borderline personality disorder … possibilities……………………….36
6.3 Boek hoofdstuk 3 (hoort ook bij thema 10) …………………………………………………………..40
6.4 Boek glossary (begrippenlijst)………………………………………………………………………………..43
7 Familie, echtgenoot en systeemtherapie……………………………………………………………………49
7.1 Family therapy: Concepts and methods (H2) ………………………………………………………..49
8 Hoe motiveer je mensen om te veranderen? …………………………………………………………….52
8.1 Motivating patients during the performance of manualized treatments……………….52
8.2 Boek hoofdstuk 4 (hoort ook bij thema 10) ………………………………………………………….55
8.3 Boek hoofdstuk 8 (hoort ook bij thema 10) ………………………………………………………….58
9 Groepstherapie…………………………………………………………………………………………………………..59
9.1 Group dynamics in treatment groups and teams…………………………………………………..59
10 Empirisch ondersteunde behandelingen en psychotherapie onderzoek…………………….62
10.1 Understanding why some clinicians use pseudoscientific methods……………………….62
10.2 Theory, research results and … psychological treatments……………………………………..63
10.3 Boek hoofdstuk 2…………………………………………………………………………………………………..66
10.4 Boek hoofdstuk 5…………………………………………………………………………………………………..67
,Literatuur 1 – Introductie: psychotherapeutische verandering
Psychotherapy: A brief note on schools of psychotherapy
Niet-directieve therapie: hierbij geeft de therapeut geen invloed, advies of huiswerk (met
inzicht en zelfkennis als doel).
- Hoofdschool 1:
o Psychoanalyse: klassieke analyse met vrije associatie en interpretatie,
afgeleid van o.a. Freud (komt niet vaak voor in Nederland).
o Psychodynamische psychotherapie: compactere, kortere vorm van
psychoanalyse, gefocust op een duidelijk doel (de therapeut is hierbij
actiever).
- Hoofdschool 2:
o Rogeriaanse therapie / persoon-gecentreerde therapie: focus op de relatie
met de cliënt, met veel empathie, acceptatie en respect (zodat cliënten hun
echte zelf kunnen worden).
Humanistische psychotherapie: varianten van de blik van Rogers.
Existentiële psychotherapie: helpen bij onderzoek naar kernthema’s
van bestaan (eindigheid, betekenisloosheid, eenzaamheid), vaak
beïnvloed door humanistische therapeuten en psychoanalytici.
Directieve therapievormen: minder focus op de relatie, maar meer op
behandelingsprocedures (therapeut als expert met samenwerkende rol).
- Hoofdschool 3:
o Gedragstherapie: veranderen van ongewenste gevoelens, gedrag en
denkbeelden, gebaseerd op theorieën over het leren en behouden van
gedrag.
o Cognitieve therapie: bewustwording van automatische aannames en
denkbeelden, om deze te vervangen met realistische/nuttige alternatieven.
o Oude varianten van cognitieve-gedragstherapie zijn hypnotherapie en
verschillende trainingen. Nieuwe varianten zijn oplossing-gefocuste therapie
en ACT.
Hypnotherapie: hypnose voor effecten als ontspanning,
pijnvermindering of bepaalde stemmingen (getraind om het later zelf
te bereiken).
Oplossing-gefocuste therapie: minder focus op het probleem, maar
op oplossingen en doelen (soms met methodes uit gedragstherapie).
ACT (acceptatie en commitment therapie): ook gefocust op doelen,
maar begint met acceptatie van perceptieproblemen (omdat controle
over perceptie onmogelijk is en de wens hiervoor problemen vaak juist
vergroot).
1
,Psychotherapy and implicit mental processes
Mentale problemen bevatten ongewenste ervaringen, zoals gedragsneigingen, gedachtes en
lichamelijke ervaringen. Iets kan ook juist absent zijn, zoals een gevoel van plezier.
- Ook zijn ze voor de patiënt zelf vaak onoplosbaar.
- Ze worden door anderen vaak gezien als absurd.
Impliciete mentale processen
Veel literatuur stelt dat mentale stoornissen opkomen wanneer mensen vervreemd raken
van zichzelf (bv. door jeugd, leerervaringen of het niet toestaan van gevoelens/attitudes).
Dit zou blijven, vanwege de beperkte toegang tot bepaalde motieven in de persoonlijkheid
of het ego.
- Het kan ook komen door percepties die vervreemd en onvrijwillig zijn.
- Moderne wetenschap toont geen bewijs voor een autonoom ego met motieven.
o Het ego wordt gezien als een component van mentale processen die
autonoom en parallel plaatsvinden (maar dus niet als de motivatie erachter).
o Parallelle operaties in het brein zijn bv. waarnemen, herkennen, vergelijken
met eerdere situaties, etc.
Het meeste gebeurt automatisch en onbewust.
- Impliciet leren gebeurt vaak bij interactie met de omgeving. We vormen dan S-R
associaties (stimulus-reactie).
o Dit gebeurt op neuronaal niveau door neuromodulators en hormonen (vaak
bij emotionele en biologische relevantie).
- Skills verkrijgen we vaak juist door bewust leren, zodat het later automatisch gaat
(bv. autorijden).
We weten steeds meer over hoe we situaties waarnemen en erop reageren, waardoor
onderzoek bij psychopathologie zich focust op aandacht en informatieverwerking van
emotionele situaties.
- Hetzelfde geldt voor mentale processen als denken en herinneren.
Propositionele representaties: taalkundig, symbolisch en feitelijk (snel toegankelijk, bv.
‘Parijs is de hoofdstad van Frankrijk’).
- Hiermee redeneren we logisch en vormen we meningen.
Schematische representaties: holistisch en bestaand uit integratie van taalkundige, visuele,
auditieve, tastbare en lichamelijke informatie.
- Dit is moeilijker uit te drukken in woorden (bv. smaak van appel en ‘gevoel’ voor het
gewicht en de vorm ervan).
- Het bevat ook emotionele informatie (gevoelens die niet gebaseerd zijn op
propositionele informatie).
2
, Depressieve attitudes zouden komen door netwerken van schematische representaties (het
hopeloze beeld heeft meer te maken met gedachtes dan redeneren).
- Een therapeut zou dit niet moeten uitdagen met een propositionele opmerking (zo’n
logisch argument werkt vaak maar tijdelijk). Hij zou de cliënt zijn blik moeten laten
re-evalueren.
Experimentele psychopathologie
Ongewenste ervaringen bij stoornissen blijven ten minste deels aanwezig door
veranderingen in het impliciete informatieverwerkingssysteem. Denk aan veranderingen in
aandacht, activatie van emotionele herinneringen en het stresssysteem.
- Bij processen die bewust lijken (bv. gedachtes), is de manier waarop we dit doen
vooral onbewust.
- Propositionele representaties kunnen veranderd worden met logische argumenten,
maar schematische representaties niet.
Bij angststoornissen (en wellicht verslaving) zijn bijvoorbeeld aandachtsprocessen verstoord.
- Dit soort bevindingen maken duidelijk dat veranderingen in cognitieve processen een
rol spelen bij stoornissen.
- Specifieke training is nodig om dit te veranderen.
o Bij systematische blootstelling geeft de therapeut instructies voor taken om
perceptie te veranderen.
Systematische en gefocuste praktijk
Bij psychotherapie is het doel om verstoorde percepties te veranderen door systematische
oefening (leren door ervaring). Empirisch ondersteunde behandelingen voor specifieke
stoornissen zijn het meest effectief.
- De behandeling is de methode, maar uiteindelijk maakt de patiënt zichzelf beter.
- Veel stoornissen en combinaties daarvan hebben geen bewijs-gebaseerde therapie.
o Het komt dan aan op expertise. Een focus kiezen is dan alsnog belangrijk.
Inzicht
Praten over symptomen heeft weinig therapeutisch voordeel, maar dit is wel logisch, omdat
therapie emotioneel kan zijn.
- Er zou een relatie zijn tussen schematische representaties en neuroplasticiteit.
- Aanleg van nieuwe synapsen gebeurt bij gelijktijdige activatie van associaties,
emoties, doelen, ervaringen, etc. (zoals vaak bij therapie).
o Het brein leert hierbij ook door ervaring.
3