Samenvatting geestelijke stromingen 1
Hoofdstuk 3: jodendom
§3.1 naam en oorsprong
De naam verwijst naar een concreet volk dat voortkomt uit de tijd van de bijbel, met name uit het
gebied van Judeau, rond Jeruzalem.
Je kunt het begrip jodendom op meerdere manieren definiëren: als je jood bent behoor je tot een
bepaald volk, ongeacht of je wel of niet gelooft in God.
Wanneer ben je jood?
Je bent volgende de rabbijnse traditie jood als je moeder joods is of als je met rabbinale
toestemming volgens vastgestelde rite jood bent geworden.
Door sommige joodse stromingen in Amerika en door buitenstaanders kun je ook jood zijn als je
vader jood is.
§3.2 de bronnen: Tenach en Talmoed
Het verhaal begint bij met wat christenen het Oude Testament heet, maar bij de joden de Tenach is.
Deze bevat drie onderdelen:
- Tora (de eerste vijf boeken, toegeschreven aan Mozes).
- Nebiim (de profetische boeken).
- Chetubim (de geschriften, waaronder de Psalmen, Spreuken, Ruth Esther, Job e.a.).
Van deze Tenach vormt de Tora (= leer, onderwijzing) het hart.
Tora:
- Verhalen over de aartsvaders, Abraham, Isaak en Jakob
- De verhalen van Mozes en de uittocht uit Egypte op weg naar het beloofde land
- Leefregels (= geboden/wetten)
Nebiim:
- Bij de profeten gaat het om hoe het volk het in het beloofde land vergaan is.
Chetubim:
- Bij de geschriften gaat het om persoonlijke reflectie op de ervaringen met God en de vragen
van de eigen tijd.
Alle verklaringen bij de schriftelijke Tora worden de ‘mondelinge Tora’ genoemd. Zij worden
verzameld en geredigeerd in de Misjna.
Door discussie over de Misjna bij Talmoed zijn er twee verzamelingen ontstaan: de Babylonische
Talmoed en de Jeroesjalmi Talmoed.
Over het algemeen baseert het jodendom zich op twee tradities: de ‘schriftelijke Tora’ en de
‘mondelinge Tora.’
§3.3 de grondslagen van de joodse traditie
§3.3.1 de ene God
Alles begint met het geloof in de ene God, die schepper is van hemel en aarde.
Ter wille van die God is Abraham op weg gegaan en heeft Mozes zijn volk uitgeleid uit de slavernij in
Egypte en onderweg in de woestijn bij de Sinaï de leefregels van God geopenbaard.
,God is intens betrokken op het menselijk bestaan. Voor joden betekent dit dat God een ‘verbond’
heeft gesloten met zijn volk. Dit begint al bij Abraham en speelt in het bijzonder bij Mozes in Sinaï.
Het verbond is onverbrekelijk, dus houd je je niet aan de verplichtingen dan is terugkeer mogelijk.
§3.3.2 het uitverkoren volk
Israël heeft zichzelf gezien als het ‘uitverkoren’ volk. God is namelijk God van alle volken, maar Israël
heeft een bijzondere opdracht: de heiliging van Gods naam in het leven naar de geboden.
Het gaat om een bepaalde taak, joden moeten zich dus niet verheven voelen boven anderen.
§3.3.3 heiliging door omgang met de geboden
De heiliging van Gods naam wordt uitgedrukt in de (dagelijkse) lofprijzing en in de omgang met de
geboden (mitswot=voorschriften). De kern van het praktiserend jodendom: de omgang met de
geboden, keert in alles terug (zie ethiek, feesten en rituelen).
De discussies tussen de rabbijnen gaat over de toepassing van de geboden in de tijd. Het gaat er niet
om dat alle geboden zinvol zijn, maar door je eraan te houden breng je jezelf in een wereld van het
onzegbare geheim.
§3.3.4 geloofsleer
Joden hebben niet een eigen geloofsleer ontwikkeld zoals de Christenen. God is onbenoembaar, zijn
wezen onkenbaar. Je ervaart God in zijn onzichtbare aanwezigheid (Sjechina) en in de heerlijkheid
(Kabood) die van zijn wet en schepping uitgaat, in de geest die je beroert en op weg houdt, in de
woorden die je troosten en sterken, maar ook op je verantwoordelijkheid aanspreken. Het gaat om
wat je doet.
Dertien geloofspunten door filosoof Maimonides die over het algemeen afgewezen worden door
joden:
Ik geloof er volledig aan
1. Dat God de enige schepper en leider is van al wat geschapen is en tot stand kwam, komt en
komen zal.
2. Dat God een absolute eenheid is, onvergelijkelijk met welke eenheid ook, dat allen hij de God
is, die er was, er is en er altijd zal zijn.
3. Dat hij onlichamelijk is, hij geen lichamelijke functies bezit en dat van hem geen enkele
voorstelling mogelijk is.
4. Dat hij de eerste en de laatste is.
5. Dat men alleen tot hem zijn gebed mag richten en dat men dit niet tot een ander mag doen.
6. Dat al wat de profeten verkondigd hebben waar is.
7. Dat Mosjé de ware profeet was, die nooit zijn weerga heeft gehad of zal hebben.
8. Dat de gehele Tora, zoals wij die nu bezitten, door God aan Mosjé gegeven is.
9. Dat deze Tora onveranderlijk is, dat er geen andere bestaat, die van God afkomstig is.
10. Dat God de handelingen en de gedachten van de mens kent.
11. Dat hij beloont die zijn geboden nakomen en straft die zijn geboden overtreden.
12. Dat de Messias zeker zal komen en, al kan hij ook lang uitblijven, ik iedere dag zijn komst
verwacht.
13. Dat er een herleving der doden zal zijn op een tijdstip waarop de schepper, wiens naam
geprezen is en wiens faam zo hoog en voor altijd verheven is, dat wil.
, §3.3.5 geen beelden
Van God mogen er geen beelden gemaakt worden/zijn. God gaat namelijk boven alle beelden en
menselijke voorstellingen een ook zou een beeld betekenen dat je God in je vingers hebt en naar je
hand kunt zetten.
God is in het jodendom iets ‘persoonlijks’ daarom kun je wel een relatie met God aangaan; innerlijk.
§3.3.6 voorzichtig met de naam van God
Uit eerbied voor de heilige naam is het een gewoonte onder joden om niet God, maar G’d te
schrijven en te spreken over de Heer of de Eeuwige of de Naam.
De eerbied is bij joden het begin van alle Godskennis en niet de filosofische uiteenzetting over wie
God is.
§3.3.7 mensbeeld – zonde en genade
De mens is naar het beeld van God geschapen, daarom:
- Is de mens verantwoordelijk voor heel het leven.
- Ben je Gods partner.
- Kan je door God ter verantwoording geroepen worden.
Hieruit kom het hele idee van de ‘zonde’ voort: iets niet doen zoals God het bedoeld heeft.
In de Bijbel staan veel teksten over zondigen, het kwade doen, maar tegelijkertijd ook dat God
barmhartig en genadig is en dat de mens tot inkeer en berouw kan komen.
Het gaat hier in wezen om doorgaande vernieuwing en herschepping van de mens: de mens blijft niet
gevangen in het kwaad of de gevoelens van schuld.
§3.3.8 opstandig
In het algemeen gaat het bij het jodendom om het leven nu in relatie tot God en de medemens.
Farizeeërs geloofden in de opstanding der rechtvaardigen en de Talmoed niet. De opstanding der
doden behoort bij Maimonides tot het joodse geloof. Dan zal iedereen voor Gods rechterstoel
moeten verschijnen: daarom willen sommige orthodoxe joden graag begraven worden aan de
oostelijke muur van Jeruzalem.
§3.3.9 messiasverwachting en het Koninkrijk van God
Messias = gezalfde. In de Tenach worden koningen en priesters gezalfd, in het bijzonder als ze een
speciale opdracht hebben.
Na de eerste ballingschap wordt de Messias steeds meer de heilbrenger die mensen tot God brengt
en alle onrecht en onderdrukking afschaft belangrijke verwachting ‘Messiaanse tijd’ van vrede en
gerechtigheid ontstaat.
In de loop der tijd hebben verschillende mensen de rol van Messias gekregen, vooral in tijden van
crises.