Berk Bilgin
Wijsgerige Antropologie (= Lust naar de kennis van de leer van de mens.)
We zijn het subject (degene die iets onderzoekt, beschouwt of kent) en het object (ding,
voorwerp van onderzoek of kennis).
Aristoteles: ‘de mens is een dier dat kan denken.’ (animal rationale)
We hebben net als dieren de mogelijkheid tot ontwikkeling, beweging en gevoel.
Ons verstand maakt het mogelijk om een heel ander soort leven te leiden dan dieren doen.
We kunnen denken en zijn bewust van ons zelf zijn. Dat maakt ons een speciaal dier.
We zijn ook bewust van de eindigheid van ons bestaan en dat is doorslaggevend.
Mensbeeld: een manier dat de mens door de mensen gezien wordt. Een reflectie op zichzelf.
Friedrich Nietzsche (1844 - 1900)
De rede (het denkvermogen) maakt de mens ‘ziekmakend’.
De mens is niets meer dan ‘Wil tot macht’, gericht op heersen en overleven.
De mens moet vanuit de natuur begrepen worden en niet als de kroon op Gods schepping.
De mens is losgeraakt van de natuur en moet zelf uitvinden wie hij is. Hij moet zijn leven zelf
vormgeven, geen God of natuur die hem daarbij kan helpen.
De mens is een nog niet vastgesteld dier.
Mensen zijn slecht uitgeruste dieren, ze missen een warme vacht, snelheid en kracht en moeten het
daarom vooral van hun intellectuele capaciteiten hebben om te kunnen overleven.
God is dood en de mens is ‘meester en vormgever van zichzelf ’.
Dat maakt mensen tot op zekere hoogte vrij, maar het is een ingewikkeld soort vrijheid, die
zeker niet alleen geluk oplevert.
In de Duitse wijsgerige antropologie wordt de mens een wezen met een gebrek genoemd
(Mangelwesen).
Helmuth Plessner (1892 - 1985)
De aard van de mens ligt om cultuur te scheppen.
De mens is ‘van nature kunstmatig’. Behalve dat de mens zijn eigen leven vormgeeft, doet hij dat ook
met zijn omgeving.
De mens is een natuurwezen en ook een cultuurwezen, omdat hij afstand kan nemen van natuurlijke
behoeften.
Mensen proberen via de cultuur ‘zin’ te geven aan het leven, iets wat in de natuur niet aanwezig is.
Door de cultuur kan de mens zichzelf leren kennen.
De mens maakt de cultuur, maar de cultuur maakt ook de mens.
Enculturatie: onze (waarde)oordelen worden voor een groot deel bepaald door de cultuur
waarin we zijn opgegroeid.
Copernicaanse wending: ontdekking van Copernicus dat de aarde om de zon draait en niet
andersom, wordt in het algemeen gebruikt om schokkende ontwikkelingen aan te duiden die leiden tot
1
, Berk Bilgin
een nieuwe kijk op de werkelijkheid. Volgens Sigmund Freud (1856 - 1939) heeft het mensbeeld drie
zware slagen te verduren gekregen:
1. In 1514 stelde Copernicus een nieuw model van het heelal voor. De zon staat in het middelpunt
en dat de aarde om heen bewegen. Het idee dat de aarde niet het middelpunt van het heelal was,
betekende een schok voor het mensbeeld. De mens was niet meer het middelpunt van de
schepping, maar een onderdeel.
2. In 1859 kwam Charles Darwin met zijn evolutietheorie. Soorten ontstaan toevallig door
natuurlijke selectie: the survival of the fittest. Het best aangepaste dier overleeft, de andere soorten
sterven uit. De mens is net zo toevallig ontstaan als het lieveheersbeestje. Bovendien stond de mens
evolutionair gezien heel dicht bij de aap. De plaats als heerser over de dieren en planten leek niet
te rijmen met dit idee.
3. Volgens Sigmund Freud is de mens een ziek dier, een dier dat therapie nodig heeft. We hebben
veel van onze belangrijke drijfveren geen weet: verdrongen gedachten, trauma’s, onvervulde
verlangens en onopgeloste problemen blijven onbewust. De gesprekstherapie die hij voerde was
gericht op trauma’s en met de psycho-analyse kunnen de drijfveren naar boven worden gehaald.
Psycho-analyse van het menselijk geest:
Het menselijke geest is te verdelen in drieën: het Ich, Es en Über-Ich.
Het Ich (ego) is de persoonlijkheid, die in belangrijke mate wordt bepaald door
het dierlijke Es (id), de driften. Onze driften bestaan uit de libido (de seksuele
drift), thanatos (de doodsdrift) en eros (de levensdrift - liefde).
Het Über-Ich (superego) is een soort geweten dat opgebouwd wordt door de
opvoeding. Het controleert of er geen verboden of verdrongen gedachten in het
bewustzijn komen. Als je slaapt, sluimert het Über-ich, zodat die gedachten of
verlangens vervormd en vermomd toch voorkomen in je dromen.
Onze dromen kunnen ons veel vertellen over onze onbewuste drijfveren, daarom wordt de
droomduiding een belangrijk deel van zijn therapie.
Het mensbeeld wordt de mens voor een groot gedeelte bepaald door seksuele driften.
Hoe de mens over zichzelf denkt, hangt behalve met wetenschappelijke en religieuze opvattingen,
samen met culturele en historische opvattingen.
Lyotard: Als de menselijke rede tot zoiets als Auschwitz in de Tweede Wereldoorlog in staat
is, ontkomen we er niet aan om anders over onszelf als redelijke wezens te gaan denken.
We zijn niet redelijk, maar dieren die proberen te overleven.
Aristoteles (384 - 322 v.C.)
De mens heeft het vermogen om van planten te leven (het vegetatieve), van de dieren om te voelen
(het sensitieve) en de mens kan denken(het intellectuele).
Monisme: gaat er van uit dat de werkelijkheid bestaat uit één substantie.
Lichaam en geest kunnen niet los van elkaar bestaan.
2