De groei van meelwormen onder verschillende omstandigheden
Inleiding
De meeltor (Tenebrio Molitor) heeft vier levensfases, de
meelworm is daar het tweede en larvale stadium van. Een
vrouwtjesmeeltor kan zo een 200 eitjes per maand leggen,
waar de meelwormen uit komen. De meelworm is de larf van
de meeltor. Na de verpopping van de meelworm komt er na
een week of 2-3 een meeltor uit.
Meelwormen komen overal op de wereld voor, ze zijn vooral
te vinden op donkere en koele plekken. Ook op plekken met
graan zijn er veel meelwormen te verkennen; er zijn weleens
meelwormplagen op graanvelden. Meelwormen kunnen ook
zorgen voor het bederven van voedsel.
De energie dat de meelwormen nodig hebben (de intake), halen de wormen uit hun voedsel. Een
deel van de energie gaat naar de uitwerpselen (de feces), de overige energie gaat het bloed in. Deze
energie wordt voor een deel gebruikt bij de verbranding van de organische stoffen (dissimilatie),
meelwormen gebruiken deze energie onder andere bij hun groei, waarbij de wormen zich een aantal
keer ontvellen. Er groeit telkens een nieuw steviger velletje aan de meelworm, de energie hiervoor
komt van de overgebleven energie uit het bloed (productie).
Met dit onderzoek kan worden bepaald wat de invloed van verschillend voedsel is op de groei van
de meelworm. Het onderzoek kan relevant zijn voor de wetenschap, zo kan het resultaat helpen bij
onderzoek naar de groei van meelwormen, waarbij snelgroeiende meelwormen handig zijn. Ook
levert het onderzoek een bijdrage aan de maatschappelijke relevantie, aangezien er tegenwoordig
insecten worden gegeten, zal het handig zijn om te weten wat voor voedsel het best werkt om de
meelwormen snel te laten groeien.
Onderzoeksvraag
Welk soort voedsel (appel, wortel of havermout) zorgt voor een snelle groei van de meelwormen?
Hypothese
De meelwormen die havermout als voedsel krijgen zullen het meest groeien, aangezien havermout
de grootste biomassa heeft.
Mat e
, riale
n • Zeefje
• 30 meelwormen • Balans
• Bekerglas van 150 ml • Lepel
• Gaas • Petrischaal
• Elastiek
• Stoof (30 oC)
• Balans
• Lepel
• 10 gram appel
• 10 gram wortel
• 10 gram havermout
• Niet-permanente stift
• Petrischaal
1e deel:
1. Verdeel het verschillende voedsel (appel, wortel en havermout) over meerdere
onderzoeksgroepen. Eén onderzoeksgroep maakt een controlegroep, hier krijgen de
meelwormen geen voedsel.
2. Meet de 30 meelwormen af op een weegschaal en noteer het gewicht.
3. Stop de meelwormen in een bekerglas.
4. Doe 10 gram van het voedsel bij het bekerglas en noteer het gewicht.
5. Sluit het bekerglas af met behulp van een gaasje en een elastiek.
6. Bewaar de glaasjes in het donker in een stoof ingesteld op een temperatuur van 30 oC.
2e deel:
1. Haal na een dag of 3 de meelwormen met behulp van een lepel tussen het voedsel uit.
2. Meet de meelwormen af op een weegschaal en noteer het gewicht.
3. Meet het overgebleven voedsel af op een weegschaal en noteer hier ook het gewicht van.
4. Zeef het voedsel, zodat de poep van de meelwormen uit het voedsel wordt gezeefd.
5. Meet de uitwerpselen af op een weegschaal en noteer het gewicht.
Resultaten
1e deel 2e deel
Gewicht Gewicht Gewicht Gewicht Groei Voedsel Gewicht Gebruikt
wormen voedsel wormen voedsel wormen opname uitwerpselen* voedselgroei-poep
Havermout 30 3,4 10,0 0,9 9,3 -2,5 0,7 0,1 gram 3,1 gram
o
C, donker gram gram gram gram gram gram
Wortel 3,5 10,0 2,8 1,0 -0,7 9,0 0,1 gram 9,6 gram
30 oC, donker gram gram gram gram gram gram
Appel 3,9 11,8 2,9 2,3 -1,0 9,5 1,8 gram 12,4 gram
30 oC, donker gram gram gram gram gram gram
Geen voedsel 3,1 NVT 2,9 NVT -0,2 NVT 0,1 gram NVT
30 oC, donker gram gram gram
*onnauwkeurig