Werkcollege 1: rechtsgrondslagen
Datum: 4 februari 2021, 10:45 – 12:30 uur
Docent: dr. M.J. van Hulten
Huishoudelijke mededelingen Lees aandachtig de syllabus op Canvas door. Is u het doel, de opzet van het
hoor- en werkcollege, de te behandelen stof en de literatuur van het vak CS Vpb duidelijk?
Huishoudelijke mededeling
Capita selecta VPB is…
Grondslagen Vpb vs Capita Selecta Vpb
Syllabus
o Leerdoelen, hoor-, overleg– en werkcollege, literatuur en tentamen
Verplichte literatuur
o Boek Hoofdzaken VPB, (Elsweier, Stevens)
o Artikelen (zelf op te zoeken)
In het hoorcollege is de insteek van capita selecta VPB genoemd en ook hoe capita selecta zich nu verhoudt
t.o.v. grondslagen VPB. Wat we willen doen in CS VPB is bouwen op de basis van de VPB. Dus in principe:
wat is de VPB, wat zit daarin? Dat is de basiskennis en nu willen we uitbouwen ofwel de diepte ingaan, er
komen specifieke thema’s aan bod die terugkomen in de VPB en die aan de hand van casusposities in de
werkcolleges en meer theoretisch in hoorcolleges worden aangepakt om ermee aan de slag te gaan.
Opgave 1: Opfrissen van het VPB geheugen
Gegeven is de volgende structuur:
Beantwoord aan de hand van de structuur de volgende vragen op hoofdlijnen:
Vraag 1.1
Wie is belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting?
We hebben een houdster BV en die is gevestigd in NL en heeft verrekenbare verliezen. De houdster BV heeft
aan ene kant een lening gekregen (lening B) van moeder die is gevestigd in de VS (Ltd) en die lening is
gebruikt om de aandelen in BV Y te kopen. BV Y is een passieve BV gevestigd in België. Dus feitelijke leiding
zit in België. Houdster BV heeft ook nog een lening A gekregen van een bank, dus een niet-verbonden
lichaam, en die lening van de bank (lening A) is gebruikt om aandelen in BV X te kopen. BV X is een actieve
BV gevestigd in NL. Dan staat er ten slotte nog dat de actieve BV X ook bestuurder is van een stichting.
Wie is nu belastingplichtig voor de VPB?
Ltd: buitenlandse belastingplicht art. 3 VPB. In art. 3 staat dat de lichamen niet in NL gevestigd moeten
zijn, dat klopt bij de Ltd, want deze is gevestigd in US. Dan staat er ook nog in art. 3 ‘die Nederlands
inkomen’ genieten. Hoe weet je of iets Nederlands inkomen is voor toepassing van VPB? Art. 17 lid 3
VPB. Het gaat over belastbaar inkomen uit ab, dus de Ltd houdt zijn ab in de houdster BV. Dat kun je
, ook weer herleiden uit lening die wordt verstrekt aan houdster BV. Art. 17 (lid 2 en) lid 3 b: alleen van
toepassing indien misbruik situatie. Als er sprake is van misbruik: ontgaan van IB bij ander, dan kan Ltd
belastingplichtig zijn voor ab (aandelenbelang van >5% in houdster). Dat staat in art. 17 lid 3 sub b. In
art. 17a sub c staat dat als je schuldvordering hebt, dus je hebt een vordering op een in NL gevestigd
lichaam waar je een ab in hebt (dus houdster BV), dan kan de rente op die lening ook inderdaad tot
buitenlandse belastingplicht voor VPB leiden bij Ltd. Dus antwoord is hier: Ltd is niet binnenlands
belastingplichtig, want niet opgericht naar Nederlands recht en niet gevestigd in NL, maar zou wel
buitenlands belastingplichtig kunnen zijn. Dan ben je dus wel belastingplichtig voor VPB, zij het alleen
maar voor je Nederlandse inkomen. Dus buitenlands beperkt belastingplichtig.
Bank: Stel dat bank een Nederlandse NV is, is deze dan belastingplichtig in NL? Ja, dan zit je gewoon
in hoofdregel: art. 2 lid 1 sub a VPB. Dus in principe is zo’n bank gewoon belastingplichtig. (Een bank
hoeft niet per se een NV te zijn, kan verschillende vormen hebben. Stel het is coöperatie, dan is het lid
1 sub b)
Houdster BV: Belastingplichtig in NL omdat deze in NL gevestigd is (feitelijke leiding in NL), art. 2 lid 1
sub a VPB.
Je kunt op 2 manieren belastingplichtig zijn in NL: 1) Als je in NL gevestigd bent, dat betekent feitelijke leiding
in NL. In casus hier staat al dat feitelijke leiding in NL is. 2) Stel dat feitelijke leiding in het buitenland zit, dan
kan dat zijn omdat de oprichting naar Nederlands recht heeft plaatsgevonden. Dit staat in art. 2 lid 4 VPB.
BV X: opgericht naar Nederlands recht, feitelijke leiding in NL. Dus ook belastingplichtig op grond van
hoofdregel, art. 2 lid 1 sub a VPB.
Passieve BV Y: opgericht naar Nederlands recht, dus op grond van art. 2 lid 4 VPB belastingplichtig in
NL. Dan is het natuurlijk wel de vraag of NL kan heffen over die entiteit. Waarvan is dat afhankelijk? Of
NL wel heffingsrecht krijgt toegewezen onder het verdrag. Waarom niet opgericht naar Belgisch recht?
België kent ook een BV-vorm en die heet BVBA. Als het naar Belgisch recht opgericht zou zijn geweest
was het een BVBA. Als de BV opgericht zou zijn naar Belgisch recht, dan is deze niet belastingplichtig
in NL.
Stichting: belastingplichtig voor zover zij een onderneming drijft, art. 2 lid 1 sub e VPB: verenigingen en
stichtingen indien en voor zover zij een onderneming drijven.
Vraag 1.2
Hoe wordt de winst bepaald van de in Nederland gevestigde rechtspersonen?
Voor de in Nederland gevestigde rechtspersonen wordt gekeken naar de objectieve belastingplicht op grond
van art. 7 en art. 8 Wet Vpb. Art. 8 lid 1 VPB ziet mede in een schakelbepaling met de IB. Verliezen zijn in
beginsel verrekenbaar volgens art. 20 lid 2 VPB. De schakelbepaling leidt naar art. 3.8 Wet IB (totaalwinst, de
gehele winst over de levensduur van de vennootschap) en art. 3.25 Wet IB (jaarwinst, stukjes van de
totaalwinst gebaseerd op GKG). Art. 2 lid 5 VPB → de vennootschap wordt geacht met zijn gehele vermogen
een onderneming te drijven.
Vraag 1.3
Wat kunt u zeggen over de verliesverrekeningsmogelijkheden op het niveau van Houdster
BV?
In casus staat de houdster BV verrekenbare verliezen heeft. Wat zijn verliesverrekeningsmogelijkheden onder
de VPB?
In beginsel zijn verliezen verrekenbaar volgens art. 20 lid 2 VPB, namelijk 1 jaar terug en 6 jaar vooruit. De
verrekening moet wel gaan om een Nederlandse onderneming die belastingplichtig is voor de VPB. De
Houdster BV zou de verliezen kunnen verrekenen met het positieve inkomen van de Actieve BV X. Indien de
Stichting een onderneming drijft in de zin van art. 2 lid 1 sub e en art. 4 VPB, zouden de verliezen ook
verrekend kunnen worden met de stichting.
→ (beperkingen) verliesverrekening houdstermaatschappij (art. 20 lid 4 VPB) is afgeschaft. Deze regel is
afgeschaft door invoering van de earningstrippingmaatregel.
Wel is er een aankondiging om de verliesverrekening van art. 20 VPB aan te passen. Deze zal (waarschijnlijk)
ingaan 1 januari 2022. Ze willen onbeperkte voorwaartse verliesverrekening mogelijk maken per 1 januari
,2022. De eerste 1 miljoen kun je altijd verrekenen, dus 1 miljoen verlies kun je sowieso met je winst
verrekenen. Daarna is het zo dat je maar tot 50% van je winst kan verrekenen met verliezen. Dus eigenlijk is
de achtergrond: ze willen zekerstellen dat je in jaren waarin je winstgevend bent ook over een deel van die
winst in ieder geval belasting betaalt. 50%-regeling zal ook gaan gelden voor de terugwaartse verrekening van
verliezen.
Vraag 1.4
Welke renteaftrekbeperkingen kunnen van toepassing zijn op het niveau van Houdster BV?
Art. 10a VPB. Waarom kan deze relevant zijn? Art. 10a lid 1 sub c kan relevant zijn, omdat het een lening
betreft ter verwerving van BV X. Voorwaarde voor art. 10a is dat het rente op een schuld is aan verbonden
vennootschap (lid 4) indien schuld verband houdt met besmettelijke rechtshandeling. Zo’n uitbreiding is
besmette rechtshandeling, dus vandaar dit artikel. Dan moet je wel kijken of je beroep kan doen op
tegenbewijs. Zou art. 10a ook op de bankschuld van toepassing kunnen zijn? Nee, want dat gaan niet om een
verbonden lichaam. Schuld moet in principe van verbonden lichaam komen. Bij schuld van derdepartij moet je
wel altijd even nadenken bij art. 10a, want als die lening van een derdepartij komt, maar de moeder heeft zich
garant gesteld voor de schuld, dan kan het toch zijn dat zo’n lening van een derdepartij als een lening van een
verbonden lichaam wordt aangemerkt. Dus als er een garantstelling vanuit de groep is, dan kun je toch in art.
10a zitten. Maar in principe, een lening van derdepartij en als het echt een derdelening is, dan zit je niet in art.
10a en is rente op lening gewoon aftrekbaar.
Art. 13L VPB. Waarom is dit artikel niet van toepassing? Afgeschaft. Deze is op nieuwe jaren dus niet meer
van toepassing.
Art. 8b VPB. Dit gaat over de zakelijkheid die je betaalt op de lening aan een verbonden lichaam (lening B).
Dat kan een rentecorrectie opleveren.
Art. 8c VPB is hier niet zo snel van toepassing, omdat hier eigenlijk geen sprake is van in- en doorlenen.
Art. 10b VPB zou van toepassing kunnen zijn op lening B. Het gaat om een lening van een verbonden lichaam
en dan moet je kijken of de lening onzakelijk is, onzakelijk in de zin van de voorwaarde van art. 10b VPB. Het
moet gaan om een lening met een looptijd van >10 jaar en een vergoeding die in belangrijke mate lager is dan
de zakelijke vergoeding. Dat weten we in huidige casus niet, dus afhankelijk van feiten en omstandigheden
zou het van toepassing kunnen zijn.
Art. 12aa VPB gaat over hybride mismatches, zou van toepassing kunnen zijn.
Art. 15bd VPB gaat over specifieke minimale kapitaalregel voor banken en verzekeraars. Dat zou bij de bank
wel van toepassing kunnen zijn, maar bij de houdster BV niet zozeer, omdat de houdster BV geen bank is.
Art. 15b VPB ziet op financieringskostensurplus. Dus als je meer rentelasten hebt dan rentebaten dan krijg je
een beperking in de renteaftrek als het 1 miljoen te boven gaat. Ook wel EBITA-regel genoemd of the
earningsstrippingregel, de 30%-aftrekbeperking.
Vraag 1.5
Is een winstuitdeling van BV X en BV Y belast op het niveau van Houdster BV?
Stel dat BV X en BV Y een dividend uitkeren aan houdster, is dat dividend dan belast bij houdster?
Indien sprake is van een deelname van ten minste 5%, is de deelnemingsvrijstelling van toepassing en zal een
winstuitdeling van BV X en BV Y niet (nog eens) belast zijn op het niveau van Houdster BV, art. 13 lid 1 VPB.
Als deelnemingsvrijstelling van toepassing is, wordt dividend op niveau van houdster vrijgesteld. Je moet
hiervoor ten minste 5% van aandelen hebben én je moet ook nog checken of sprake is van een kwalificerende
deelneming.
BV Y is een passieve vennootschap en dus moet hier gekeken worden naar de bezittingentoets,
onderworpenheidstoets en oogmerktoets. Is BV Y sowieso voldoende onderworpen omdat deze in België is
gevestigd of moeten we nog ergens aan denken? België kent een notionele renteaftrek op eigen vermogen.
Dat betekent dat zij eigenlijk een aftrek krijgen op het eigen vermogen wat in BV Y zit in België. Dat zou ertoe
, kunnen leiden dat ze naar Nederlandse maatstaven, omdat NL niet zo’n notional interest deduction kent,
onvoldoende onderworpen zijn. Dus daar moet je even aan denken bij passieve BV Y.
Vraag 1.6
Tussen welke vennootschappen is een Nederlandse fiscale eenheid mogelijk?
De vereisten voor een FE vpb staan in art. 15 lid 1 jo lid 4 Wet Vpb, waarbij ten minste 95% nodig is van het
aandelenkapitaal, hetzelfde boekjaar, gevestigd in Nederland, hetzelfde winstregime etc. Er kunnen dus enkel
vennootschappen die gevestigd (of in ieder geval naar Nederlands recht zijn opgericht) zijn in Nederland tot de
fiscale eenheid behoren. Er zal dan een FE gevormd kunnen worden tussen Houdster BV en Actieve BV X.
Stichting zelf bevat geen rechtspersoonlijkheid, dus die niet. Stel dat de stichting VPB-plichtig is, zou je deze
dan kunnen opnemen in FE? Dat kun je vinden in art. 15 lid 4 sub e. Daarin staat dat dochter altijd een BV of
NV moet zijn. Dus als stichting VPB-plichtig is, kun je die helaas niet voegen in FE.
Zou je Ltd in US kunnen voegen in FE? Nee. Dat zou alleen maar kunnen als Ltd. feitelijk in NL gevestigd was.
En passieve BV Y die naar Nederlands recht is opgericht (gaan we vanuit) en gevestigd in België? Ook niet,
omdat die feitelijk gevestigd moet zijn in NL en niet fictief, art. 15 lid 4 sub c VPB.
Vraag 1.7
Wat zijn de gevolgen als BV X en Houdster BV fuseren?
Wat zou dat voor VPB betekenen als deze gaan fuseren? Juridische fusie leidt in principe tot belastingheffing.
Er worden echter geen liquiditeiten gerealiseerd. In dat kader heeft wetgever fiscale regelingen gecreëerd om
ervoor te zorgen dat economisch juridisch een organisatorisch wenselijke reorganisatie zonder belastingheffing
kan plaatsvinden. Hiervoor moet wel voldaan zijn aan de voorwaarden in 14b VPB. In 14b staat hoe je fiscaal
geruisloos kan fuseren. In principe is zo’n fusie een vervreemding. BV X houdt op te bestaan, dus dan heb je
eigenlijk een afrekening voor de VPB tenzij je zo’n geruisloze fusie hebt (wordt later op in gegaan). Zou er hier
nog een probleem kunnen zijn voor de geruisloze fusie van BV X in houdster BV? De houdster heeft verliezen.
Als je kijkt naar voorwaarden in art. 14b lid 2, dan staat er dat er geen sprake mag zijn van voorwaartse
verliesverrekening. Als er wel sprake is van voorwaartse verliesverrekening bij één van de 2 dan moet je een
verzoek doen op basis van art. 14b lid 3 VPB. Dus dan kwalificeer je niet op basis van de wettelijke regeling,
dan moet je verzoek doen en dan kan het alsnog goedgekeurd worden en dan krijg je te maken met
winstsplitsingsregels zodat je de winst van actieve BV in de toekomst niet kan verrekenen met verrekenbare
verliezen van houdster BV. Dat is kort gezegd wat ze dan gaan doen.
Extra:
Er bestaat een bedrijfsfusie (art. 14 Wet Vpb) en een juridische fusie (art. 14b Wet Vpb). Bij de juridische fusie
houdt de verdwijnende vennootschap op te bestaan en neemt de verkrijgende vennootschap de verdwijnende
vennootschap van rechtswege over, oftewel in de plaatstreding. De winst wordt bij doorschuiving niet in
aanmerking genomen, er wordt uitgegaan van een stakingsfictie. Bij de bedrijfsfusie is geen sprake van fiscale
indeplaatstreding en verkrijging van rechtswege. Ook hier is wel sprake dat uitgegaan wordt van een
stakingsfictie en dat niet afgerekend hoeft te worden over de reserves indien men doorschuift. Verliezen blijven
subject gebonden.
Opgave 2: Geschiedenis en vorm van de VPB
Voor deze en de volgende opgaven zouden de volgende bronnen u inspiratie kunnen bieden:
• Hoofdstuk 1 en 2 van het boek Hoofdzaken VPB;
• S. Cnossen, ‘Vennootschapsbelastingregimes: keuzes in kaart’, WFR 2018/223
• FIT bundel: 50 jaar vennootschapsbelasting
•P.H.J. Essers, Grondslagen van de vennootschapsbelasting in relatie met de inkomstenbelasting,
WFR 2019/187.
• J.P. Boer & F.J. Elsweier, Hinken op twee gedachten: over de rechtsgrond(en) van de Wet VPB 1969
in De Toekomst van de Vennootschapsbelasting: Lessen uit 50 Jaar Wet VPB 1969 (pp. 31-46),
Deventer: Kluwer.
Vraag 2.1
Omschrijf waarom er volgens u een vennootschapsbelasting bestaat?
Impliciet willen we weten: wat zijn nu rechtsgrondslagen of verklaringen voor VPB?