WERKGROEP 1 – Bevoegdheden, bestuur en beleid
Blokweek 1 27 april – 1 mei 2020
Voorbereiden Bestuderen:
Europees Recht Algemeen Deel
H1: p. 17-24;
H2: p. 39-65;
H10: p. 387-394.
Voorbereiden van de werkgroepvragen mag, maar de opdrachten
zullen tijdens de werkgroep worden gemaakt.
Kluwer Wettenbundel (deel II)
Leerdoelen Na afloop van deze onderwijsweek kun je:
De systematiek van toedeling aan en uitoefening van
bevoegdheden door de Unie uitleggen.
De betekenis en reikwijdte van het attributie-, subsidiariteits- en
evenredigheidsbeginsel uitleggen.
De verschillende wetgevingsprocedures en rechtsinstrumenten
benoemen.
De rol van de instellingen afzonderlijk en in hun onderlinge
samenhang aangeven.
Vraag 1
In een recente column over de EU werd onder meer het volgende gesteld:
“De samenwerking in Europa heeft ons veel gebracht, aan welvaart en bovenal ruim
zestig jaar solide vrede. De kemphanen Duitsland en Frankrijk zitten nu aan tafel, in
plaats van dat ze hun belangen verdedigen op het slagveld. Prima. Maar waar ging
het dan fout? Het ging fout toen sommigen dachten: we moeten van Europa een
land maken, en van de huidige landen provincies. De burgers van de verschillende
landen willen dit niet. Die willen zicht houden op wat hun politici doen; ze willen hen
van tijd tot tijd ter verantwoording kunnen roepen; ze willen respect voor de politieke
en culturele verschillen tussen de landen. Samenwerken ok, landen ontmantelen
nee: dat is wat de meeste mensen vinden. Hadden ook politici zich gehouden aan dit
devies, dan was er geen vuiltje aan de lucht geweest. Maar dat deden ze niet. Op
slinkse wijze hebben ze de gelijkschakeling van Europa afgedwongen, bijvoorbeeld
door invoering van de Euro. Dat heeft het wantrouwen van de burgers richting
Brussel vergroot. (…) In de lange geschiedenis van Europa staan we wederom op
een kruispunt. Weer is de vraag: Waar gaan we heen? Geven we Brussel nog meer
macht, maken we van Europa uiteindelijk een superstaat, en van ons land een
provincie van die staat? Of werken we goed en intensief samen waar nodig en
mogelijk, maar houden we zeggenschap over onze economie, over onze zorg, over
ons onderwijs, over al die zaken die we beter zelf kunnen bepalen dan de politici in
Brussel? That’s the question.”
Zoals het boek stelt (p. 39) is de Europese Unie geen staat en is de Unie ook niet op
weg om een staat te worden. Onder het Verdrag van Lissabon blijven de lidstaten
gewoon bestaan en worden geen provincies van een Europese superstaat. De
auteur lijkt ook een aantal specifieke verdragsbepalingen over het hoofd te zien in
zijn kritiek. Leg op basis van de volgende artikelen uit waarom dat zo is:
1
,Art. 5 lid 2 VEU: attributiebeginsel. De Unie heeft alleen die bevoegdheden die als
zodanig zijn vastgesteld in de verdragen. De lidstaten bepalen welke bevoegdheden
zij overdragen aan de Unie
Art. 48 VEU: verdragswijzigingsprocedures. Het overdragen van nieuwe
bevoegdheden kan dus alleen middels een verdragswijziging en dat is alleen
mogelijk als alle lidstaten het eens zijn. De Unie kan dus zelfstandig nooit ‘zomaar’
een nieuwe bevoegdheid toe-eigenen, maar dat lidstaten daar altijd allemaal
expliciet mee moeten instemmen
Art. 5 lid 3 VEU: subsidiariteitsbeginsel. Dit is niet van toepassing op exclusieve
bevoegdheden (art. 3 VWEU). Dat is toebedeeld aan de Unie. Dit is wel van
toepassing bij gedeelde (art. 4 VWEU) of aanvullende bevoegdheden (art. 6 VWEU).
Er moet besloten worden of dat de Unie beter kan optreden of dat lidstaten zelf
regels daarover maken. De vraag wie deze gedeelde of aanvullende bevoegdheid
het beste kan uitoefenen kan leiden tot (politieke) beleidsdiscussies. Goed om te
weten is dat de nationale parlementen een bijzondere rol hebben in het toezicht op
de naleving van dit beginsel (Protocol nr. 2)
Art 4 lid 2 VEU: hierin is vastgelegd dat de Unie de lidstaten respecteert en met
name hun nationale identiteit. Dit is niet onbeperkt
Art. 10 lid 2 VEU: twee vertegenwoordigingslijnen. Europese burgers worden
vertegenwoordigd door het Europees Parlement. Lidstaten worden
vertegenwoordigd door de Raad en Europese Raad
Art. 165 lid 1 VWEU: voorbeeld. Art. 6 sub e VWEU (geen exclusieve bevoegdheid,
maar aanvullend). Uit dit artikel blijkt in ieder geval dat de specifieke bevoegdheden
op het gebied van onderwijs beperkt zijn en de lidstaten dus (anders dan in de
column wordt gesuggereerd) zeggenschap hebben
Art. 15 lid 2 en art. 16 lid 2 VEU: resp. regeringsleiders/staatshoofden van de
lidstaten en ministers van de lidstaten (wetgevingstaak: Raad van de EU en EP)
Art. 50 VEU: uit de Unie treden
Vraag 2
De auteur van de column uit vraag 1 heeft wel een punt als hij stelt dat het feit dat
nationale politici een belangrijke rol spelen in het Europese besluitvormingsproces
voor de burger niet altijd even duidelijk is. Lees in dit verband de bijgevoegde
column van Luuk van Middelaar (NRC Handelsblad, 20 oktober 2017) en
beantwoord de volgende vragen:
Waarom is volgens de auteur de Europese Raad te beschouwen als ‘regering’ en
wat is volgens hem een argument om de Europese Raad inderdaad zo te noemen?
De Europese Raad neemt beslissingen op lange termijn namens de EU
De Europese Raad oefent geen wetgevingstaak uit, zo bepaalt artikel 15 lid 1 VEU.
Welke instellingen oefenen wel een wetgevingstaak uit?
De Commissie heeft het initiatiefrecht (art. 17 lid 2 VEU). Europees Parlement en de
Raad hebben gezamenlijk de taak om wetgeving aan te nemen (art. 14 lid 1 en 16 lid
1 VEU)
2
, Welke wetgevingsprocedures zijn er in de Unie?
De gewone en de bijzondere wetgevingsprocedure. De gewone (art. 289 lid 1
VWEU), voorstel Commissie; Raad en EP moeten allebei instemmen. De bijzondere
wetgevingsprocedure: verschillende varianten. Geen standaard samenstelling, moet
naar betreffende artikel gekeken worden
Wanneer is sprake van een wetgevingshandeling?
Art. 289 lid 3 VWEU: een verordening, richtlijn of besluit aangenomen volgens de
gewone of bijzondere wetgevingsprocedure is een wetgevingshandeling
Vraag 3
Stel dat de Europese Commissie een wetgevingsvoorstel wil doen om de veiligheid
van het vervoer per spoor te verbeteren.
Is de Europese Unie in algemene zin bevoegd inzake vervoer?
Attributiebeginsel: art. 5 lid 2 VEU, er moet een bevoegdheid zijn voordat de Unie
iets kan doen. Art. 4 lid 2 sub g VWEU: vervoer.
Op basis van welke verdragsbepaling(en) kan de Commissie een dergelijk
wetgevingsvoorstel doen?
Art. 91 lid 1 sub c jo. art. 100 lid 1 VWEU
Welke wetgevingsprocedure is dan van toepassing?
De gewone wetgevingsprocedure, dus de Commissie, EP en Raad hebben een rol
hierin (art. 91 lid 1 VWEU)
Welke rechtsinstrumenten kan de Commissie voorstellen?
Art. 91 VWEU: als er niks in staat, mag de Commissie, rekening houdend met de
aard en inhoud, zelf kiezen of het een besluit, verordening of richtlijn wordt
Is het subsidiariteitsbeginsel hier van toepassing?
Ja, want het gaat hier niet om een exclusieve bevoegdheid. Vervoer is een gedeelde
bevoegdheid
NRC Handelsblad
20 October 2017
De Europese regering zetelt in iedere lidstaat
Luuk van Middelaar
column
Op de Brusselse top gisteren en vandaag doen Europese regeringsleiders iets
ongewoons: vooruitkijken. Een weelde! Na jaren kortademig crisisbeheer - euro,
Oekraïne, vluchtelingen, Brexit - spreken Merkel, Macron, May, Rutte, Juncker en de
anderen af welke thema's ze tot in 2019 aanpakken. Verder gaat het over handel,
migratie, Brexit. Er is geen acute crisis; met de situatie in Catalonië laat de EU zich
voorlopig niet in. Opvallend is hoe toppenvoorzitter Donald Tusk het initiatief grijpt.
De Pool was recent weinig zichtbaar, terwijl Commissieman Juncker en de Franse
president Macron grote toespraken over Europa's toekomst hielden. Eind september,
in Tallinn, vroegen de regeringsleiders Tusk om een werkplan, een „Leiders'
3