COLLEGE AANTEKENINGEN BURGERLIJK RECHT 3 (2020 - 2021)
VESTIGINGSFASE
Week 1A: Onrechtmatige daad 1
Uitgangspunt en doelstellingen aansprakelijkheidsrecht
Om het uitgangspunt van het aansprakelijkheidsrecht te bespreken, behandelen we eerst het
verhaal van Job en de mestvaalt. Job is ziek, zijn kinderen zijn omgekomen en zijn oogst is mislukt. In
plaats van de schuld bij een ander neer te leggen, zoekt hij de schuld bij zichzelf. Dat past mooi bij
het aansprakelijkheidsrecht: ‘ieder draagt zijn eigen schade’. Dat geldt in beginsel zo. Men kijkt in
de praktijk heel snel naar een ander om de schuld bij neer te leggen. Er kunnen natuurlijke goede
gronden zijn waarom een ander schade moet dragen. Een ieder draagt dus zijn eigen schade, tenzij
goede grond om de schade af te wentelen bestaat. Er kan een rechtvaardiging van de verplaatsing
van schade zijn, bijvoorbeeld omdat een ander schuld heeft aan het ontstaan van de schade, of
omdat een ander het risico moet dragen, etc.
De functies van het aansprakelijkheidsrecht
Waarom hebben we het aansprakelijkheidsrecht? Het heeft meerdere functies, waarvan we de
volgende twee uitlichten:
● Compensatie: Het volledige herstellen van schade. Het aansprakelijkheidsrecht dient om
vast te stellen dat er een goede grond bestaat om de schade te verplaatsen (en dus niet zelf
te dragen). Dat noemen we selectie: bepalen in welke gevallen schade wordt
gecompenseerd.
● Preventie: Het voorkomen van schade. Het aansprakelijkheidsrecht dient om schade te
voorkomen, bijvoorbeeld doordat er een afschrikkende werking in gewaarborgd is.
Verder zijn er nog andere functies van het aansprakelijkheidsrecht:
● Rechtshandhaving (defensief en offensief)
● Erkenning van leed/onrecht (‘ventielfunctie’): denk hierbij aan de Urgenda-zaak.
● Genoegdoening (art. 6:106 BW): tegemoetkoming in het leed, dus geen compensatie.
● ‘Straffen’/ontneming voordeel (art. 6:104 BW): hangt samen met preventie doelstelling.
Fout versus risicoaansprakelijkheid
Er bestaat een tweedeling tussen fout en risicoaansprakelijkheid. We maken een strikte scheiding,
maar die strikte scheiding is niet helemaal conform de werkelijkheid.
● Fout: Een toerekenbare onrechtmatige daad die door een persoon is verricht (art. 6:162 BW).
We zitten dan in de sfeer van schuldaansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig gedrag. Het is
dus persoonlijk.
● Risicoaansprakelijkheid: Dit wordt ook wel als kwalitatieve aansprakelijkheid aangeduid.
Het gaat dan over de hoedanigheid van een ouder, werkgever, bezitter opstal of dier. Het is
kwalitatief. Er is geen algemene theorie die verklaart waarom er soms sprake is van
risicoaansprakelijkheid. Het is een multi-factor benadering: profijt, gevaar, draagkracht en
verzekerbaarheid. Deze factoren roepen risicoaansprakelijkheid in het leven.
Aansprakelijkheid voor eigen onrechtmatig handelen
Hiermee zoomen we dus in op de foutaansprakelijkheid. De onrechtmatige daad is neergelegd in art.
6:162 BW.
Artikel 6:162 BW
1. Hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, is verplicht de
schade die de ander dientengevolge lijdt, te vergoeden.
2. Als onrechtmatige daad worden aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een
wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, een en
ander behoudens de aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond.
1
, 3. Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een
oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt.
De onrechtmatige daad bestaat grofweg uit vijf vereisten (OTCRS-vereisten):
1. Onrechtmatigheid (lid 2, hoorcollege 1 & 2)
2. Toerekening (lid 3, hoorcollege 5)
3. Causaliteit (lid 1 ‘dientengevolge’, hoorcollege 8): Er moet sprake zijn van een causaal
verband tussen de schade en de gedraging.
4. Relativiteit (art. 6:163 BW & hoorcollege 5)
5. Schade (hoorcollege 6 t/m 9)
→ De vereisten lopen soms wat door elkaar heen. Deze strikte lijst met vereisten moet dus
gerelativeerd worden.
Uit art. 6:162 lid 2 BW volgen drie smaken ten aanzien van onrechtmatig handelen:
1. Inbreuk op een recht
● Wat is een ‘recht’? Het moet gaan om een subjectief recht. Dat is een aan eiser
toekomend, hoogwaardig belang. Hieronder vallen:
a) Absolute vermogensrechten (vb. eigendomsrecht, auteursrecht,
octrooirecht)
→ Als er een onterecht conservatoir beslag wordt gelegd, dan kan sprake zijn van een inbreuk
op een recht, namelijk het subjectieve absolute eigendomsrecht.
b) Persoonlijkheidsrechten (vb. lichamelijke integriteit, recht om in vrijheid te
leven, rechten die de persoonlijke levenssfeer betreffen)
→ Als iemand wordt gegijzeld, dan kan er sprake zijn van een inbreuk op een recht, namelijk het
recht om in vrijheid te leven.
[Zwiepende tak]: Vier vrienden lopen door het bos. De tak zwiept terug naar achteren. De
jongeren die achter loopt krijgt de tak in zijn oog. Hij mist zijn oog. De Hoge Raad distantieert
zich van het feit dat ernstig lichamelijk letsel op zichzelf een inbreuk op een recht vormt. Er
moet daarnaast ook sprake zijn geweest van onzorgvuldig handelen. Dat was in deze casus
niet vast komen te staan. Hier was sprake van een ongelukkige samenloop van
omstandigheden.
[Taxus-arrest]: Twee eigenaren van land grenzen aan elkaar. Een iemand heeft een hoopje
met afval langs de omheining. Op het andere gedeelte grazen paarden. Iemand legt een
taxusstruik op een hoopje bij een omheining. De paarden eten van de taxus. Taxus is dodelijk
voor paarden. Hier was geen sprake van aansprakelijkheid; men wist niet en behoorde niet te
weten dat taxus dodelijk was voor paarden. Er was dus geen sprake van een inbreuk op het
eigendomsrecht.
2. Strijd met een wettelijke plicht
● Wat is een ‘wettelijke plicht’? Elke algemeen verbindende regeling uitgaande van
een bevoegd gezag (vb. Hinderwetvergunning, Strafrechtelijke bepalingen, WVW
1994). Dit is dus een hele ruime benadering. Voor de afbakening hebben we de
relatie tot het relativiteitsvereiste (art. 6:163 BW). Door de relativiteit voorkomen dat
iedere strijd met de wet ook daadwerkelijk onrechtmatigheid oplevert.
3. Zorgvuldigheidsnorm: strijd met het ongeschreven recht dat in het maatschappelijk
verkeer betaamt
● Hierbij gaat het om strijd met de maatschappelijke betamelijkheid. Het gaat daarbij
om ongeschreven normen. Je hebt dus geen wettelijke houvast. Dat geeft de
rechter veel ruimte om een normatieve afweging te maken.
2