Samenvatting Procesmanagement
H1: Processen en procesmanagement
• Kenmerken van processen:
- Een proces is een cyclus van activiteiten, waarbij verschillende middelen nodig zijn. Is niet
statisch, verandert altijd en heeft daarom een dynamisch karakter.
- Een organisatieproces begint met een beeld van de wereld om je heen (visie), vervolgens
vertaal je dat naar je ‘bestaansrecht’ (missie), dat vertaal je naar een plan (strategie) en dat
voer je uit (tactiek/operatie). Van visie, via missie, naar strategie en operatie.
- Fasen: aaneenschakeling van stappen.
- Input/output: patiënt komt ziek binnen, gaat beter weg. Output kan gewenst en ongewenst
zijn (eindproduct voldoet bijvoorbeeld niet aan gewenste specificaties).
- Transformatie: Het verloop van input naar output, ook wel de verandering.
- Continue processen: processen die 24/7 doorgaan dmv machines (energiecentrale), hierbij is
het soms lastig om fasen te benoemen.
- Discontinue processen: Duidelijke fasering, bijvoorbeeld assemblageproces waarbij
onderdelen worden samengevoegd tot een eindproduct (fiets).
- Natuurlijke processen: Gebeuren vanzelf en houden de wetten van de natuur in stand.
- Kunstmatige processen: Processen die door de mens worden geïnitieerd. Mensen moeten
de middelen inzetten om het proces aan de gang te houden.
- Een bedrijfsproces:
o Heeft een begin en eind met in- en output
o Voegt waarde toe voor de klanten
o Heeft een proces gericht op resultaat voor de klant.
• Deelprocessen
- Een proces in deelprocessen opdelen.
o Bij het wassen van een auto bijvoorbeeld het wassen van de binnenkant en de
buitenkant. Wanneer je dit in schema’s zet, heten dit
Chevron-schema’s.
• Black box benadering
- Techniek om naar verschillende aggregatieniveaus te kijken. Hierbij worden alle
(deel)processen als een zwarte doos beschouwd, waarbij alleen gekeken wordt naar wat er
ingaat en wat er uitkomt.
• Stakeholders
- Aka belanghebbende, behoren tot directe omgeving.
- Interne zijn bijvoorbeeld werknemers, managers, aandeelhouders, investeerders.
Externe zijn bijvoorbeeld leveranciers, klanten, crediteuren, concurrenten
, • Aggregatieniveaus
- Processen op verschillende schalen bekijken. Het niveau is de afstand vanaf hoever je naar
de organisatie kijkt.
o Hoog niveau is bijvoorbeeld de gehele organisatie, een laag niveau is een deelproces.
-
• Procesmanagement - 6 fasen
- Procesmanagement gaat over het herkennen, beïnvloeden, communiceren, analyseren,
ontwerpen, implementeren en aansturen van proces. Zorgt ervoor om processen te
monitoren en te verbeteren.
De procesmanager is er verantwoordelijk voor dat iedere deelnemer aan het proces kan en
wil deelnemen en de goede informatie krijgt.
- 6 Fasen:
o 1. Herkennen: proces herkennen.
o 2. Analyseren: wat komt er bij de processen kijken.
o 3. (Her)ontwerpen: procesbeschrijvingen en schema’s maken.
o 4. Implementeren
o 5. Afstemmen: coördinatie van de omgeving met stakeholders.
o 6. (Bij/be)sturen: evaluatie of het proces nog voldoet aan gewenste criteria.
- Procesbeheersing: analyseren, afstemmen en bijsturen van processen om deze zo effectief
en efficiënt te laten verlopen.
- Effectiviteit heeft te maken met het feit of je datgene doet wat je beoogt te doen. Bereik je
je gestelde doel?
- Efficiëntie heeft te maken met de hoeveelheid inspanning, energie of geld die het kost om
een activiteit uit te voeren. Hoe pak je je doel aan?
• Relatie procesmanagement - kwaliteitszorg / PDCA
- Een kwaliteitsmanagementsysteem (KMS) is een hulpmiddel om de kwaliteit van hun
processen en uitkomsten te beheersen.
- Lean production is een doel van het hele bedrijf om continu de kwaliteit te verbeteren.