Samenvatting colleges & voorgeschreven literatuur
Hoorcollege 1: Historische ontwikkeling van het socialezekerheidsrecht
Het systeem van de sociale zekerheid
- Sociale voorzieningen (bijstand): hier dragen we geen premies voor af
- Sociale verzekeringen:
● Werknemersverzekeringen (WW, ZW): moet werknemer zijn om hier
aanspraak op te kunnen maken
- bescherming tegen inkomensderving
- Uitkering naar laatstverdiende loon
- Premieplicht
● Volksverzekeringen (AOW etc.): moet ingezetene zijn om hier aanspraak op
te kunnen maken
- Bescherming tegen bepaalde algemene risico’s
- Uitkering op minimumniveau
- Betaald uit sociale middelen (belasting)
Historische ontwikkeling
Begin/halverwege 19e eeuw krijgt het socialezekerheidsrecht vanuit de waarborgfunctie
(inkomensbescherming) een eerste vorm. Overheid is hier niet betrokken (zelfredzaamheid).
Eind 19e eeuw periode van industrialisatie; als je uitviel was dat jouw probleem, geen
bestaanszekerheid. Ook kwam de eerste en tweede Armenwet (liefdadigheid speelde
belangrijke rol), maar overheid bleef op afstand.
Vanuit het begin van de 20ste eeuw beginnen de eerste ontwikkelingen te komen. Tussen
1901-1930 komen de eerste werknemersverzekering tot stand, waaronder de
ongevallenwet. Deze beschermde werknemers uit bepaalde bedrijfstakken tegen
bedrijfsongevallen (risque professionel) en werd later uitgebreid tot beroepsziekte. In 1930
wordt ook de ziektewet geïntroduceerd.
De periode na de WOII wordt de WW voor alle werknemers wettelijk vastgelegd. Iedereen is
verplicht verzekerd en premieplichtig (actieve rol overheid). Meerdere wetten zoals de AOW,
AWW etc. komen tot stand. Ook de WAO wordt ingevoerd, deze was uniek in Europa omdat
de oorzaak van arbeidsongeschiktheid irrelevant was.
Vanaf 1980 komt er een einde aan de economische groei en ontstaat er
massawerkloosheid. Kosten van de sociale zekerheid rezen de pan uit. Dit leidt tot
neoliberalisme: overheid moet zich terugtrekken. Vanaf 1990 gingen de
uitkeringspercentages omlaag, duur van de uitkeringen werden verkort, de personele
werkingssfeer werd beperkt, privatisering van de sociale zekerheid, werd het begrip
passende arbeid verruimd en werd het sanctiebeleid aangescherpt. Allerlei maatregelen
werden genomen om de aanspraken op de sociale zekerheid te verminderen.
Op 1 januari 2015 treedt de participatiewet in werking.
Ontwikkelingen van nu:
- Covid-19: ondernemers die net zijn gestart. Aantal faillissementen historisch laag
vanwege kunstmatig in de lucht houden door steunmaatregelen.
, - Atypische arbeid in opkomst (zie artikel S. Montebovi)
- Technologische ontwikkelingen: internet, platformarbeid etc.
- Politiek-economische ontwikkelingen (globalisering)
- Veranderende preferenties (individualisering): vroeger veel meer in
gemeenschappen en solidariteit stond meer voorop
- Demografische ontwikkelingen (belang van om- en bijscholing)
De veranderingen in het socialezekerheidsrecht is vaak een reactie op de de
veranderingen/ontwikkelingen in de samenleving.
Commissie Borstlap
Beleid rondom sociale zekerheid is erop gericht mensen te activeren en weer terug op de
arbeidsmarkt te krijgen. Het tegenovergestelde is echter het geval. De commissie adviseert:
- Iedereen vanaf geboorte een persoonlijk ontwikkelingsbudget
- Een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor alle werkenden (dus ook
zzp), loondoorbetalingsverplichting wordt een jaar → solidariteit en
inkomensbescherming (veel zzp'ers weten ook niet precies hoe het zit en
overzien de gevolgen niet)
- De WW uitkering moet hoog en kort worden, daarnaast een verplichting tot om
bijscholing vanuit het ontwikkelingsbudget (stimuleert en activeert)
- Voorkomen langdurige terugval door tijdig te switchen naar ander passend werk
Hoorcollege 2: de personele werkingssfeer
Paragraaf 3.1 en 3.2
Om voor een uitkering op grond van deze verzekeringen (ZW, WIA, WW, AOW, Anw etc.) in
aanmerking te komen, dient de belanghebbende de hoedanigheid van verzekerde te
bezitten. Daarnaast is iemand alleen premie over zijn loon of inkomen verschuldigd wanneer
de betrokkene als verzekerde kan worden aangemerkt. Wie beschouwt de wetgever als
verzekerde?
Kring van verzekerden van werknemersverzekeringen
Het gaat hier ook om de binnengrenzen: de afbakening van het werknemersbegrip ten
opzichte van zelfstandigen enerzijds en niet actieven anderzijds. Naast de desbetreffende
wetten zijn van belang:
- Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekeringen 1990
- Rariteiten-KB (besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsbetrekking als
dienstbetrekking wordt beschouwd)
- Rechtspraak van de HR en het CRvB
Stappenplan: wie is rechthebbende?
1. Werknemer (privaatrechtelijke/publiekrechtelijke dienstbetrekking, art. 3 ZW/WW +
uitzondering van art. 6 ZW/WW, zo niet dan;
2. Gelijkgestelde /fictieve dienstbetrekking (art. 4 of 5 ZW/WW)
3. Uitzonderingen (rariteiten)
Stap 1: Werknemer
Privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking
,Werknemer is in de eerste plaats de natuurlijk persoon die in een privaatrechtelijke of
publiekrechtelijke dienstbetrekking staat en de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft
bereikt (art. 3 lid 1 ZW, WW, WAO, Wet WIA)
- Publiekrechtelijke dienstbetrekking: berust op een aanstelling door een
overheidsorgaan, denk aan politie, defensie, rechters, politieke ambtsdragers
- Privaatrechtelijke dienstbetrekking: is de arbeidsverhouding die gebaseerd is op een
arbeidsovereenkomst als bedoeld in het BW (art. 7:610 BW). Voor de vraag of hier
sprake van is is niet beslissend hoe partijen hun arbeidsrelatie kwalificeren, maar of
de arbeidsrelatie wordt gekenmerkt door:
● Verplichting tot verrichten van persoonlijke arbeid
● betalen van loon
● tussen de werknemer en werkgever bestaande gezagsverhouding
Gezagsrelatie: relevant bij de beantwoording van de vraag of er een gezagsverhouding
bestaat, is bijvoorbeeld dat de feiten van het concrete geval wijzen op de aanwezigheid van,
wat wordt genoemd, een reële gezagsverhouding. Vermoeden gezagsverhouding:
- Wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering van de werkgever
- Werkzaamheden zijn organisatorisch ingepast in bedrijf werkgever (werktijden,
vakantie etc. moet je bijv. vakantiedagen opgegeven, moet je houden aan werktijden)
- In hoeverre is de persoon in de organisatie ingebed? (werkplek, kleding etc)
- Is er een verschil in rechtspositie met de ‘echte werknemers’?
- Voor hoeveel opdrachtgevers wordt er gewerkt? (3 opdrachtgevers minstens komt uit
de VAR, maar is nog steeds wel een indicatie)
→ Holistische benadering
Geschillen over de vraag of sprake is van privaatrechtelijke dienstbetrekking worden
beslecht door de bestuursrechter en, in hoger beroep, door de CRvB. Premiegeschillen
worden beslecht door bestuursrechter en de belastingkamer van de gerechtshoven en, in
cassatie, door de Hoge Raad.
➔ Sinds 2006 kan tegen uitspraken van CRvB in cassatie worden gegaan bij de Hoge
Raad over het al dan niet toekennen van een uitkering.
➔ de socialezekerheidsrechter kijkt vooral naar de feitelijke relatie tussen partijen om te
verhinderen dat partijen via de contractvorm hun aanspraak op een uitkering
veiligstellen of de premieplicht ontlopen. De civiele rechter hecht meer gewicht aan
datgene wat partijen voor ogen heeft gestaan. Dit moet je zien als een soort
omdraaiing van hoofdregel en bijzaak (zie verschil HR Groen/Schroevers en CRvb
Verzekeringspositie tolken IND)
➔ Hoge Raad in Gouden Kooi arrest: Het CRvB heeft zich gehouden aan het
toetsingskader waarvan niet alleen de partijbedoeling moet worden meegenomen,
maar ook acht moet worden geslagen op de wijze waarop partijen uitvoering hebben
gegeven aan hun overeenkomst en aldus daaraan inhoud hebben gegeven
Is er dus sprake van een private/publieke dienstbetrekking, dan is de werknemer verzekerd
en moet de werkgever premies afdragen tenzij art. 6 van toepassing is.
Stap 2: Gelijkstelling
Voldoet iemand niet aan het werknemersbegrip van art. 3 dan is er nog de zogenaamde
gelijkgestelde of fictieve dienstbetrekking:
, - art. 4 WW, ZW en art. 8 lid 1 WIA: zij zijn, gelet op hun sociale en economische
positie, met werknemers in de zin van het BW te vergelijken.
- art. 5 WW, ZW en WIA jo. rariteitenbesluit (let op: alleen van toepassing in
combinatie met art. 5 Rb. Sporters etc. worden alleen gelijkgesteld indien zij ook
voldoen aan de voorwaarden die het Rariteiten-KB aan de gelijkstelling stelt)
Rariteitenbesluit = besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking
wordt beschouwd (zie art. 5 Rb). Voorwaarden:
- Verrichten van persoonlijke arbeid
- Op ten minste 2 dagen per week
- Duur overeenkomst ten minste 30 dagen
- Bruto inkomen > 40% minimumloon per week
Zie ook art. 5 sub d WW jo. art. 3 Rariteitenbesluit. Art 3 vereist dus niet:
- Een gezagsverhouding tussen de intermediair en de werkende
- leiding en toezicht aan de kant van de derde
- een verplichting om persoonlijk arbeid te verrichten, voldoende is dat persoonlijke
arbeid wordt verricht
- geen eisen ten aanzien van duur en omvang van de werkzaamheden en de hoogte
van de inkomsten
Stap 3: uitzonderingen
Indien kan worden gelijkgesteld, dan de vraag of er sprake is van een uitzondering?
- art. 6 WW, ZW en WIA (algemene uitzonderingen: politieke ambtsdragers, vrijwillige
politie, DGA)
- art. 4 lid 5 WW, ZW en WIA (specifieke uitzondering: zelfstandige)
- art. 5 WW, ZW, WIA jo. art. 8 Rb (specifieke uitzonderingen: deze geldt niet als op
grond van art. 3 of 4 WW wordt vastgesteld dat sprake is van een private
dienstbetrekking)
Vrijwillige werknemersverzekeringen: de mogelijkheid om jezelf te verzekeren, bijv. als je
tijdelijk geen arbeid verricht of gaat werken als zelfstandige (art. 64 t/m 66 ZW).
Zelfstandige arbeid
Hier speelt ook het gezagsprobleem; soms meent het uitvoeringsorgaan dat iemand
werknemer is, terwijl als verweer wordt aangevoerd dat de betrokkene de werkzaamheden
als zelfstandige verricht. Voor zelfstandigen zijn de werknemersverzekeringen niet bedoeld
(art. 4 lid 1 en 5 ZW/WW, art. 8 lid 1 Wet WIA). Dit moet worden beoordeeld op basis van de
feitelijke situatie, essentiële factoren daarbij zijn:
- het lopen van ondernemersrisico
- of er investeringen zijn gedaan in bedrijfsgebouw, machines, materialen
- het ingeschreven staan in het handelsregister
- het werken voor meerdere opdrachtgevers
- het in dienst hebben van personeel
Het eindoordeel hangt sterk af van de omstandigheden van het geval.
VAR-verklaring