100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Hoofdstuk 1 t/m 4 Nectar Biologie 4 vwo Leerboek, Biologie €5,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Hoofdstuk 1 t/m 4 Nectar Biologie 4 vwo Leerboek, Biologie

 0 keer bekeken  0 keer verkocht

Alle informatie van Hoofdstuk 1 t/m Hoofdstuk 4 van Nectar 4e editie.

Voorbeeld 3 van de 16  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1 t/m hoofdstuk 4
  • 8 juni 2021
  • 16
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (5545)
avatar-seller
rogierd
1.1
Gedrag is alles wat dieren of mensen doen en laten. Dieren hebben geen menselijke
eigenschappen. Gedrag past zich aan aan leefomstandigheden. Paringsgedrag heeft een
vast patroon, dieren en mensen komen in de stemming om te paren door hormonen. Een
hormoon is een inwendige prikkel. Prikkels van buitenaf zijn uitwendige prikkels.
Paringsgedrag ontstaat door een combinatie van in- en uitwendige prikkels, motiverende
factoren. Elke prikkel verhoogt de motivatie om iets te doen, zodra er genoeg motivatie is
en deze boven de drempelwaarde komt wordt er gedrag uitgevoerd. De drempelwaarde is
de hoogte van motivatie die nodig is om gedrag te vertonen, dit noem je een respons.

Elk type gedrag heeft een functie voor het dier. Binnen elk type gedrag zijn met elkaar
samenhangende onderdelen te onderscheiden. Deze samenhangende onderdelen van
gedrag zijn gedragssystemen. elk gedragssysteem is op te splitsen in aparte eenheden,
gedragselementen. Gedragselementen zijn vaak in een bepaalde volgorde dit noem je een
gedragsketen.

Het natuurlijke gedrag is gedrag wat dieren in het wild vertonen. Bijna elk gedrag heeft een
bepaalde functie. Het dierenwelzijn is hoe goed de dieren het hebben. Sociaal gedrag is
gericht op het leven in een groep.


1.2
Een ethogram is een lijst met objectief en nauwkeurig beschreven gedragselementen.
Vervolgens telt hij hoe vaak die gedragselementen voorkomen in een bepaalde tijd. Een
gedragsonderzoek is objectief. Er wordt gekeken naar prikkels en welk gedrag vervolgens
optreedt. Kwaad is een begrip, gebaseerd op een persoonlijke mening. Dit is een
antropomorf, gebaseerd om menselijke emoties. De onderzoekers zijn van beroep etholoog.
Veel gedragsonderzoek is beschrijvend onderzoek. Hier wordt dus niks veranderd aan de
omstandigheden. Een essentiële prikkel waarop altijd hetzelfde gedrag volgt is een
sleutelprikkel. Een onderzoek waar wel de omstandigheden zijn veranderd is een
experimenteel onderzoek. Een versterkte sleutelprikkel is een supernormale prikkel.

Zoogdieren leren veel in de korte periode na de geboorte dit is een gevoelige periode, leren
in deze periode wordt inprenting genoemd. Ook moeders hebben vaak een gevoelige
periode na de geboorte waarin ze hun jong leren kennen. Associatief leren is een bepaalde
prikkel koppelen aan een andere prikkel. Bijvoorbeeld de pijn van een bijensteek aan het
gezoem koppelen.

,1.3
Signalen zijn prikkels die mens/dier begrijpen. Het is voor niet soortgenoten onmogelijk om
die te begrijpen. Communicatie is contact hebben met iets of iemand. Een actie die je
automatisch uitvoert en niet over na hoeft te denken is een ritueel. Ritueel gedrag dat leidt
tot paringsgedrag heet balts. Dit voorkomt dat dieren paren met de verkeerde soort. Als
meerdere tegenstrijdige prikkels binnenkomen ontstaat er conflictgedrag. Vormen van
conflict gedrag zijn.
1. Ambivalent gedrag. Twee gedragssystemen wisselen gedrag van elkaar af.
2. Omgericht gedrag. Door het innerlijk conflict ontstaat agressief gedrag. Die uit zich
op iemand die er niets mee te maken heeft.
3. Overspronggedrag. Dit gedrag past niet bij de situatie.
Dreiggedrag is een agressieve houding zonder aan te vallen. Het ontstaat vaak op de grens
van een territorium. In de samenleving maar bijvoorbeeld ook in een bijenkolonie is er een
taakverdeling, elk individu heeft een taak.

1.4
Aangeboren gedrag is al bij de geboorte aanwezig en hoeft dus niet geleerd te worden. Bij
gewenning leren dieren om niet langer te reageren op bepaalde prikkels. Aangeleerd gedrag
is iets wat je na de geboorte leert. Iemand anders nadoen noemen we imiteren, dit komt
bijvoorbeeld voor bij vogels. Mensen en dieren leren ook door te spelen. Dit kan door
sociaal gedrag, hierbij leert een mens of dier om om te gaan met soortgenoten. Ze leren
elkaars positie leren en te respecteren dit is rangorde. Dit gaat om meer of minder
dominant zijn. Verbanden leggen tussen dingen die je weet en bijvoorbeeld geluiden is
associatief leren.

Een vorm van associatief leren is klassieke conditionering. Hier legt een dier het verband
tussen twee verschillende prikkels. Een andere manier van leren is trial and error, hierbij
probeert een organisme net zo lang totdat iets lukt. Een ander woord voor trial and error is
proefondervindelijk leren.

Operante conditionering is een leermethode waarbij dieren leren door een beloning of straf
voor hun handelingen. Het goede gedrag wordt hierdoor steeds beter en het slechte gedrag
gaat weg.

1.5
Imitatie is het nadoen van iemands anders gedrag. Door dit gedrag na te doen verandert de
cultuur van de hele groep. Cultuur heeft te maken met het vergelijkbare gedrag dat
individuen vertonen binnen een groep. Een rolpatroon, heeft te maken met rollen binnen
een cultuur voor bijv. mannen en vrouwen die een vaak traditionele verdeling kennen. Als je
dit vergelijkt tussen verschillende culturen, zie je al snel aangeleerd gedrag.

Bij leren door inzicht leggen mensen en dieren nieuwe verbanden tussen gebeurtenissen of
situaties. Het blijkt dat dieren grote verschillen vertonen in het vermogen om inzichtelijk te
leren. Dieren en mensen vertonen ook inlevingsvermogen. Inlevingsvermogen stelt mensen
en dieren in staat om samen te werken en sociaal gedrag te vertonen. Eerlijkheid is voor ons
mensen een waarde, een opvatting over wat belangrijk is in ons bestaan. Hierop baseren we
gedrag. Gedragsregels noemen we normen. Eerlijkheid → Niet liegen / stelen.

, 2.1
Glucose wordt door je cellen voor bijna alle activiteiten gebruikt. Na het eten krijg je nieuwe
glucose moleculen in je. Om deze moleculen op te nemen heb je insuline nodig. Insuline
wordt via het bloed van de alvleesklier met de glucose naar je lichaam vervoert. Cellen zijn
de basis van elk organisme. Moleculen, cellen en organismen zijn van een verschillend
organisatieniveau, elk niveau bouwt voort op onderliggende niveaus. Een orgaan bestaat uit
weefsel. Als je alvleesklier te weinig insuline maakt nemen je cellen te weinig glucose op.

- molecuul - organel - cel - weefsel - orgaan - orgaanstelsel - organisme - populatie -
levensgemeenschap - ecosysteem - systeem Aarde

Op elk organisatieniveau is er samenwerking tussen de onderdelen. Door interactie tussen
delen van het organisatieniveau is een nieuwe eigenschap op een hoger niveau ontstaan,
zoiets noem je een emergente eigenschap. Cellen en organellen hebben allerlei kenmerken,
deze levenskenmerken zijn in het leven van organismen en cellen in ieder geval op een
bepaald moment zichtbaar. Alle cellen bevatten erfelijk materiaal en zetten stoffen in om
andere stoffen stofwisseling. Elk organisme is opgebouwd uit een of meer cellen en kan
groeien, onder andere door celdeling. ‘Leven’ betekent ook reageren op prikkels uit de
omgeving. Voortplanten is nieuwe organismes maken van een mens of dier.

Bij een transplantatie krijgt een persoon een nieuw orgaan, het is dan belangrijk dat het
lichaam deze niet afstoot. Een andere mogelijkheid is het gebruik van stamcellen. Die
kunnen blijven delen en differentiëren in gespecialiseerde celtypen. Het stadium waarin
cellen ontstaan in verschillende groottes, vormen en functies heet celdifferentiatie. De
cellen onderscheiden zich door eiwitten.

De verhouding oppervlak/inhoud beperkt de maximale grootte die cellen kunnen hebben.
In je lichaam is er om de cellen in weefsels veel ruimte, die is gevuld met weefselruimte.




2.2
Je lichaam bestaat uit meer dan 5 • 1013 cellen. Elk van de cellen is omringt door een
celmembraan. Tussen het membraan en de kern bevindt zich het cytoplasma, bestaat uit
grondplasma en organellen. Menselijke en dierlijke cellen zijn heterotroof.
Dierlijke cellen kunnen de volgende organellen en onderdelen bevatten

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper rogierd. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 61001 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,99
  • (0)
  Kopen