Hoorcollege 6: Overdracht, derdenbescherming en vervaging tussen goederenrecht en
verbintenissenrecht
Derdenbescherming bij artikel 3:86 en 3:388
3 eisen voor een geldige overdracht
1. Geldige titel
2. Beschikkingsbevoegde vervreemder
3. Geldige levering
Art. 3:84 lid 1
Derdenbescherming
Een ongeldigeoverdracht wordt geheeld door een derdenbeschermingsbepaling
De wet repareert in sommige specifieke gevallen een fout in 1 van de 3 eisen, dat noemen we
derdenbescherming. In dat geval is het zo dat de verkrijger rechthebbende wordt naar de
overdracht ondanks dat niet aan alle eisen voor een geldige overdracht is voldaan.
Art. 3:86 en3:88 BW
Deze artikellen beschermen alleen tegen een gebrek in de beschikkingsbevoegdheid
De twee derde beschermingsbepalingen vind je in art. 38 en 88 boek 3 BW
Bij beide bepalingen is het van belang dat je in hele kleine stapjes gaat kijken of er aan de eisen voor
derdenbescherming is voldaan. Als dat het geval is, dan pas kun je zeggen dat een ongeldige overdracht
door de werking van de derdenbeschermingsbepaling is geheeld.
Is er sprake van een ongeldige overdracht omdat er iets mis is gegaan in de titel of bij de levering, dan heb
je niks aan de derdenbescherming.
je kan enkel beroepen op derdebescherming als er wat fout is bij de beschikkingsbevoegde persoon
, Art. 3:86 BW
Wanneer kom je terecht in art. 3:86 BW?
o Roerende zaak (niet registergoed), recht aan toonder of recht aan order
Om überhaupt van de derde bescherming van art. 86 gebruik te kunnen maken, moet er
allereerst sprake zijn van een overdracht van een roerende zaak, een recht aan toonder of een
recht aan order. Alleen op die goederen ziet de mogelijke bescherming van art. 3:86. (een recht
aan order is een vorderingsrecht op naam, bv staatsobligatie, aandelen, ..)
De roerende zaken mogen geen registergoederen zijn.
Bijv.: een toeboek gesteld groot binnenvaartschip.
o Een levering overeenkomstig art. 3:90, 3:91 of 3:93 BW
die roerende zaak moet zijn verkregen door middel van levering op grond van art art. 3:90, 3:91
of 3:93 BW
Het moet dus gaan om een roerende zaak, bijvoorbeeld de fiets van Henk. Daarnaast moet die roerende
zaak zijn verkregen door middel van levering op grond van art art. 3:90, 3:91 of 3:93 BW.
Stel Henk heeft de fiets gekocht en geleverd gekregen van Diederik. Diederik woonde in hetzelfde
appartementencomplex waar Henk zijn kamer had. Henk wist dat Diederiks hobby was om fietsen te
verkopen, op te knappen en dan weer te verkopen. Er waren meerdere studenten die fietsen kochten van
hem, Diederik had zelfs een garagebox afgehuurd waar hij zijn fietsen bewerkt. Nu is het zo dat Diederik
de fiets die hij heeft overgedragen aan Henk, niet had gekocht maar had geleend van zijn broer Johan. Dat
betekend dat Diederik geen bezitter en eigenaar was van de fiets, maar houder. Diederik was dus niet
beschikkingsbevoegd om de fiets aan Henk over te dragen.
Kan Henk nu gebruik maken van de derdenbeschermings bepaling van art. 3:86?