Samenvatting Meten en Meetkunde – 11 jan.
Je kent de fasen van de leerlijn Meten. Inclusief de meetdomeinen:
tijd, geld, oppervlakte en inhoud. Je kunt deze plaatsen binnen de
didactiek van het rekenen.
Fase 1: Vergelijken van 2 voorwerpen.
- Schattenderwijs
- Direct vergelijken: 2 stukken touw, 2 lln met rug tegen elkaar.
- Indirect vergelijken: past die kast op zolder in mijn kamer?
- Variaties: kan de oppervlakte gelijk blijven bij veranderen van de
omtrek?
Nog geen getal aan het te meten voorwerp.
Fase 2: Ordenen van meer dan 2 voorwerpen.
- Als Piet zwaarder is dan Maarten, en Maarten dan Klaas, dan is
Piet ook zwaarder dan Klaas (wip-wap).
Volgorde bepalen naar grootte.
Fase 3: Samenstellen of inwisselen
- Dit stuk is 10 x zo lang als …
Een lengte, oppervlak, inhoud, gewicht is samen te stellen uit 2 of meer
lengten, oppervlak, enz.
Fase 4: Gebruikmaken van natuurlijke maat.
- Je hand: mijn bank is 24 handen groot.
- Begrijpen dat bij een meting steeds dezelfde maat moet worden
gebruikt.
- Begrijpen: hoe groter de meeteenheid, hoe kleiner het meetgetal.
- Begrijpen: de nadelen van natuurlijke maten en voordelen
standaardmaten.
Samen kiezen (el, duim, voet).
Fase 5: Meten met standaardmaten.
- Een voorstelling hebben: wat stel je je voor bij een kilometer?
- Kunnen werken met meetapparatuur (liniaal, enz)
- Begrijpen dat meten benaderen is.
- Het meetresultaat kunnen schatten!
Gemaakte afspraken!
Fase 6: Formules toepassen.
- Het vaststellen van een regelmaat bij figuren en voorwerpen: opp
= l x br.
Fase 7: Vergroten/verkleinen: metriek stelsel
- De invloed van vergroten/verkleinen kennen op een grootheid.
- De maten uit het metriek stelsel kennen.
, - Meetresultaten kunnen omrekenen (1000 m = 1 km)
Fase 8: Relaties tussen grootheden
- Als de omtrek 4x zo groot wordt, dan opp 4x4 zo groot, inhoud
4x4x4 zo groot.
Fase 9: Grootheden samenstellen
- Tot nieuwe grootheden, vb: afstand : tijd = snelheid.
Fase 10: Toepassingen in praktische situaties
- Begrijpen: welke maat moet hier gebruikt worden.
- Weten welke maten het beste gebruikt kunnen worden.
Groep ½ vergelijken van voorwerpen
Groep ¾ vergelijken en ordenen
1. afpassen met lichaamsmaten
2. Afpassen met een vaste maateenheid
3. Aflezen van meetinstrumenten
Groep 5/6 Introductie metrieke stelsel (meters, cm, mm, enz. Stappen
van 10, omrekensommetjes)
Relatie tussen lengte en oppervlakte (l x b = opp, m x m = m2
Groep 7/8 uitbreiding metrieke stelsel; relatie metrieke en decimale
stelsel. Betekenis voorvoegsels.
Verzamelen van meetgegevens en verwerken in grafieken.
Je kent de fasen van de leerlijn Meetkunde, weet wat deze inhouden
en kan deze plaatsen binnen de didactiek van het rekenen.
Fase 1: Waarnemen; in werkelijkheid en op afbeeldingen daarvan, het
be-grijpen van de ruimte.
Fase 2: het zich mentaal verplaatsen naar een bepaalde plaats in een
gegeven locatie.
Fase 3: het in kaart brengen van een meetkundig object, zoals een
kubus of een huis.
Fase 4: het zich vormen van een mentaal beeld, bijv. op basis van een
bouwtekening voorstellen hoe een huis ervan binnen uit ziet.
Fase 5: het handelen op basis van de mentale voorstelling; bijv. het
navigeren m.b.v. zeekaart, kompas, enz.
Drie stappen die te hanteren zijn bij meetkundige onderwerpen:
1. Ervaren
Je merkt iets. Bijv: je fietst op een fietspad en de maan blijft maar
naast je staan, ook als je een uur doorfietst.
2. Verklaren
Je denkt na en komt tot de conclusie dat de maan dusdanig ver van
jou afstaat dat er qua positie niets lijkt te veranderen.