PGO | Een onderzoekende houding
Hoofdstuk 1: Wat is een onderzoekende houding?
*De vier kenmerken van een onderzoekende houding:
1. Opmerkzaam zijn; observeren, lezen, luisteren
2. Nieuwsgierig zijn: vragen, bronnen, personen&ervaringen, praktijktestjes
3. Bedachtzaam zijn: stilstaan, nadenken, niet vooroordelen en soms van perspectief
wisselen
4. Kritisch zijn: argumenteren, redeneren, denkfouten opsporen; vaste patronen in twijfel
trekken
Hoofdstuk 2: Een onderzoekende houding ontwikkelen
*Griekse (invloedrijke westerse) filosoof Plato beschreef Socrates’ filosofie: “Mensen zijn in
wezen niet in staat om te bepalen wat belangrijk en waar is. Dit maakt het belang van
onderzoek groter.”
*Drie fasen om een onderzoekende houding te ontwikkelen:
1. Oriëntatie op jezelf en het thema (in hoeverre heb je de onderzoekende houding al)
2. Bewust oefenen (op je opleiding, stage/werk en privéomgeving)
3. Internaliseren (in je professioneel denken en handelen)
Hoofdstuk 3: Opmerkzaam zijn
*Een professional moet:
1. Bewust waarnemen
2. Signalen opvangen
3. Feiten en interpretaties kunnen onderscheiden
4. Op de hoogte zijn van de relevante theorie, zodat je waarnemingen eraan kan koppelen
*Inhoudsniveau = wat er wordt gecommuniceerd
*Betrekkingsniveau = hoe het wordt bedoeld
Hoofdstuk 4: Nieuwsgierig zijn
*Verschillende soorten vragen:
1. Praktisch: Hoe kan ik omgaan met… , Hoe kunnen we zorgen dat…
2. Beschrijvend: Wie, wat, waar en wanneer. Bv: Voor wie is dit een probleem?
3. Verklarend: Hoe komt het dat…, Waarom…
4. Vergelijkend: Zitten er verschillen in…, Was … gisteren anders dan vandaag?
5. Evaluerend: Hoe was mijn handelen…, Heb ik mijn doel bereikt?
*Nieuwsgierigheid gaat over:
1. Omgaan met onzekerheid; onzekerheid inzetten als iets positief: ervaring/lerende houding
2. Vragen stellen
3. Informatie van personen vergaren; aanleren hoe je als prof moet luisteren
4. Feedback vragen
5. Informatie uit betrouwbare bronnen halen
6. Handelingen uitproberen; theorieën testen
Hoofdstuk 5: Bedachtzaam zijn
*Bedachtzaamheid: Overhaaste conclusies en acties voorkomen door de tijd te nemen, de
situatie van verschillende kanten te benaderen en plannen op te stellen.
*^ doe je door te kijken of je het juiste doet en of je dat juist doet.
,*^ doe je door bewust na te denken: voor- en nadelen van een plan afwegen, doelstellen,
reflecteren en leren voor de toekomst.
*Van perspectief wisselen doe je door oog te hebben voor alle belanghebbende partijen: wat
zijn de behoeften van de ouders, kinderen, collega’s, cliënten, etc)
Hoofdstuk 6: Kritisch zijn
*Kritisch zijn gaat over dingen in twijfel trekken:
1. Kloppen gemaakte beweringen?
2. Waarop zijn gemaakte stellingen gebaseerd? Wat is de bron van informatie?
3. Hoe stel je iets vast?
4. Zou het een kunnen samenhangen met iets anders?
*Kritisch omgaan met verkregen informatie:
1. Is informatie toereikend als onderbouwing vd stelling of voor de hoofdargumenten?
2. Is er in de redenatie genoeg aandacht voor mogelijke tegenargumenten of andere
mogelijkheden verklaringen?
3. Kun je op grond van eigen kennis al vaststellen of iets wel of niet klopt?
4. Is de bron waarop uitspraken zijn gebaseerd bekend?
5. Is de bron waarop uitspraken zijn gebaseerd recent genoeg?
6. Is de bron waarop uitspraken zijn gebaseerd betrouwbaar; gecontroleerd door derden en
zo objectief mogelijk?
7. Is informatie die je vindt ook terug te vinden in andere bronnen?
8. Is de informatie die je vindt relevant voor de situatie?
Redenatiefouten
1. Onjuiste deductie: Er wordt een algemene uitspraak gedaan en ervan uit gegaan dat dat op
een specifiek individu dan ook wel van toepassing is. | Verkeerde gevolgtrekking ;
noodzakelijke voorwaarde wordt verward met een voldoende voorwaarde onjuiste
conclusie.
2. Onjuiste inductie: Er wordt een uitspraak gedaan op grond van een specifiek geval of
beperkt aantal gevallen, en dit wordt toegepast op iedereen te algemene uitspraak.
3. Waar rook is, is vuur: Waar geruchten over wangedrag zijn, zal er ook wel iets mis zijn.
4. Interview illusion: Na iemand kort te hebben ontmoet, overschatten we hoe goed we
diegene kennen.
5. Overschatting van je normaliteit: Ervan uitgaan dat mensen hetzelfde denken en doen als
jij. Als ik die opdracht heel makkelijk vind, ga ik ervan uit dat anderen het vast ook niet
moeilijk vonden.
6. Oordelen o.b.v. stereotypen: als we kenmerken of klachten ergens van zien, gaan we er al
snel van uit dat het bij bv díe ziekte hoort.
7. Fundamentele attributiefout: gedragingen of uitkomsten van anderen linken we te snel aan
iemands karakter, waarbij we de invloed van pech en geluk onderschatten.
8. Self-serving bias: Bevooroordeling van een resultaat door het succesvolle op jezelf toe te
schrijven en de pech toe te schrijven aan externe factoren.
Hoofdstuk 7: Informatie delen
*Effectief informatie delen:
1. Bepalen of de info relevant is om te delen
2. Een geschikt moment kiezen om te delen
3. Bepalen hoe je rekening kunt houden met de ontvangers vd info
4. Besluiten hoe je de info wilt presenteren
, *Creatief informatie delen:
-Voordelen: creativiteit kan het overbrengen van info bevorderen, creativiteit kan de info
aantrekkelijker maken.
-Nadelen: vaak is er geen plaats voor creativiteit door bestaande systemen, creativiteit wordt
soms bestraft (kind kleurt op muren = straf), creativiteit krijgt niet altijd (meteen) waarderin
en je moet fouten durven maken.