100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
College aantekeningen Neuropsychologie SPO 2021: 10 gehaald! €15,49   In winkelwagen

College aantekeningen

College aantekeningen Neuropsychologie SPO 2021: 10 gehaald!

5 beoordelingen
 762 keer bekeken  59 keer verkocht

Uitgebreide aantekeningen inclusief alle Powerpointslides en afbeeldingen van de colleges. Ik heb de woorden vrijwel letterlijk van de docent overgenomen. Alle belangrijke onderwerpen komen aan bod: Traumatic brain injury, Hydrocephalus, Epilepsie, Cerebrale parese, Prematuriteit, Congenitale hypot...

[Meer zien]

Voorbeeld 10 van de 59  pagina's

  • 14 juni 2021
  • 59
  • 2021/2022
  • College aantekeningen
  • Jaap van der meere
  • Alle colleges
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (3)

5  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: gerdienbrands • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: esmeeb2000 • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: LV85 • 1 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: saravdbrug • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: amberkolthof • 2 jaar geleden

avatar-seller
Rosarowan
Neuropsychologie Pre-master Orthopedagogiek SPO – Rijksuniversiteit Groningen 2021

Neuropsychologie colleges
Powerpoint 1

Key 1
• Definition of developmental neuropsychology
• Study of brain and behaviour
• Why developmental?
Neuropsychologie: de studie van de hersenen in de relatie tot gedrag.
Developmental neuropsychology: Ontwikkelingsneuropsychologie.

Why a developmental perspective?
• Developmental disorders differ from acquired disorders
• Developmental disorders:
– detected early in childhood, require early intervention to minimize associated deficits and protect
development of unaffected functions
• Acquired disorders:
– different causes
– different consequences for recovery: children’s brains are developing rapidly →
• greater plasticity – Kennard principle
• greater vulnerability
Onderscheid tussen ontwikkelingsstoornissen (Developmental) en verworven (Acquired) stoornissen.
• Developmental: problematiek vrij vroeg in de ontwikkeling gedetecteerd en vereist vroegtijdige interventies.
De interventies zijn bedoeld om erger te voorkomen; andere domeinen worden langzamerhand aangetast.
Voorbeeld: kind zit in een rolstoel, beweging is erg goed om te voorkomen dat het kind overgewicht krijgt.
Associated deficits: zijn gericht op domeinen die niet in eerste instantie geraakt zijn te behoeden voor
verval. Vaak onbekende en onduidelijke oorzaken, er zijn slechts ideeën, er moet nog nader onderzoek
gedaan worden. Bijvoorbeeld: ADHD, Autisme hebben alleen hypothesen (over de ontstaansgeschiedenis).
• Acquired: het kind is voor een ongeval intact en loopt vanwege het ongeval verworven hersenletsel op en
allerlei functies veranderen nadelig. Vaak bekende, duidelijke oorzaak, zoals verkeersongeval.
Verschillen in herstelfuncties:
• Plasticity: plasticiteit: een reactie van de hersenen op een stressvolle gebeurtenis. Hergroeperen van functies,
bijvoorbeeld een hemisfeer neemt de functie van een andere hemisfeer over of binnen eenzelfde hemisfeer
waar het insult heeft plaatsgevonden nemen delen functies over. Dit overnemen kan ook ten koste gaan van
andere cognitieve functies. Bij kinderen is de plasticiteit groter.
• Kennard principle: Kennard is een neuroloog die rond 1960/70/80 betrokken was bij onderzoek van
kinderen met allerlei problematiek. “Als het dan toch je lot is om hersenletsel op te lopen kan dit beter vroeg
in de ontwikkeling vanwege de grotere plasticiteit.” Naar dit principe is veel onderzoek gedaan. Voor
sommige functies als het verbaal vermogen gaat het grotendeels op, maar over het algemeen wordt het niet
ondersteund. Bij veel empirisch materiaal lijkt de situatie andersom: hoe eerder je het letsel krijgt, hoe erger
de ontstaansgeschiedenis van allerlei problematiek.
• Vulnerability: de kwetsbaarheid bij kinderen is groter in vergelijking met volwassenen: al dat in de groei is,
is kwetsbaarder dan datgene dat uitgerijpt is.
Langzamerhand met het voortschrijdend inzicht kunnen problemen rondom ontwikkelingsstoornissen steeds
meer als acquired uitgelegd worden. Bijvoorbeeld: de factor stress: wanneer zwangere vrouwen veel stress
ondervinden tijdens de zwangerschap, kan dit een van de factoren zijn van de oorzaken van ADHD. Wat eerst
als ontwikkelingsstoornis werd aangeduid, wordt dan een acquired stoornis.

Why a developmental perspective?
• Diagnosis is different
• A child’s behavioural repertoire changes continuously making it difficult to determine when a process is
dysfuntional
– Behaviour considered “normal” at one age is considered deviant at a different age e.g. language, self
regulation
– The same observable behaviour can be mediated by different underlying mechanisms at different ages
→ disorders are not immediately apparent
– Not all behaviours are sufficiently well-developed to be directly measurable at all ages e.g. cognition in
infants
De diagnose tussen kinderen en volwassenen is verschillend.
Kinderen kunnen nauwelijks uitleg geven aan de problematiek en bij volwassenen kan dit anders liggen. Verder
wordt de diagnose bemoeilijkt bij kinderen omdat het gedragsrepertoire anders is. Kinderen groeien, worden
ouder en bepaald gedrag hoort bij een bepaalde leeftijd. Bepaald gedrag kan bij een bepaalde leeftijd als



1

,Neuropsychologie Pre-master Orthopedagogiek SPO – Rijksuniversiteit Groningen 2021

merkwaardig worden gezien. Bijvoorbeeld reflex: als je een kind vlakbij de mond aait, denkt het ‘we gaan eten’,
bij een volwassenen wordt het als vreemd gezien. Gedrag van kinderen is in beginsel anders dan bij volwassenen
en verandert ook. En gedrag dat verandert kan gecorreleerd zijn met andere hersenprocessen. De ontwikkeling
verloopt van achter naar voor en het duurt zo’n 20/21 jaar voordat de hersenen volgroeid zijn.
En bepaalde eigenschappen worden eerst door lagere hersengebieden geregeld. Bijvoorbeeld: vermogen om
voorgenomen actie te onderdrukken bij volwassenen door frontale cortex, bij kinderen is dit nog lang niet
volgroeid en houden lager gelegen hersendelen zich op dat moment bezig met impulscontrole. Gedrag bij
kinderen is niet altijd observeerbaar of meetbaar. Zo kun je bijvoorbeeld aandachtstesten bij volwassenen
uitleggen en bij jonge kinderen niet.

Why a developmental perspective?
• prognosis for long-term development are less clear for neurological or anatomical reasons
– positive consequences of plasticity
– negative consequences of plasticity: “crowding”
– greater vulnerability
• for functional or behavioural reasons
– positive: behavioural compensation
– negative:“growing into deficit”
Prognose: ook verschillen tussen kinderen en volwassenen.
• De plasticiteit bij kinderen is groter, dat kan leiden tot positieve consequenties. De problematiek vermindert
naarmate kinderen ouder worden.
• Negatieve consequenties kunnen ook verbonden worden aan plasticiteit (“crowding”: bijvoorbeeld: de
rechterhemisfeer neemt taalfuncties van de linker hemisfeer over waardoor het druk wordt in de hemisfeer,
dit komt uiteindelijk de taal ten goede maar gaat ten koste van ruimtelijke oriëntatie). Dit kom je minder
tegen bij volwassenen. Bij kinderen moeten de hersenfuncties zich nog ontwikkelen en zijn meer flexibel.
• “growing into deficit”: langzaam maar zeker ga je in je eigen problematiek groeien. Bijvoorbeeld: een jong
kind dat nog niet kan lopen krijgt toch een hersenkwetsuur, met name de motorische kwab is hierbij
betrokken. Het duurt nog een tijd voordat de problematiek zichtbaar wordt. De ontstaansgeschiedenis is veel
eerder dan dat je de consequenties waarneemt.

1. example of crowding
• Girl, 7 yrs, lesion in left fronto-temporal hemisphere.
• The right hemisphere will take over the language functions.
• So, the right hemisphere becomes crowded
• i.e. visual-perceptual problems are to be expected
Meisje heeft hersenletsel in linker hemisfeer. De rechter hemisfeer gaat de taalfuncties overnemen. De
rechterhemisfeer krijgt het erg druk, hierdoor ontstaan zoal visueel-perceptuele problemen.




Vlak na het ongeval. Performance IQ: ruimtelijke Het verbaal gedrag is een klein beetje verbeterd, maar
oriëntatie, planning, inhibitie. Het kind scoort al met name het performance IQ zakt verder naar
slecht wat betreft het verbale IQ, performale IQ ook beneden.
niet sterk. Maar veel punten zitten nog tegen de norm
aan.

In conclusion
• The crowding phenomena make the building-up of prognosis more difficult in children compared to adults
Crowding maakt de prognose lastig als het gaat om in kinderen in vergelijking met volwassenen.

Example Traumatic Brain Injury (TBI): Children versus adults
• Dose-response relation the same (more cerebral pathology leads to greater impairment)
• however
• Consequences in adults specific,
• Consequences in children global
Traumatic Brain Injury: kinderen versus volwassenen.




2

,Neuropsychologie Pre-master Orthopedagogiek SPO – Rijksuniversiteit Groningen 2021

In één aspect zijn er geen verschillen tussen kinderen en volwassenen. De “dose-respons relatie” is hetzelfde.
Bijvoorbeeld: met 20 km per uur tegen een boom botsen leidt tot mildere effecten dan 40 km per uur tegen een
boom botsen. Kinderen en volwassenen verschillen niet wat betreft deze ‘dose-respons relatie’. Meer cerebrale
pathologie leidt tot een minder optimale uitkomst.

Verschillen tussen kinderen en volwassenen:
• Hersenletsel is bij volwassenen specifiek, bijvoorbeeld: enkel een uitval op het gebied van aandacht,
geheugen, motoriek.
• Bij kinderen is de uitval meer globaal, waarschijnlijk omdat bij volwassenen de hersenen uitgerijpt zijn, alle
functies hebben een plek gekregen in het brein. Bij kinderen is dit nog niet het geval. Bij kinderen zijn meer
gebieden betrokken bij interacties op het gebied van functioneren van de hersenen waardoor het effect van
hersenletsel groter is bij kinderen dan volwassenen. Bovendien als er een uitval is van bepaalde
vaardigheden en die vaardigheden dienen als basis voor toekomstige vaardigheden die nog moeten rijpen is
de uitval meer globaal. Voorbeeld: een kind kruipt en loopt nog niet en er ontstaat motorische problematiek
waardoor de problematiek zich voortzet.

TBI: children versus adults
• Recovery patterns differ in favour of the more mature brain
• Above remark is against the Kennard principle
Empirisch onderzoek dat niet in het verlengde ligt van het Kennard principe: “Als het dan toch je lot is om
hersenletsel op te lopen kan dit beter vroeg in de ontwikkeling vanwege de grotere plasticiteit”.




Voor het insult en erna. Bij oudere kinderen treedt meer verbetering op, herstelfuncties zijn groter bij oudere
kinderen als je hersenletsel oploopt.

TBI: children versus adults
• More variable outcome compared to adults
• In adults immediate concequences
• In children there is an ongoing interaction cumulative and often global dysfunction and deficits often
emerge later in life (growing into the deficit)
Bij kinderen is het resultaat meer variabel: de effecten zijn globaler en variabeler. Bij volwassenen is meer
sprake van directe consequenties. Bij kinderen “growing into deficits”: het kan soms jaren duren totdat de
consequenties zichtbaar worden. Bij kinderen is een voortdurende interactie gaande tussen problemen opgelopen
tijdens het ongeval en stapeling van latere problemen. Kinderen hebben een basis om op voort te gaan, als de
basis niet goed is, is hetgeen dat hierop moet steunen ook niet goed.

In sum: Longitudinal research on TBI
Recovery in children is dependent on:
• Nature and severity of injury
• Premorbid abilities
• Developmental level at time of the injury
• Time since injury
• Stability of family and SES
Als het gaat om longitudinaal risico onderzoek bij TBI kunnen we in zijn algemeenheid zeggen:
• Herstelfuncties van kinderen zijn afhankelijk van de ernst van het letsel en nature (plekken in de hersenen
die zijn aangedaan).
• Premorbid abilities: problemen die je ondervindt na bijvoorbeeld een verkeersongeval: zijn deze toe te
wijzen aan het verkeersongeval of had het kind voor het ongeval al problematiek?
Bijvoorbeeld: kinderen met ADHD hebben een verhoog risico op verkeersongevallen. Kinderen met ADHD
hebben problemen met concentratie, impulscontrole. Als een kind met ADHD wordt betrokken bij een ongeval is
het verkeerd om te denken dat concentratie per definitie de oorzaak is van het verkeersongeval.
• Developmental level: hoe oud het kind is op het moment van het letsel
• Time: hoeveel jaar is al over het letsel heengegaan. Trekt de problematiek van het kind bij?
• Stabiliteit van de familie en SES: factor bij kinderen van grote betekenis, groter dan bij volwassenen.


3

,Neuropsychologie Pre-master Orthopedagogiek SPO – Rijksuniversiteit Groningen 2021

Key 2
• Clinical vs experimental neuropsychology
• Clinical neuropsychology measures skills in the individual child to sharpen intervention
• Theoretical neuropsychology is model driven to investigate brain-behavior relationships
Verschil tussen klinische en experimentele neuropsychologie.
• Klinisch: mensen die werken in een klinische setting (ziekenhuis, instituut).
Meet individuele vaardigheden van kinderen om bijvoorbeeld om de interventie aan te scherpen.
Neuropsychologische testen, zoals IQ test, geheugentest, taaltest. Ze meten het individuele niveau ten
opzichte van de norm (genormeerd in tabellen). Voorbeeld: een kind met ADHD kan neuropsychologisch
dezelfde testscore krijgen als een kind met Autisme. Als het gaat om het onderzoeken van het onderzoeken
van het mechanisme achter ADHD of Autisme heb je niet veel aan deze testen. Voor research doeleinden
meten de testen het product van het cognitief functioneren en zijn nauwelijks specifiek. Deze tests meten het
eindproduct van de cognitie, niet het mechanisme daarachter.
• Theoretische neuropsychologie is modelgericht (bijvoorbeeld een model van concentratie van ADHD).
• Experimenteel: mensen die geïnteresseerd zijn in wetenschappelijk onderzoek (laboratoria). De taken zijn
vaak niet genormeerd. Hier wordt vaak een controlegroep gebruikt en men vergelijkt de scores van de
controlegroep met bijvoorbeeld kinderen met ADHD. Mensen in laboratoria zijn pioniers en proberen met
modellen de relatie tussen hersenen en gedrag beter te begrijpen.

Clinical assessment methods
– questionnaires and observations
– Standardized paper and pencil tests (WCST,WISC, NEPSY) to measure abilities of the individual child
(necessary for choice of school – therapy, etc.)
– For research purposes, tests are unspecific
• they compare child’s scores with the norm (high sensitivity)
• they are not good at differentiating between patient populations (low specificity)
• Tests measure the end product of cognition, not the mechanisms behind it
Klinische assessment: methode om kinderen te testen met vragenlijsten. Kinderen van een bepaalde leeftijd
kunnen de lijsten invullen. Meestal zijn de vragenlijsten bedoeld voor opvoeders en observaties van de kinderen.
In de klinische praktijk wordt gebruik gemaakt van gestandaardiseerde tests (“papier en potlood testen”) om
vaardigheden van het individuele kind te meten.
Als het om onderzoek gaat, zijn de tests niet specifiek: ze differentiëren hooguit tussen de norm en de individu
scores van het kind (sensitiviteit is hoog), maar deze tests zijn niet geschikt om tussen patiëntgroepen onderling
te vergelijken. Bijvoorbeeld: kinderen met verschillende problematiek kunnen dezelfde score krijgen en dit leert
niks over onderliggende mechanismen als ADHD en Autisme.

Key 3: Generations of cognitive experimental tests
• Reaction time tests
• EEG: evoked response potentials
• F(MRI): Functionele MRI
Experimentele tests. De eerste generatie van testen die benut zijn. Functionele MRI: activiteit van verschillende
hersendelen wordt gemeten.

Areas of interest




• Sustain: volhouden van aandacht. Het gaat om verval van taakprestatie over de tijd.
• Shift: wisselen van taak, dubbele taak, etc.
• Vocale: richten van aandacht.
Volgens de oude neuropsychologie grijpen dergelijke taken in op verschillende kernen van het systeem
(lokalisatie van functie). Moderner: taken grijpen niet in op verschillende kernen maar op netwerken, kernen zijn
vaak in communicatie met andere gebieden van de hersenen.



4

, Neuropsychologie Pre-master Orthopedagogiek SPO – Rijksuniversiteit Groningen 2021

Areas of interest

Neuropsychologie houdt zich voor een groot
deel bezig met de prefrontale cortex: ‘een
dirigent die voor een orkest staat.’ Hier vindt
plannen, inhibitie (respons onderdrukken) plaats.
Stimuli gaan eerst naar achteren (ostipitaal
kwab), de informatie gaat daarna naar de
frontaal kwab waar een selectie plaatsvindt en
wordt weer teruggekoppeld met de hersenen.
De prefrontale kwab verbindt veel functies met
elkaar: sensorisch, motorisch, automatisch,
emoties en het integreert verschillende lagen van
de informatie en het oefent controle uit over de
subsystemen.



Areas of interest

Evolutie van de frontaalkwab. Verschillende
diersoorten. Bij mensen is evolutionair gezien de
frontaalkwab meer ontwikkeld en neemt meer ruimte
in vergelijking met andere diersoorten. De
frontaalkwab “freed us” heeft ons bevrijd van een
directe respons.




Overview of measures
Taken die uitgevoerd worden door theoretici.
• Reaction time paradigms (reactie tijd paradigma’s)




verdeelde aandacht: 4 letters vergelijken, het focale aandacht: richten volgehouden aandacht,
geheugenset: 1 seconde 1 aantal fouten loopt op (bij 8 van aandacht. Alleen op taakduur, efficiëntie. Je
letter, 1 seconde niks, 4 moet je meer nadenken), de ‘ja’ drukken als X wordt bent efficiënt aan een taak,
letters, respons. Letter X reactietijd wordt trager, geeft gepresenteerd op rode naarmate de taak
onthouden, komt de letter de snelheid weer van korte diagonaal. Minder focale voortduurt, krijg je een
voor in de display set? Op geheugenprocessen. aandacht leidt tot meer verval in de taakprestatie.
een knop drukken fouten. Motivatie is belangrijk.
(response).

Als het om de normale ontwikkeling gaat (working memory,
shifting, ingibiton, basis speed). In de regel: dergelijke
vaardigheden verbeteren wanneer het kind ouder wordt.
Veel van dit onderzoek is uitgevoerd zonder registratie van het
functioneren van de hersenen tijdens dit soort taken. Veel van het
onderzoek is dan ook “black box’: de prestatie verbetert wanneer
men ouder wordt, maar er is minder onderzoek gedaan naar hoe
de relatie met de ontwikkeling van de hersenen is.




5

,Neuropsychologie Pre-master Orthopedagogiek SPO – Rijksuniversiteit Groningen 2021




Elektrische activiteit in de hersenen meten.
Ruwe uitslagen van het EEG. Hier kunnen we nog niks mee. Dit wordt geregistreerd. Hier wordt een gebeurtenis
geformuleerd (event).

ERP (Event-Related Potential)
• ERPs represent changes in electrical activity due to an external event: for instance the presence of a
stimulus (stimulus locked)
• low signal noise ratio: therefore many trials are needed to obtain a reliable average

ERP
+: het moment waar de proefpersoon het event (bijvoorbeeld
letter) in zich opneemt. Event middelen en dan krijg je een
soort golf (wave). N=negatief. N100 is de eerste negatieve
golf. P300: amplitude, latentie (hoe lang het duurt tot de piek
opkomt). Naar P300 is veel onderzoek gedaan. P300
maximaliseert als het brein besloten heeft een antwoord te
geven. De latentie varieert mee met de moeilijkheidsgraad;
hoe meer de proefpersoon moet nadenken (meer letters) hoe
langer het duurt voor de golf opkomt. In het kort: de kleine
golf kan te maken hebben met de kwaliteit van het inlezen
van de stimuli en de grote golf met het maken van
beslissingen. De event related potentials zijn geschikt om
vragen te beantwoorden rond ‘wanneer’ een cognitieve stap
begint en weer afloopt. Het gaat om een accurate respons.

Early/late ERP’s
• Early components <60-100 ms
Automatic; physical characteristics of the stimulus
Late components
Associated with the content of the stimulus
Componenten hebben te maken met de karakteristieken van de stimuli. Early components zijn niet van belang
voor een neuropsycholoog, maar wel voor een neuroloog. De uitslagen staan meer voor de fysische
karakteristieken van de stimulus (hard, zacht, hoog geluid).

Example: error processing
Wat gebeurt er wanneer we fouten maken?
Onderzoek naar verschillen tussen mensen met
ADHD en controlegroep. R= reactie (responses).
Bij een correcte respons stijgt de lijn langzaam.
Bij fouten een ander elektrisch patroon: eerst
piek (ERN: Error Related Negativity; hierbij
verschilden mensen met ADHD en
controlegroep niet met amplitude en latentie), bij
de tweede piek (Pe: Error Related Positivity) is
de uitslag meer uitgesproken bij de
controlegroep. De controlegroep is zich meer
bewust van fouten maken en trekt hier
consequenties uit. Mensen met ADHD blijven in
hetzelfde tempo doorgaan.
• F(MRI) low temporal resolution
• Where?
Functionele MRI: gereedschap waarbij je het formule van hersenkernen meetbaar kunt maken. FMRI is geschikt
waar in de hersenen activiteit waar te nemen is dat gerelateerd kan worden aan taakgedrag. FMRI is trager, lage
temporele resolutie.



6

,Neuropsychologie Pre-master Orthopedagogiek SPO – Rijksuniversiteit Groningen 2021




Machine waar iemand ingaat om getest te worden. Bril ter bescherming van ogen, contact met computer, stimuli
worden gepresenteerd aan proefpersoon. Voorbeeld: configuratie van streepjes. ‘Ja’ antwoord geven als stimuli
gelijk zijn. Welke hersendelen zijn bij dit soort onderzoek betrokken?

Voorbeeld onderzoek: single case.
Persoon met ADHD en controlepersoon.
Rode puntjes: mate van doorbloeding, activiteit van
bepaalde hersendelen, de snelheid van het metabolisme
(het omzetten van bloed in energie).
OFF-Ritalin: placebo. On-ritalin: op methylfenidaat, hier
neemt het aantal fouten af en meer gebieden in de
hersenen lichten op. Bij de controlegroep is het
metabolisme groter vergeleken bij de proefpersoon met
ADHD. On-ritalin wordt het aantal doorbloedingen
vergelijkbaar met de controlepersoon.



Voorbeeld onderzoek: Diffusion Tensor Imaging (DTI)
Controle proefpersoon en patiënt. Met inkleuringen
wordt communicatie tussen verschillen hersengebieden
zichtbaar; kleuren staan voor verschillende functies.
Bijvoorbeeld: blauwe kleur maakt communicatie tussen
verschillende kernen zichtbaar, gebied is veel kleiner
vergeleken bij de controlepersoon. Hetzelfde geldt voor
het oranje gekleurde gebied, etc.




Voorbeeld onderzoek: Statistical differences
Controlepersoon en patiënt. Inkleuringen: gaat om snelheid van
het verkeer tussen hersenonderdelen. Meest moderne techniek,
berust op een soort statistiek.




7

,Neuropsychologie Pre-master Orthopedagogiek SPO – Rijksuniversiteit Groningen 2021

Powerpoint 2

Theme: brain development
This is the starting point of all that complexity! The dorsal
induction.

De opbouw van de hersenen. Het begin: de neurale buis.
Gedurende de eerste weken gaat de buis zich sluiten. Als dit niet
lukt, is er sprake van een open ruggetje. Dit is een eerste
problematiek die zich voor kan doen.

Dorsale inductie: het sluiten van de neurale buis.


Steps in the development of the brain
• The neural tube has 3 dimensions: length, surface, and depth. Development involves
differentiation along each of these dimensions:
– Length: different structures e.g. cortex, midbrain, brain stem.
– Surface: different functional areas e.g. primary visual cortex, secondary
association areas
– Depth: different layers within a single area
• Early structural problems:
– Anencephaly
– Spina bifida
De neurale buis heft een lengte, oppervlakte, diepte.
Spina bifida: open ruggetje is het gevolg van het feit dat de neurale buis zich niet sluit.

Voorbeeld: kind met een ernstige vorm van spina bifida
Spina bifida is a defect of neural tube closure in early embryogenesis occurring around the end of the first month
of gestation




Neural tube closure defect manifests as a malformation along the spinal cord, occurring at any point from the
cervical to lower sacral regions.
De rugwervel bestaat uit verschillende onderdelen. Hoe hoger een probleem, meer sprake
van cognitieve processen die deficiënt verlopen (dichtbij de hersenen). Hoe lager,
problemen met seksuele functies, zaken rondom de toiletgang, e.d.




spina bifida is often associated with Arnold Chiari II
• Arnold Chiari II is an abnormality of the cerebellum and hindbrain
• In about 90% of the cases, this condition develops hydrocephalus
(obstructive type)
Arnold Chiari II: een deel van de hersenen is naar beneden gezakt. In ongeveer
99% van de gevallen ontstaat hydrocephalus.




8

,Neuropsychologie Pre-master Orthopedagogiek SPO – Rijksuniversiteit Groningen 2021

Hydrocephalia latin
Hydrocephaly english

(< Hydor - water + kephale - head)
water = cerebrospinal fluid, CSF
-imbalance between the production and absorption of cerebrospinal fluid, secondary to some other pathological
event or structural brain anomaly
-as a result, fluid accumulates within the ventricle system and pressure is exerted on the brain
Hydrocephalus (waterhoofd) heeft te maken met de cerebrospinale vloeistof dat een belangrijk onderdeel is van
de hersenen. De productie van de cerebrospinale vloeistof en absorptie ervan zijn niet in balans. Als resultaat is
een ophoping van de vloeistof in een onderdeel van de hersenen en dit oefent druk uit op de hersenen.

Voorbeeld: kind met hydrocephalus en sunset gaze
Clinical symptoms of hydrocephalus




Treatment…
• The insertion of an extracranial shunt to drain excess CSF from the ventricle system into another body
cavity, most commonly to the stomach, see Anderson et al., p. 188
• or 3rd ventroculostomy
Het verminderen van de druk via ‘shunting’: een soort bedrading gaat in het systeem en vloeistof wordt
opgenomen.

cognitive development in children with hydrocephalus
• Prognosis depends on
– Etiology (congenital or acquired)
– Age
– Delay of the treatment
– Additional abnormalities in the brain
• Huge variation
– Like in other neuronal damages
– Overall, children have lower IQ compared to the norm (see Anderson et al., p. 200)
– Cognitive deficits are usually typical of other developmental motor disorders, such as cerebral palsy
– However, the problems in producing and understanding discourse level language are common
De prognose van kinderen met hydrocephalus is afhankelijk van etiologie, leeftijd, hoe lang het heeft geduurd
voordat sprake was van behandeling en overige problemen wat betreft de hersenen. Er is een enorme variatie in
vaardigheden bij deze kinderen. Maar over het algemeen hebben de kinderen een lager IQ, er is sprake van
andere cognitieve problematiek en cerebrale parese (motorische problematiek). Als het gaat om taalfuncties blijft
dat redelijk intact.

Division of forebrain into two hemispheres - the ventral induction
De ontwikkeling van de hersenen na 3 weken, 7 weken, 11 weken en tijdens de
geboorte.
3 weken: oudste gedeelte evolutionair gezien van de hersenen (ook bij veel
diersoorten), in de voorhersenen gaan verschillen optreden.
7 weken/11 weken: er ontstaat steeds meer differentiatie.
tijdens de geboorte: een kind met een hersenmassa en een cerebellum (de
motorische ontwikkeling).




9

, Neuropsychologie Pre-master Orthopedagogiek SPO – Rijksuniversiteit Groningen 2021

Events in the life of a neuron: belangrijk voor tentamen!
• Neurogenese/birth of neurons
• Proliferation
• migration
• differentiation:
• development of cell body
• formation of axons, dendrites
• selective cell death
• Synaptogenesis
In welke stappen rijpen de hersenen zich:
• Neurogenese: neuronen worden aangemaakt
• Proliferation: Neuronen worden vermenigvuldigd
• Migration: neuronen gaan naar hun bestemming (bijvoorbeeld neuronen voor visuele waarneming,
spraak/taal)
Deze processen zijn klaar rond de 5e maand voor de geboorte. De eerste stappen zijn evolutionair ingesleten.
• Differentiation: cellichamen ontstaan, axonen, dendrieten (onderdelen van de cel bedoel voor
communicatie), selectieve celdood (cellen die niet vuren zullen afsterven), synaptogenese (cellen
communiceren onderling met elkaar via neurotransmitters).
Differentiatie komt nog voor een deel voor en na de geboorte op gang. Vanaf differentiatie is sprake van
communicatie met omgevingsfactoren. Daarom kun je bijna niet zeggen dat de ontwikkeling van de hersenen los
gezien kan worden van omgevingsfactoren. In toenemende mate is er sprake van interactie met
omgevingsfactoren. Voorbeeld omgevingsfactoren: gebieden vlakbij de hersenen, opvoeding, kwaliteit van
prikkels. Factoren uit de ontwikkelingspsychologie en orthopedagogiek zijn van belang. Mogelijk is bij kinderen
met bepaalde problematiek het onderdeel differentiatie aangedaan.

Neurogenese
• begins 2 ± 3 w after conception
• peaks at 2 - 4 m
• in the proliferative zone (around the ventricles) through the division of precursor cells
• in total 1011 neurons are produced, that is equal to 500,000 per min
• almost all the neurons in our brain are present at the end of the 5 th month after conception.
Een paar weken na de conceptie begint neurogenese. Er is een piek in de ontwikkeling rond 2-4 maanden.
Er is een gebied in de hersenen (rond de ventrikels) waar de ‘fabrieken’ zetelen waar de neuronen aangemaakt
worden. Er worden 1011 neuronen geproduceerd, vergelijkbaar met 500,000 per minuut. Vanwege de hoeveelheid
neuronen is het complex om vanuit de genetica te denken: welke neuronen zijn aangedaan? Praktisch alle
neuronen in de hersenen zijn al aanwezig rond de 5 e maand na de conceptie.

Neurogenese factories
Plaatje van de hersenen met 4 ventrikels. Rode puntjes: ‘fabrieken’ waar de
cellen worden aangemaakt.
Bij hydrocephalus is sprake van met name druk op de ventrikels.




Proliferation
• 40-50% more neurons are made compared to the amount of average adult brain
• So, many neurons die in the following phases of development
• proliferation can be disrupted by
– genetic factors: inherited or spontaneous
– environmental factors: toxins (drugs, infections),
• disruption affects the number of neurons
– microencephaly (MMR) v macroencephaly (autism)
Proliferatie: vermenigvuldiging van het aantal cellen.
40-50% meer neuronen zitten in het brein van de foetus vergeleken met een volwassen brein.
Proliferatie kan verstoord worden door:
- genetische factoren: zowel aangeboren als genetisch materiaal dat spontaan verandert. Voorbeeld: bij Autisme
wordt ± 15% erfelijk beïnvloedt maar de rest is vaak gebaseerd op spontane verandering in genetisch materiaal.
- omgevingsfactoren: drugs, infecties
Als er sprake is van problemen rondom de proliferatie wordt een relatie gelegd met Mild Mental Retardation
(MMR, kinderen met een IQ rond de 70 “slow learners”) v Autisme. Dit zijn theorieën.


10

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Rosarowan. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €15,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 73216 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€15,49  59x  verkocht
  • (5)
  Kopen