Samenvatting bedrijfsadministratie 2.3
Boek: Boekhouden geboekstaafd 2 (9e druk)(Broerse, Heslinga en Schauten)
ISBN: 9789001889319
Stof: H12, H13, H14, H17.1 + 17.2, H19, H21
1
,WEEK 1: H12 en H13
Logistiek binnen industriële bedrijven + boekhouding Make to Stock
Logistiek = plannen en besturen van de activiteiten wat betreft de goederenstroom van leverancier
naar afnemers. In de industrie omvat dit grondstoffen, hulpstoffen, onderdelen en componenten,
halffabricaten en eindproducten.
Logistiek komt aan bod bij bedrijfsadministratie aangezien er binnen de industrie een
omvormingsproces zichtbaar is van grondstof naar eindproduct. Dit proces heeft financiële gevolgen:
- Er gaat grondstof verloren
- Er ontstaat (hopelijk) meerwaarde bij het eindproduct
Deze financiële gevolgen hebben gevolgen voor de financiële administratie.
Bij de verwerking van de logistiek binnen een organisatie is het KlantOrderOntkoppelPunt (KOOP)
van cruciaal belang.
KOOP = het punt van waaraf de individuele klantorder de activiteiten in de goederenstroom niet
meer beïnvloedt. Er zijn twee vormen:
- De individuele klantorder heeft geen invloed op het eindproduct = voorraadgestuurd systeem
- De individuele klantorder heeft wel invloed op het eindproduct = klantordergestuurd systeem
Voorraadgestuurd systeem = de onderneming kan redelijk voorspellen welke producten en in welke
hoeveelheden ze door de klanten worden gevraagd. Voordeel: er kunnen grote series worden
geproduceerd, waardoor geld wordt bespaard bij het instellen en omstellen van machines.
De twee systemen die aan bod komen zijn:
- MtS: Make to Stock
- AtO: Assemble to Order
Klantordergestuurd systeem = de vraag van de koper is niet precies bekend, waardoor er niet op
voorraad geproduceerd kan worden.
De twee systemen die aan bod komen zijn:
- MtO: Make to Order
- EtO: Engineer to Order
Make to Stock (MtS)
- Productie volledig op voorraad
- De individuele klant heeft geen enkele invloed op het productieproces
- De productie is gebaseerd op de begrote vraag naar eindproducten
- Voorbeelden: pennen, gummetjes of tomatenketchup
Assemble to Order (AtO)
- De klant heeft geen invloed op de fabricage van componenten of halffabricaten
- De klant heeft wel invloed op het eindproduct
- Er is geen voorraad eindproducten
- Er is wel voorraad halffabricaat
- Voorbeelden: meubels met stoffering, auto’s (kleur, bekleding, opties)
2
,Make to Order (MtO)
- De klant heeft geen invloed op de grond- en hulpstoffen of materialen
- De klant heeft wel invloed op de halffabricaten en eindproducten
- Er wordt gebruik gemaakt van een voorcalculatorische kostprijs
- Voorbeeld: binnenvaartschepen, rolluiken of keukens
Engineer to Order (EtO):
- De klant heeft al invloed vanaf het ontwikkeltraject
- Er is geen voorraad (zowel grondstof als eindproduct)
- Er wordt gebruik gemaakt van een voorcalculatorische kostprijs
- Voorbeelden: winkelinrichting op maat, kunstobjecten of een huis
→ De boekingsgang per type productiebesturingssysteem verschilt in detail!
De fabrieksboekhouding bij Make to Stock
Let op! In de theorie wordt een aantal ‘stappen terug’ gedaan t.o.v. het eind van
bedrijfsadministratie 2.1 en 2.2. Het uitgangspunt is: alle kosten doorlopen rubriek 4, het prijsverschil
op grondstoffen wordt in rubriek 3 geboekt, de indirecte kosten worden o.b.v. de
kostenplaatsmethode toegerekend en er is weer 1 rekening in rubriek 6.
Kenmerken MtS
- Productie volledig op voorraad
- De individuele klant heeft geen enkele invloed op het productieproces
- De productie is gebaseerd op de begrote vraag naar eindproducten
- Voorbeelden: pennen, gummetjes of tomatenketchup
Standaard boekingsgang
Wat Boekingsgang WH/SP
Grondstofverbruik 4 → 6 (debetzijde) Hw x Ps
Directe personeelskosten 4 → 6 (debetzijde) Hw x Pw
Indirecte fabricagekosten 5 → 6 (debetzijde) Hw x Ps
Voorraad gereed product 6 (creditzijde) → 7 Hs x Ps
H = hoeveelheid. P = prijs. w = werkelijk. s = standaard
In rubriek 6 komt debet: Hw x Ps (en directe personeelkosten Hw x Pw)
In rubriek 6 komt credit: Hs x Ps (gaat naar de voorraad)
→ uiteindelijk ontstaat een saldo: het fabricageresultaat
Dit resultaat kan worden opgesplitst in:
1. Een efficiencyverschil (EV) op directe materialen (grondstoffen)
2. Een efficiencyverschil (EV) op directe personeelskosten
3. Een prijsverschil (PV) op directe personeelskosten
4. Een efficiencyverschil op machine-uren.
Als er in rubriek 6 één rekening is waar alle kosten op geboekt worden en deze verschillen buiten de
boekhouding worden berekend, wordt dit een extracomptabele analyse genoemd.
Het is ook mogelijk om dit binnen de boekhouding te doen, door meer rekeningen in rubriek 6 aan te
maken → intracomptabele analyse.
3
, Intracomptabele analyse
Tussen rek. 601 en 611 ontstaat op deze manier één resultaat, waar zowel het prijs- als het
efficiencyverschil in zitten. Om dit binnen de boekhouding te splitsen moeten nog een tweetal
rekeningen worden toegevoegd: het Z-figuur ontstaat.
Interdependentie = de onderlinge beïnvloeding van het prijsresultaat en het efficiencyresultaat.
Als je meer gespecialiseerd personeel inschakelt, ben je vaak duurder uit (negatief PV), maar wordt
er ook vaak efficiënter gewerkt (positief EV).
Extracomptabele analyse
De formules om het efficiencyresultaat en prijsresultaat met de hand uit te rekenen zijn:
- Efficiencyresultaat = (Hs – Hw) x Ps
- Prijsresultaat = (Ps – Pw) x Hw
4