Hoofdstuk 3 verlichting 1650-1900
examenkatern
§ 1 Wetenschappelijke revolutie
De wetenschappelijke revolutie ontstond in de 17e eeuw
Belangrijke kenmerken Wetenschappelijke Revolutie:
- nieuwe manier van onderzoeken (observeren, experimenteren, redeneren)
- grote verandering in het leven van veel mensen, uitvindingen brachten bv grote
vooruitgangen in de medische zorg. Gas, elektriciteit, stoom etc werd ontdekt.
- met geweld gepaard verzet tegen de kerk, overheid, sommige bevolkingsgroepen
(belangrijke opvattingen van de kerk werden ondermijnd door onderzoek)
Oorzaken WR=wetenschappelijke revolutie:
- ontdekkingsreizen, vanaf 15e eeuw werd groot deel van de wereld buiten europa
ontdekt, hierdoor werd het wereldbeeld verbreed
- ambachtelijke technieken, ambachtslieden bezaten veel praktische kennis
- humanistische tekstanalyse, werk grieken en romeinen bestuderen
- het rationalisme van de franse rené descartes (1596-1650), hij vond dat de
samenleving op een redelijke manier (met verstand/rationalisme) onderzocht moest
worden.
- empirisme van Locke(1632-1704), kennis moest gebaseerd zijn op
waarnemingen en ervaring → empirisme (experimenten)
WR leidde tot nieuwe inrichtingen en ontdekking:
- Isaac newton (1643-1727) kwam door waarnemen en proeven doen tot
natuurwetten, waaronder zwaartekracht. Antoni van Leeuwenhoek
ontwierp goede microscopen, voor micro-organismen → belangrijk voor
gezondheid.
- Wonderen uit de bijbel konden niet met het menselijk verstand verklaard worden
- Ontdekkingsreizigers ontdekten andere culturen en geloven buiten europa.
- Humanistische tekstanalyse zorgde voor kritiek op de kerk en levenswijze
geestelijken en had gezorgd voor het uiteenvallen van de christelijke kerk in west-
europa (hervorming), Luther en Calvijn vonden dat iedereen de bijbel op zijn manier
mocht uitleggen.
§ 2 WR leidt tot verlichting
Door de wr groeide het aantal mensen dat niet meer in de bijbel geloofde. Ze gingen
vertrouwen op eigen verstand, de verlichting ontstond in de 18e eeuw.
Verlichters twijfelden/wilde verandering aan:
- traditie, het gezag van de kerk werd in twijfel getrokken. Kerkvorsten ontleenden hun
macht aan traditie en geloof. Ze wilden scheiding kerk en staat, ze streden ook tegen
bijgeloof(magie, hekserij)
- religieuze praktijken, aanhangers van godsdiensten horen niet andersdenkenden dan
hen te bestrijden ipv daarvan moesten ze juist verdraagzaam op dat gebied.
- bestaande gezagsverhouding
, Verlichters wilden:
- volkssoevereiniteit, degenen die de macht uitoefenen moeten hun macht ontlenen
aan het volk en zijn daarom verantwoording schuldig aan hen
- het sociaal contract tussen vorst en volk of burgers onderling, voorkomen van
oorlogen tussen volk en vorst en burgers onderling (Locke en Rousseau)
- scheiding van machten in een staat (trias politica van Montesquieu)
- opvoeding, ouders moesten veel meer zorg besteden aan de opvoeding van hun
kinderen. Kinderen meer als kind behandelen dan als volwassen.
- onderwijs, kinderen moeten bij geboorte gelijke zijn en dezelfde kansen krijgen, arm
of rijk. Leerlingen zouden zelf naar antwoorden moeten zoeken, door ervaring leren
en zelf leren oordelen.
- verbreiding van kennis (door wr en verlichting), onderzoekers gingen elkaars
resultaten uitwisselen en samenwerken in verenigingen.
- Belangrijkste boek van de verlichting werd de encyclopédie (1751), geschreven door
Denis Diderot (1713-1784)samen met andere verlichters
§ 3 de belangrijkste verlichters en hun invloed
Locke (1632-1704) en Rousseau (1712-1778)
- natuurrechten, rechten die voor iedereen gelden waar en wanneer dan ook omdat ze
door ‘natuur’ zijn gegeven
- sociaal contract(maatschappelijk verdrag), verdrag tussen vorst en volk of
tussen burgers onderling om natuurwetten/rechten te beschermen →
oorlogen voorkomen.
Als een regering de natuurlijke rechten niet meer beschermt mag het volk de
regering omverwerpen en een nieuwe starten.
Beide verlichters dachten wel anders over het contract. Ze waren het er wel over eens dat
burgers rechtspraak moesten overbrengen op de overheid en dat die overheid via wetgeving
de rechten van burgers moest waarborgen.
1670 Locke beroemdste boek two treatises of government over natuurrechten+soc c :
- regeringen moeten hun beleid op wetten baseren die voor iedereen gelijk zijn
- belastingen mogen alleen geheven worden met toestemming van burgers of hun
volksvertegenwoordigers
- de staat mag geen dwang uitoefenen op burgers bij de keuze voor een godsdienst
- de staat moet alle godsdiensten gelijk behandelen
- de wetgevende macht mag aan niemand overgedragen worden maar moet berusten
op de plek waar het volk ze heeft gelegd
Rousseau over natuurrechten en sociaal contract:
- vrijheid en gelijkheid van armen en slaven Du contrat social ou principes du droit
politique (1762)
- vormen van directe democratie op basis van Algemene wil (volonté générale)=
iedereen zal doen wat goed is voor het volk en wat goed voor het volk is is goed voor
iedereen. Als individu ben je vrij
Montesquieu 1689-1755
trias politica, scheiding der machten. wetgevend, uitvoerend, rechtsprekend
Adam smith 1723-1790