Paragraaf 8.1 Oorsprong van het leven
Fossielen zijn restanten van vroeger levende organismen. Georges Cuvier ontdekte dat
fossielen afkomstig uit verschillende afzettingslagen niet lijken op de levende organismen in
zijn gebied. Om zijn vondst in te passen in het kader van het scheppingsverhaal kwam
Cuvier met de catastrofetheorie. Hij baseerde deze op natuurrampen beschreven in de
Bijbel. Door een catastrofe verdwenen alle levende organismen uit het getroffen gebied en
door een nieuwe schepping ontstonden nieuwe soorten.
Jean-Baptiste de Lamarck kwam in 1809 als eerste met een evolutietheorie. Een
evolutietheorie verklaart hoe soorten veranderen en nieuwe soorten ontstaan. Lamarck
bestudeerde ook fossielen en kwam erachter dat fossielen uit verschillende afzettingslagen
overeenkomsten in lichaamsbouw vertonen. Hij creëerde een stamboom vanaf de fossiele
soorten naar de levende soorten uit zijn tijd. Lamarck stelde dat organismen tijdens hun
leven nieuwe eigenschappen verwerven als aanpassing aan hun leefomgeving, deze geven
ze door aan hun nakomelingen.
Charles Darwin kwam in 1859 met een andere evolutietheorie. Hij reisde veel en kwam
erachter dat binnen dezelfde populatie individuen variëren in eigenschappen, bijvoorbeeld
snavel grootte. Darwin veronderstelde dat de leefomgeving een selectiedruk uitoefent op de
overlevingskansen van alle individuen. Individuen die het langst overleven krijgen de meeste
nakomelingen. Na enkele generaties bestaat het grootste deel van de populatie uit
individuen die zijn aangepast aan de leefomstandigheden.
Neodarwinistische theorie een
theorie van Darwin gebaseerd op
het ontstaan van de soorten,
gecombineerd met de
erfelijkheidsleer en de
populatiegenetica. Deze
evolutietheorie van Darwin
tegenwoordig wetenschappelijk
breed is geaccepteerd.
8.2 Het ontstaan van nieuwe
soorten
Volgens Darwin veranderen
soorten door natuurlijke selectie. Natuurlijke selectie
bestaat uit twee processen die Darwin heeft samengevat
met de begrippen ‘struggle for life’ en ‘survival of the
, fittest’. In elke omgeving voeren organismen een dagelijkse strijd met soortgenoten om te
overleven: struggle for life. De omgeving oefent een selectiedruk uit op de
overlevingskansen van individuen. Individuen met gunstige eigenschappen hebben bij de
selectiedruk betere kansen in de strijd om het bestaan: survival of the fittest. De fittest zijn
de individuen in een populatie die de meeste nakomelingen krijgen. Na Darwin ontdekte
wetenschappers dat mutaties in het DNA en recombinatie val allelen door geslachtelijke
voortplanting voor die grote variatie zorgt.
Na een aantal generaties en bij constante selectiedruk bestaat vrijwel de hele populatie uit
individuen met die gunstige eigenschappen. Verandert selectiedruk, dan bieden andere
eigenschappen voordeel.
Ernst Mayr kwam in 1942 met een verklaring over hoe natuurlijke selectie tot nieuwe soorten
lijdt.
● Allopatrische soortvorming
Een barrière splitste een populatie in tweeën. In
beide populaties komen mutaties voor, waardoor
eigenschappen veranderen. Bij het opheffen van
de barrière kunnen de eigenschappen zo
verschillen dat individuen uit beide populaties
elkaar niet meer herkennen als soortgenoten of
ze kunnen geen vruchtbare nakomelingen meer
krijgen.
● Sympatrische soortvorming
Bij deze soortvorming speelt een barrière geen rol. Hier is
het een gevolg van seksuele selectie. De vrouwtjes
kiezen de mannetjes gebaseerd op een fysieke
eigenschap (kleur, grootte gewei).
Het fokken van dieren of kweken van planten met gewenste
eigenschappen heet kunstmatige selectie. Hiermee selecteert de mens welke
eigenschappen gunstig zijn.
8.3 Een populatie vol allelen
De frequentie waarin allelen in een populatie voorkomen, de allelfrequentie, zal veranderen
wanneer nieuwe allelen een succes blijken te zijn.
De populatiegenetica bestudeert de genetische samenstelling van populaties. Door
immigranten neemt de genetische diversiteit toe in West Europa. De genenpool, de erfelijke
samenstelling van de populatie, is verrijkt met nieuwe allelen die bij de oorspronkelijke
bewoners niet of nauwelijks voorkwamen. De migratie van allelen van de ene populatie naar
een andere populatie heet gene flow.
Genotypefrequenties zijn te berekenen door het aantal fenotypen te delen door het totaal
aantal personen uit de steekproef.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper emmakuijtenbrouwer. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,69. Je zit daarna nergens aan vast.