Hoorcollege 1:
Empirische cirkel.(zie slide) Bij kwalitatief slaan we de hypothese over. Je gaat iteratief te werk
omdat je steeds herhalend te werk gaat, heen en weer tegelijk. Bij kwantitatief is het best lineair. Bij
kwalitatief ga je steeds heen en weer. Dit kan door een kwalitatief interview, je hebt een
ongestructureerd(helemaal open, vaak ligt alleen het onderzoek vast) en semigestructureerd (aantal
onderwerpen in bv topic list maar hoe het precies besproken gaat worden is onbekend) en
gestructureerd interview(alles ligt vast, kan dus op papier). Semigestructureerd en ongestructureerd
zijn kwalitatieve interviews en gestructureerd is een survey.
Kwalitatieve interviews: Reactiviteit, als mensen weten dat er een onderzoek is gaan ze zich anders
gedragen. Sommige onderwerpen zullen inderdaad sociaal wenselijk gedragen, zie je vooral bij
observaties en iets minder bij interviews. Gaande weg vergeten mensen wel vaak dat er iets/iemand
bekijkt. Focusgroep is geen manier om snel een interview te doen, je hebt minder diepte en gaat
meer om interactie (Komt straks meer over). Een moderator hoort bij een focus groep, bij een
interview is er een interviewer.
Interviews zijn vragen en antwoorden. Het is een gesprek over gedachten, ideeën, meningen,
ervaringen en gevoelens van de participant die omgezet moeten worden in woorden en een
gesprekszetting. De interviewer helpt dit proces door de juiste vragen te stellen (contents), gedrag te
motiveren (relational). Je hebt het best druk als interviewer. Dit blijkt uit het question-answer model.
Allereerst denk de respondent als er een vraag wordt gesteld aan, wat willen ze van mij weten?
(Comprehension) Dan denkt de respondent : wat is het antwoord? Dit moet je soms ophalen.
(Retrieval) Dan denk je of je het wilt delen. (Judgement) Dan moet je het in woorden omzetten.
(Reporting an answer) Als interviewer moet je op al deze stappen letten aangezien het fout kan
gaan, na een interview ben je echt heel kapot. Laat ook af en toe een stilte vallen. Dingen die fout
kunnen gaan zijn bijvoorbeeld onduidelijke vragen of een respondent die een andere moedertaal.
Door het interview wil je het perspectief van de respondent op een bepaald idee, programma of
situatie weten. Dit is niet beschouwen maar het perspectief van de persoon innemen. Je spreekt een
klein deel ipv een grote steekproef, maar die leer je dan wel goed kennen.
Dingen bij een goed interview: Het is een reciprocal interaction, het is een beetje geven en nemen.
Jij neemt de respondent ook verder, door bv helderheid te geven en zij helpen jij met je onderzoek.
Het is Responsiveness, je past je aan aan de ander. Trust, je bouwt vertrouwen op met je
respondent. Je maakt duidelijk dat je professioneel bent. Vertrouwen heet ook wel built rapport.
Ook moet je luisteren naar de persoon, niet denken aan je andere vraag of je onderzoek. Meer
denken waarom denkt iemand dit of wat bedoeld de persoon, dit kan sturend richting je onderwerp.
Vraag relevante follow-up vragen. Denk vooral aan dit moment! En niet wat erna gebeurd.
Vormen van interviews: Face to face (twee mensen praten over het onderwerp, ze zitten schuin
tegen over elkaar. Het is irritant als je nadenkt en de interviewer je meteen aankijkt).De setting kan
wel enorm verschillen, de situatie kan ook mis gaan denk aan bij iemand thuis en er lopen kinderen
door. Telefoon, hier heb je minder controle, je leest geen emoties en weet niet waar iemand mee
bezig is. Online, kan via Skype (je ziet elkaar nog) en via een chat. Je mist weer persoonlijkheid en het
werkt niet altijd goed. Go-along interview: kortere vorm van een etnografisch onderzoek, een dag
meelopen met een persoon of meegaat op een wandeling. De persoon is in de natuurlijke omgeving
wat het laagdrempelig maakt. Etnografisch onderzoek: groot onderzoek met wekenlang in een
situatie met momenten van interviews, is een combinatie van observaties, interviews en
focusgroepen. Ook wel onderdeel van een diepgaand onderzoek naar het leven van de respondent.
, Alle interviews gaan uit van verschillende stages: 1) aankomen en introductie : benaderen van de
persoon kan je het al verpesten, als ze aankomen en je hebt het niet op orde dan krijg de respondent
al geen vertrouwen. Alles al klaar hebben staan als je respondent komt. Ook heb je wat vragen
klaarliggen die je kunt vragen als de respondent binnenkomt. En vertel wat over jezelf. 2)
Introduceren van het onderzoek : informed concent getekend, wat er gebeurd met data en gewoon
zeggen dat het gaat beginnen etc. 3) Het interview begint : net geen koetjes en kalfjes meer, maar
lekker even aftasten hoe het gaat wat meer feitelijke of gesloten vragen. 4) Gedurende het
interview, hier heb je wat meer echt de diepte in en waar je naar toe hebt gewerkt samen. Dit is het
onderwerp waar je het over wilt hebben. Ook stiltes zijn belangrijk, als je een te kort antwoord hebt
bijvoorbeeld. Dit is een vorm van probing. Als je je hoofd onderwerp hebt besproken komt : 5) Einde
van het interview, nog rustig afsluiten. Niet midden in het hoofdonderwerp/ gevoelig onderwerp
stoppen. 6) Na het interview, ook is er een doorloop effect. Na het gesprek komt er ook nog
waardevolle informatie bij de respondent. Zorg ook dat je hier ruimte voor inbouwt, hou je spullen er
nog bij en wees nog even low-key. Maar hou dus wel je aandacht erbij, voor als field notes of memos.
Focus groepen: gaat over hoe de mensen door interactie tot een bepaald antwoord komen.
Kenmerken van een focusgroep: De data komt door interactie. Je laat de participanten
luisteren ,reflecteren en nadenken over hun eigen standpunt. Het is dus geen groeps interview en
spontane en naturalistische setting. We doen focusgroepen om problemen te diagnosen, nieuwe
ideeën of nieuwe realties te stimuleren, evalueren van een programma en interpreteren van
kwantitatieve resultaten (mixed-methodes of triangulatie van een kwalitatieve en kwantitatieve
methode). Het doel is niet om consensus te krijgen.
Er kunnen ook dingen fout gaan. Geen groeps interactie op gang laten komen, de respondenten
brengen hele nieuwe onderwerpen aan. De mediator heeft niet de skills om het te doen. Het is lastig
om te plannen. Respondenten kunnen zich oncomfortabel voelen. Heel complexe data analyse, je
moet op meer level’s kijken. 3 levels: Intragroep (wat word er binnen de groep gezegd), individueel
(wat vind elke persoon er zelf van, hierdoor kan je ook kijken of ze en patroon hebben doorgemaakt)
en Intergroep (kijk je naar verschillen tussen verschillende groepen)
Doe geen focusgroep als: je je niet aan de afspraken kan houden , je zal zelf er goed mee omgaan
maar ook de andere mensen moeten hun mond houden. Sommige dingen zijn echt te persoonlijk om
te delen. Of denk eraan een baas uitnodigen bij de werknemers samen. Sommige dingen kun je
beter niet laten bespreken omdat het te gevoelig is. Ook moeten participanten comfortabel met
elkaar zijn, als dat niet is dan werkt het niet.
Hoe doe je een focusgroep: Plannen, Recruting, Moderating en Analyzing and Reporting. Zorg ook
voor een co-moderator om achtergrond dingen bij te houden, zoals drinken bijhouden en opname.
Stages of a
focus groep:
Tuckman and
Jenson
hebben hier
een model
voor. Forming,
Storming,
Norming,
Performing &
Adjourning