Voor periode 4 van de studie social work moet je deze hoofstukken kennen. Ik heb een samenvatting gemaakt aan de hand van het boek en de colleges. Ook vind je hier oefenstelling, evenveel als je in de echte toets zal vinden. De antwoorden kan je hier tevens ook vinden!!
Sociologie
Week 1: H6 stratificatie
Sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid = de verschillen in macht en daarmee verbonden sociale privileges
Sociale ongelijkheid is een fundamenteel kenmerk van menselijk samenleven.
In ruime zin: gaat het over alle sociale verschillen, alle situaties waarin mensen verschillende sociale
positie innemen.
In het dagelijks taalgebruik en in de sociale wetenschappen: hiërarchische verschillen, die in termen
van hoger en lager uitgedrukt kunnen worden.
Als sociaal werker
Sociaal werkers worden geconfronteerd met ongelijkheden in de samenleving bijvoorbeeld
achterstandswijken. Als toekomstige sociaal werken plaats je constant mensen op de
maatschappelijke ladder en die indeling, die hiërarchie bedenk je niet helemaal zelf, die is afhankelijk
van de samenleving waarin je opgroeit. Sociaal werkers kunnen ook een aandeel hebben in de
reproductie van sociale ongelijkheid bijvoorbeeld mensen te bevoordelen en anderen te benadelen.
Macht
Macht = het vermogen om het gedrag van anderen met behulp van sancties te beïnvloeden.
Machtsverschillen en daarmee ook verschillen in sociale privileges, zijn geworteld in
afhankelijkheidsverhoudingen tussen mensen. Afhankelijkheid impliceert macht (iemand die van een
ander afhankelijk is, ondergaat de min of meer dwingende invloed van die ander).
Door de macht die bepaalde mensen hebben, kunnen ze bepaalde privileges verweren maar door
bepaalde privileges kunnen ze ook weer macht verwerven.
- Economische macht: de beschikken Macht Privileges
en controle over schaarse goederen Economische macht Materiële beloningen
en diensten in een samenleving
waar anderen op aangewezen zijn Politiek macht Bevoegdheden en rechten
(baas kan een medewerker ontslaan, Affectieve macht Status en respect
materiële beloningen).
- Politieke macht: de beschikking en Cognitieve macht Toegang tot kennis en informatie
mogelijkheid om dwang of geweld te
gebruiken, bevoegdheden en rechten.
- Affectieve macht: het vermogen om anderen emotioneel aan zich te binden, te beïnvloeden
(een vakbondsleider die andere aanspoort om te gaan staken, status en respect)
- Cognitieve macht: de beschikking over kennis die ook voor anderen ook waardevol is (als
afgestudeerd sociaal werker beschik jij ook over een bepaalde kennis die anderen niet hebben,
toegang tot kennis en informatie).
Effectieve en duurzame macht over een grote groep verondersteld organisatie. Een organisatie is
een machtsbron die te combineren is met de overige vier machtsbronnen.
Privileges op het ene gebied kunnen worden gebruikt als middel om privileges op andere gebieden te
verkrijgen.
,Statusincongruentie: wanneer de positie op de maatschappelijke ladder niet overeenkomt met de
criteria die ze hier voor behoeven. (wanneer een beroepsgroep heel veel maatschappelijke aanzien heeft
maar niet overeenkomt met de inkomsten die ze krijgen).
Oorzaak sociale ongelijkheid
We zijn in de samenleving geneigd om ongelijkheid te verklaren door individuele verschillen in
bekwaamheden en prestaties. Maar sociale ongelijkheid ontstaat uit afhankelijkheidsverhoudingen,
de bindingen tussen mensen, die machtsverschillen en daaruit voorvloeiende verschillen in sociale
privileges met zich meebrengen.
Meer algemene verklaringen voor sociale ongelijkheid:
- Andere sociologen leggen de nadruk op economische bindingen
- Weer andere sociologen leggen de nadruk op statusverschillen
Stratificatie
- Verdeling van de maatschappij in omvangrijke bestaande groeperingen waartussen
ongelijkheidsverhoudingen bestaan en waarvan het lidmaatschap ten dele sociaal erfelijk is.
- Als we naar samenlevingen kijken kunnen mensen ondergebracht worden in lagen; strata.
Als je mensen indeelt in groepen en onder elkaar plaatst van hoog naar laag spreek je van
sociale stratificatie.
- Een samenleving is meer gestratificeerd naarmate de verschillen in macht en privileges
tussen gezinnen, families of huishoudens groter zijn.
- Stratificatie is een gestructureerde vorm van sociale ongelijkheid, daarmee word bedoeld dat
op macro niveau meerdere soorten mensen in dezelfde positie zitten.
- Er is bij sociale stratificatie spraken van een zekere continuering van de sociale ongelijkheid
over verschillende generaties. Dat betekend dat de overstap van de ene laag naar de andere
laag niet zo maar gemaakt is (een kind van arme ouders heeft niet zo’n grote kans om CEO van een
multinational te worden).
- Sociale stratificatie is ontstaan toen de jachtsamenleving overging naar een agrarische
samenleving en toen er surplusproductie en surplus toe-eigening ontstond .
Agrarische samenlevingen
Al deze samenlevingen werden gedomineerd door een aristocratie. Aan de top van deze aristocratie
bevond zich de centrale vorst met zijn familie. De grote meerderheid van de bevolking bestond uit
overwegend arme boeren die surplus voor de aristocraten opbrachten.
In de jachtsamenleving produceerde jagers en verzamelaars geen overschot. De groep deelde met
elkaar de voorraden. Er was geen arbeidsdeling, geen beslissing van taken en arbeid. Er bestonden
geen categorieën van mensen die beter af waren. Toen de jagers en verzamelaars zich gingen
vestigen op een plek, werd het groepsleven steeds meer gekenmerkt werd door ongelijkheid.
Families met toe-eigende grond beschikte sneller over bedoelde middelen om meer land te
bewerken. Er was een overschot en mensen werden ingedeeld in functies en taken.
Surplusproductie = Een zodanig niveau van en regelmaat in de voedselproductie, dat niet iedereen
zich daar meer over hoeft te bekommeren en zich op andere activiteiten kan richten.
Surplus toe-eigening = de hogere standen konden zich productiesurplus toe eigenen.
Er ontstaat in de middeleeuwen een standenmaatschappij. Het systeem heeft drie standen: de
geestelijkheid, de adel en het gewone volk.
, Industrialisering en klassenvorming
Met de industrialisering versnelde de economische ontwikkeling. De samenstelling van de
beroepsbevolking veranderde, de sociale mobiliteit nam toe. De economische ongelijkheid was niet
meer zo nauw verbonden met traditionele verschillen in status, in ‘stand’.
standenmaatschappij klassenmaatschappij: standen kenmerken zich door groeperingen en met
een bepaalde status, statusbewust zijn en een bepaalde levensstijl. Klassen onderscheiden zich
vooral naar bezit en arbeidspositie. Deze systemen worden nog steeds in deze tijd gebruikt.
Klassentheorie van Marx en Engels
Bourgeoisie: degene die de macht hebben EN Proletariaat: de arbeiders
Marx voorspelden: dat de klassenstrijd steeds intenser zou worden. De verpaupering van het
Proletariaat werd steeds schrijnender wanneer zij zich vergelijken met de Bourgeoisie. Op een
gegeven moment zou er een revolutie ontstaan waardoor het zou omslaan naar een klasse lozen
maatschappij. Waarin privé bezit omgezet zou worden naar gemeenschappelijk bezit. Die polarisatie
wat Marx voorspelde nam NIET plaats.
De klassenpolarisatie nam niet toe door vijf ontwikkelingen in de samenleving:
1) Toenemende omvang van ondernemingen waardoor er een uitbreiding van de nieuwe
middenklasse plaats vond.
2) Verbetering positie van arbeiders (lonen stegen, meer vrije tijd, sociale verzekeringen) waardoor
de materiële zekerheid werd vergroot.
3) ‘verburgerlijking’ van arbeiders. De levenswijze van de meeste arbeiders ging steeds meer
lijken op die van de middenklasse. De klassengrenzen tussen beide vervaagden.
4) De socialiste partijen gingen zich gematigder opstellen en zochten meer verbinding met
staatsorganen. Er ontstond meer juridische bescherming, veiligere werkplekken en meer
financiële steun bij ongevallen.
5) Persoonlijke kapitaal werd minder belangrijk als basis van sociale ongelijkheid. Daarbij werd
opleiding steeds belangrijker.
Klassen en statusverschillen in de huidige westerse samenleving
In het algemeen kunnen op drie gronden klassenonderscheidingen worden gemaakt:
1) Verschillen in economische positie
2) Klassenbewustzijn
3) Barrières in de mobiliteit
Recente ontwikkelingen in sociaaleconomische ongelijkheid:
- Nivelleren tot 1980: inkomensgroepen kwamen dichter bij elkaar.
- Daarna toename van inkomensongelijkheid.
Overgangen zijn vloeiender en minder duidelijke voorstelling van klasse verhoudingen. Het boek
verdeeld klasse in deze lagen:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Sannedv. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.