Proeftentamen Psychopathologie
Fundamentals of Abnormal Psychology – Comer, R.J. & Comer, J.S.
Docent: Gaëtan Mertens - Tentamendatum: 17 juni 2021
Jammer genoeg hebben we geen officiële oefenvragen gekregen voor de cursus psychopathologie,
dus zullen deze vragen gebaseerd zijn op tentamens van andere cursussen psychopathologie.
Vraag 1
Wat verstaan we onder delirium?
a. Gedurende een periode van minstens één maand ervaart het individu persistente
waangedachten die niet veroorzaakt worden door schizofrenie, zoals vervolging, jaloezie,
grandiositeit en somatische wanen
b. Gedurende een aantal uur of dagen ervaart de persoon snel bewegende en fluctuerende
verwarring voor wat betreft oriëntatie tot de omgeving
c. Gemarkeerde symptomen van beide schizofrenie en een ernstige depressieve of manische
episode over een periode van minstens één maand
d. Wordt gekenmerkt door extreem wantrouwen over de intenties van anderen. Mensen met
deze stoornis vertonen voornamelijk een breed patroon van wantrouwen en verdenkingen
bij andere mensen.
Vraag 2
Wat is het verschil tussen narcistische en histrionische persoonlijkheidsstoornis?
a. Histrionische persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een constante zoektocht naar
aandacht, sterke emoties en het hebben van overdreven stemmingen, dit heeft narcistische
persoonlijkheidsstoornis allemaal niet
b. Narcistische persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een constante zoektocht naar
aandacht, sterke emoties en het hebben van overdreven stemmingen, dit heeft histrionische
persoonlijkheidsstoornis allemaal niet
c. Histrionische persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door ernstige instabiliteit, zoals
hevige stemmingswisselingen, instabiel zelfbeeld en impulsiviteit, dit heeft narcistische
persoonlijkheidsstoornis allemaal niet
d. Narcistische persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door ernstige instabiliteit, zoals
hevige stemmingswisselingen, instabiel zelfbeeld en impulsiviteit, dit heeft histrionische
persoonlijkheidsstoornis allemaal niet
, Vraag 3
Wat voor therapievormen zijn effectief bij angststoornissen?
a. Aversietherapie
b. Confrontatietherapie
c. Terugvalpreventietraining
d. Blootstellingstherapie
Vraag 4
Welke neurotransmitter lijkt een causaal verband te vormen met schizofrenie?
a. Norepinephrine, deze is onderactief
b. Dopamine, deze is onderactief
c. Norepinephine, deze is overactief
d. Dopamine, deze is overactief
Vraag 5
Bij welk van deze persoonlijkheidsstoornissen lijkt medicatie het minst effectief?
a. Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
b. Borderline persoonlijkheidsstoornis
c. Antisociale persoonlijkheidsstoornis
d. Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
Vraag 6
Wat zijn belangrijke aandachtspunten van sekstherapie?
a. Cognitieve en gedragsmatige benaderingen
b. Educatie, acceptatie en communicatie
c. Koppel- en familietherapie
d. Alle antwoorden zijn juist